Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 247774 / HA ZA 08-852
Vonnis van 17 december 2008
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STERN AUTO BV,
gevestigd te Utrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. E.H. de Jonge-Wiemans,
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1],
gevestigd te Leersum,
2. [gedaagde]
wonende te Leersum,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KRAAN- EN SLEEPBEDRIJF HOOGENRAAD BV,
gevestigd te Leersum,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. A.S. Bakker.
Partijen zullen hierna respectievelijk Stern en [gedaagde] c.s. genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 juli 2008;
- het proces-verbaal van comparitie van 27 oktober 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. Stern is een dealer van personen- en bedrijfswagens van het merk Mercedes in de omgeving van Veenendaal. [gedaagde] c.s. is een takel- en bergingsbedrijf. De voertuigen van [gedaagde] c.s. waren bij Stern in onderhoud.
2.2. Stern heeft [gedaagde] c.s. ter zake van onderhoud facturen gestuurd ten bedrage van EUR 12.247,97 (inclusief BTW). Deze facturen zijn gedeeltelijk onbetaald gebleven.
3.1. Stern vordert – samengevat – hoofdelijke veroordeling, dat als de een betalende, de ander zal zijn gekweten, van [gedaagde] c.s. tot betaling van EUR 5.066,82, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over EUR 3.176,56 vanaf 10 april 2008 tot de dag van algehele voldoening en kosten.
3.2. Stern legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij diensten heeft verricht voor [gedaagde] c.s. en [gedaagde] c.s. voor deze diensten heeft gefactureerd. [gedaagde] c.s. weigert echter de facturen te betalen.
3.3. [gedaagde] c.s. voert als verweer aan dat Stern de door haar gevorderde hoofdsom niet inzichtelijk heeft gemaakt. Tevens stelt [gedaagde] c.s. zich op het standpunt dat Stern dubbele incassokosten en dubbele rente vordert.
3.4. In reactie op dit verweer heeft Stern tijdens de comparitie toegelicht dat het totale factuurbedrag EUR 12.247,97 bedraagt. Van dit bedrag zijn betalingen door [gedaagde] c.s. afgetrokken. Voorts is hiermee een bedrag van meer dan EUR 6.000,- verrekend dat [gedaagde] c.s. aan Stern in rekening heeft gebracht ter zake van sleepdiensten.
3.5. [gedaagde] c.s. stelt dat zij in verband met foutief uitgevoerde reparaties aan de Mercedes 1317 gerechtigd is een bedrag van EUR 6.000,- te verrekenen. Ter comparitie heeft [gedaagde] c.s. dit verweer nader toegelicht. [gedaagde] c.s. voert aan dat zij geen opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden aan de Mercedes 1317 die zijn genoemd in de factuur van Stern van 4 april 2007 ten bedrage van EUR 5.576,48. Volgens [gedaagde] c.s. heeft zij Stern enkel opdracht gegeven tot het uitvoeren van een APK-keuring en het vervangen van een turboklep. Voorts is namens [gedaagde] c.s. toegelicht dat de Mercedes 1317 slechts EUR 7.000,- waard is, zodat het niet aannemelijk is dat [gedaagde] c.s. opdracht geeft tot een reparatie van EUR 6.000,-.
3.6. In reactie dit verweer heeft Stern ter comparitie toegelicht dat klanten altijd worden gebeld, voordat tot reparatie wordt overgegaan. In dit verband heeft [receptionist] (receptionist bij Stern) aangegeven dat hij met gedaagde] heeft gebeld en hem heeft verteld dat een hele waslijst aan reparaties nodig was om de Mercedes 1317 goed te keuren. Volgens [receptionist] heeft [gedaagde] hem toen meedegeeld dat hij moest doen wat nodig was. Volgens Stern waren alle in de factuur van 4 april 2007 genoemde werkzaamheden noodzakelijk voor de APK-keuring.
3.7. Voorts voert [gedaagde] c.s. aan dat Stern de remmen van de Mercedes 1117 herhaaldelijk niet goed heeft gerepareerd, zodat zij niet gehouden is de factuur ten bedrage van EUR 1.642,- te betalen. Volgens [gedaagde] c.s. is ook gebleken dat het brandstoffilter van deze Mercedes is vervuild, ondanks het feit dat Stern de wagen in onderhoud had. Volgens [gedaagde] c.s. is zij daarom niet gehouden de onderhoudsfactuur ten bedrage van EUR 1.793,31 te betalen.
3.8. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.9. [gedaagde] c.s. vordert – samengevat – veroordeling van Stern tot betaling van een bedrag van:
- EUR 14.515,91 ten titel van schade, subsidiair tot een bedrag aan schade zoals het de rechtbank in goede justitie voorkomt,
- EUR 10.500,- ten titel van stilstand, subsidiair tot een bedrag aan schade zoals het de rechtbank in goede justitie voorkomt,
- vermeerderd met kosten.
