ECLI:NL:RBUTR:2008:BG8197

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
27 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
258534/ FA RK 08-7011
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van inbewaringstelling na geneeskundige verklaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 27 november 2008 uitspraak gedaan over de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, die op 21 november 2008 was opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank ontving een verzoek van de officier van justitie, vergezeld van een geneeskundige verklaring van een arts-assistent, die niet voldeed aan de vereisten van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ). De raadsman van de betrokkene voerde aan dat de geneeskundige verklaring onrechtmatig was, omdat deze niet was ondertekend door een psychiater. Hij stelde ook dat de betrokkene geen gevaar meer vormde en bereid was om vrijwillig opgenomen te blijven.

Tijdens de mondelinge behandeling werd de betrokkene gehoord, evenals zijn raadsman en een psychiater, drs. N.D. Schiemanck. De rechtbank stelde vast dat de betrokkene kort na zijn opname was onderzocht door een psychiater, maar dat er geen schriftelijke verklaring van dat onderzoek aanwezig was. De psychiater verklaarde dat de betrokkene nog steeds manisch psychotisch was en dat er ernstige zorgen bestonden over zijn geestelijke toestand. De rechtbank concludeerde dat er een onmiddellijk dreigend gevaar bestond voor de algemene veiligheid van personen of goederen, waardoor een voorlopige machtiging niet kon worden afgewacht.

De rechtbank verleende daarom de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van twee weken, tot en met 11 december 2008. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Penders, rechter, in tegenwoordigheid van P.J. van der Linden als griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rekestnummer: 258534 / FA RK 08-7011
Beschikking van 27 november 2008
op het verzoek van de officier van justitie van 24 november 2008 tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum],
wonende te [adres],
verblijvende in MESOS Medisch Centrum te Utrecht.
1. Het verloop van de procedure
Dit blijkt uit de volgende gebeurtenissen:
- het verzoek van de officier van justitie van 24 november 2008 en de daarbij gevoegde bijlagen te weten beschikking van de burgemeester van de gemeente Zeist van 21 november 2008 en van de geneeskundige verklaring als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ), eveneens van
21 november 2001.
- De mondelinge behandeling op 27 november 2008, waarbij de rechtbank heeft gehoord:
- de betrokkene,
- mr. P.J.M. van Galen, raadsman van betrokkene,
- mevr. N.D. Schiemanck, psychiater.
2. Het standpunt van de betrokkene
2.1. De raadsman van betrokkene heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Daartoe heeft hij het volgende aangevoerd. De geneeskundige verklaring is opgesteld en ondertekend door een arts-assistent, die geen psychiater is. Het is vereist dat de geneeskundige verklaring wordt ondertekend door een bij voorkeur niet-behandelend psychiater. Nu aan dat vereiste niet is voldaan en niet is komen vast te staan dat betrokkene kort na de opneming op
21 november 2008 door een psychiater is onderzocht, moet volgens de raadsman worden geconcludeerd dat de last tot inbewaringstelling onrechtmatig is en dat de rechtbank nu niet kan beslissen tot voortzetting van de inbewaringstelling.
2.2. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat betrokkene als gevolg van zijn geestesstoornis nu geen gevaar meer veroorzaakt en dat hij bovendien bereid is vrijwillig opgenomen te blijven.
Voorts verklaarde de raadsman dat betrokkene voor de opneming in overleg met zijn ambulant behandelende arts zijn medicatie had afgebouwd. Hierbij is door de arts over het hoofd gezien dat betrokkene het medicijn depakine wel had moeten blijven slikken. Door het niet innemen van deze medicatie zijn de problemen ontstaan. Thans neemt betrokkene zijn medicatie in en zal deze ook blijven innemen. Ook is betrokkene ontvankelijk voor adviezen die hem worden gegeven door de artsen en verplegers. Betrokkene voelt zich nu “beter dan ooit” maar ziet in dat zijn stemming verder gestabiliseerd moet worden.
3. De gang van zaken na de opneming
3.1. De rechtbank heeft ter zitting onderzocht wat de gang van zaken is geweest na de opneming van betrokkene.
Drs. Schiemanck heeft desgevraagd de status van betrokkene opgehaald. Een deel van de digitale status heeft zij uitgedraaid. Deze uitdraai is ter zitting gelezen en besproken. Mede aan de hand daarvan heeft zij als volgt verklaard:
a. betrokkene is op 21 november 2008 opgenomen in het W.A.-Huis te Utrecht, unit A;
b. kort na de opneming heeft een intake plaatsgehad. Het is gebruikelijk dat daarbij de afdelingspsychiater, mevrouw drs. M. Theulen, aanwezig is; dat de intake heeft plaatsgevonden blijkt uit een korte verwijzing in het verpleegkundig verslag. Drs. Schiemanck beschikt niet over een (digitaal) exemplaar van deze intake;
c. Betrokkene is op 27 november 2008 overgeplaatst naar het Mesos-ziekenhuis te Utrecht;
d. Drs. Schiemanck heeft betrokkene kort na de overplaatsing in het Mesos-ziekenhuis onderzocht.
3.2. Betrokkene heeft ter zitting bevestigd dat hij na opneming is gezien door mevrouw M. Theulen, psychiater.
3.3. De psychiater heeft ter zitting voorts verklaard dat zij betrokkene na de overplaatsing heeft onderzocht. Op grond van dit onderzoek heeft zij verklaard dat betrokkene ook nu nog manisch psychotisch is, zij het dat de psychose langzaam vermindert. Betrokkene is nog steeds ontremd en verhoogd associatief. Zijn ziekte-inzicht en besef zijn gering. Verder heeft zij desgevraagd verklaard dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat betrokkene als gevolg van de stoornis weer gevaar zal veroorzaken, zodra er geen machtiging meer is. Zij heeft op dit moment nog onvoldoende vertrouwen in de wens van betrokkene om vrijwillig opgenomen te zijn en behandeld te worden zolang dat naar medisch oordeel noodzakelijk is. De psychiater baseert dit op de wisselende mate van samenwerking tussen het ziekenhuis en betrokkene.
4. De beoordeling
4.1. De rechtbank stelt op grond van de hiervoor verkort weergegeven verklaringen vast dat betrokkene kort na de opneming is onderzocht door een psychiater. De rechtbank leidt dit af uit de status en de bevestiging door betrokkene. Van dit onderzoek is echter geen verklaring ter zitting aanwezig. De inhoud van dat onderzoek kan bij de verdere beoordeling niet doorslaggevend zijn De rechtbank voegt hier wel aan toe dat de bevindingen van de psychiater in het W.A.-Huis kennelijk niet hebben geleid tot ontslag.
4.2. Voorts stelt de rechtbank vast dat drs. Schiemanck betrokkene heeft onderzocht direct na zijn binnenkomst in het Mesos-ziekenhuis en voordat de behandeling ter zitting was begonnen. Voor deze vaststelling en de bevindingen van de psychiater verwijst de rechtbank naar punt 3.3. Drs. Schiemanck was op het moment dat betrokkene in het ziekenhuis werd binnengebracht onbekend met hem. Zij heeft de behandeling van betrokkene eerst ter hand genomen, nadat zij hem had onderzocht.
Hierdoor is voldaan aan de eis die is gesteld in HR 26 september 2008, Bj 2008, 58 (met noot Dijkers) . De Hoge Raad heeft daarin onder meer als volgt overwogen:
“In een geval waarin de inbewaringstelling is gelast op basis van een schriftelijke verklaring van een arts die geen psychiater is, brengt de bepaling van art. 5 lid 1, aanhef en onder e ,EVRM dan ook mee dat de rechter, onverminderd het bepaalde in art. 29 lid 2 Wet Bopz, een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling slechts mag verlenen na te hebben kennisgenomen van een schriftelijke - dan wel ter zitting mondeling afgelegde en in het proces-verbaal van de zitting te vermelden - verklaring van een niet behandelend psychiater die persoonlijk de betrokkene na diens inbewaringstelling heeft onderzocht.”
De laatst bedoelde omstandigheid doet zich hier voor. Dat drs. Schiemanck inmiddels de behandelend psychiater is doet aan haar onafhankelijke positie ten tijde van haar onderzoek niet af. Dit leidt ertoe dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn verzoek.
4.3. Over de inhoud van het verzoek overweegt de rechtbank als volgt.
Er bestaan zorgen omtrent het toestandsbeeld van betrokkene. Betrokkene heeft geen ziekte-inzicht en afspraken maken gaat moeizaam. Betrokkene werkt niet altijd mee. De psychiater verklaarde voorts dat er twijfels bestaan omtrent de door betrokkene geuite vrijwilligheid.
De rechtbank is tot de overtuiging gekomen dat het ernstige vermoeden bestaat dat een stoornis van de geestvermogens, te weten stemmingsstoornissen, de betrokkene gevaar doet veroorzaken. Dit gevaar, namelijk gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen, is zo onmiddellijk dreigend dat een voorlopige machtiging niet kan worden afgewacht. De rechtbank is van oordeel dat dit gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten het ziekenhuis kan worden afgewend.
4.4. Naar aanleiding van informatie die de rechtbank ter zitting heeft verkregen, is zij tot de conclusie gekomen dat de ter zitting uitgesproken bereidwilligheid tot het meewerken aan de behandeling, waartoe behoort het innemen van de medicatie door betrokkene, als onderdeel van de door betrokkene uitgesproken wens om vrijwillig in de instelling te verblijven, thans nog onvoldoende bestendig is. Betrokkene heeft onder meer ter zitting gezegd het spel wel mee te spelen.
Uit hetgeen de betrokkene heeft verklaard, heeft de rechtbank niet de overtuiging gekregen dat er bij betrokkene sprake is van de nodige bereidheid zich te doen opnemen en te verblijven in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 20, eerste lid, Wet BOPZ.
Derhalve verleent de rechtbank de machtiging voorzetting inbewaringstelling voor de duur van twee weken.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verleent machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van de betrokkene in MESOS Medisch Centrum te Utrecht of in een ander psychiatrisch ziekenhuis, tot en met 11 december 2008;
5.2. verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven op 27 november 2008 door mr. A.S. Penders, rechter, in tegenwoordigheid van P.J. van der Linden als griffier.