3.10. [gedaagde] c.s. verwijt Stern dat zij haar werkzaamheden in verband met een APK-keuring niet goed heeft uitgevoerd. Ter onderbouwing van dit standpunt stelt [gedaagde] c.s. dat Stern de Mercedes Actros, die bestaat uit een truck met een daaraan vastzittende speciale aanhanger, ten onrechte heeft goedgekeurd. Volgens [gedaagde] c.s. dienen de truck en de aanhanger apart te worden gekeurd. Stern heeft volgens [gedaagde] c.s. in eerste instantie enkel de truck APK-gekeurd. Toen [gedaagde] c.s. Stern hierop wees, heeft Stern de aanhanger goedgekeurd, terwijl het kentekenbewijs ervan was verlopen. Volgens [gedaagde] c.s. mag een aanhanger met een verlopen kentekenbewijs echter niet worden goedgekeurd. Volgens [gedaagde] c.s. is zij nadien door de politie staande gehouden toen zij met de Mercedes Actros in Heerhugowaard reed. Als gevolg hiervan mocht [gedaagde] c.s. niet verder rijden en heeft zij een boete gekregen ten bedrage van EUR 4.230,45, waarbij zij verwijst naar het transactievoorstel van het Centraal Justitieel Incassobureau van 11 juli 2007. Deze boete dient voor rekening van Stern te komen, aldus [gedaagde] c.s.
3.11. Ter comparitie heeft Stern erkend dat zij de aanhanger behorende bij de Mercedes Actros vanwege het ontbreken van een geldig kentekenbewijs niet had mogen goedkeuren. Volgens Stern zou dit bij een steekproef van de RDW ook gebleken zijn. Volgens Stern is zij echter niet aansprakelijk voor de schade, omdat zij niet verantwoordelijk is voor het al dan niet beschikken over een geldig kentekenbewijs van de aanhanger. Ter onderbouwing van dit verweer voert Stern aan dat alle eigenaren van de RDW een schrijven hebben ontvangen toen aanhangers dienden te worden voorzien van een kentekenbewijs in plaats van een registratiebewijs. [gedaagde] c.s. heeft de schade aan zichzelf te wijten, aldus Stern.
3.12. Volgens [gedaagde] c.s. heeft Stern de Chevrolet 3500 HD niet goed gerepareerd, waardoor zij schade heeft geleden van EUR 2.600,15. Tijdens de comparitie heeft [gedaagde] c.s. toegelicht dat deze schade is ontstaan doordat Stern, in verband met de reparatie van de keerring in het staartstuk van de versnellingsbak, heeft vergeten de ophanglager vast te zetten. Als gevolg hiervan is volgens [gedaagde] c.s. de tussenas gebroken. Stern heeft volgens [gedaagde] c.s. vergeefs gezocht naar een vervangende tussenas. Uiteindelijk is [gedaagde] c.s. erin geslaagd een tweedehands tussenas in de Verenigde Staten te kopen.
3.13. Tijdens de compartie heeft Stern erkend dat het verhaal van [gedaagde] c.s. met betrekking tot de Chevrolet 3500 HD wel klopt. Stern voert evenwel als verweer aan dat [gedaagde] c.s. door door haar gestelde schade van EUR 2.600,15 niet heeft onderbouwd.
3.14. Volgens [gedaagde] c.s. heeft Stern de remmen van de Mercedes 1117 herhaaldelijk niet goed gerepareerd, hetgeen tot schade heeft geleid. Deze schade bestaat volgens [gedaagde] c.s. uit het factuurbedrag van EUR 1.642,- (zie r.o. ?3.7). Tijdens de comparitie heeft [gedaagde] c.s. toegelicht dat hij meermalen aan [receptionist] en een persoon die nu in Nijkerk werkzaam is, heeft meegedeeld dat hij de reparaties aan de Mercedes 1117 niet accepteerde.
3.15. Voorts is volgens [gedaagde] c.s. gebleken dat het brandstoffilter van de Mercedes 1117 is vervuild (zie r.o. ?3.7). Hierdoor heeft zij schade geleden ter grootte van de onderhoudsfactuur ten bedrage van EUR 1.793,31.
3.16. Stern betwist dat zij gehouden is een bedrag van € 1.642,- aan [gedaagde] c.s. te vergoeden. Volgens Stern valt niet in te zien hoe [gedaagde] c.s. de facturen van 22 januari 2007 en 24 juli 2007, waarvan Stern in conventie betaling vordert, in reconventie als schade op kan voeren.
Schade aan Mercedes Actros en Mercedes 1117
3.17. Voorts stelt [gedaagde] c.s. dat Stern schade aan twee van haar voertuigen heeft toegebracht, welke schade in totaal EUR 4.250,- bedraagt.
3.18. Ter onderbouwing van dit standpunt stelt [gedaagde] c.s. dat een medewerker van Stern het achterlicht van de Mercedes Actros stuk heeft gereden, hetgeen volgens [gedaagde] c.s. door Stern is erkend. De Mercedes moest als gevolg hiervan ter reparatie worden aangeboden. De reparatiekosten bedragen volgens [gedaagde] c.s. EUR 1.250,-. Tijdens de comparitie heeft [gedaagde] c.s. toegelicht dat niet alleen het achterlicht maar ook de behuizing beschadigd was. [gedaagde] c.s. stelt dat zij Stern pas achteraf op de hoogte heeft gesteld van de beschadigde behuizing.
3.19. Stern voert primair als verweer aan dat zij geen schade aan het achterlicht van de Mercedes Actros heeft veroorzaakt. Ter comparitie heeft Stern evenwel erkend dat zij een achterlichtglas voor de Mercedes Actros aan [gedaagde] c.s. heeft gegeven dat door [gedaagde] c.s. zelf is aangebracht. Volgens Stern ging zij ervan uit dat de zaak hiermee was afgedaan.
Subsidiair voert Stern als verweer aan dat [gedaagde] c.s. haar niet in de gelegenheid heeft gesteld de schade te herstellen.
Meer subsidiair stelt Stern zich op het standpunt dat [gedaagde] c.s. de door haar geclaimde schade van EUR 1.250,- niet heeft onderbouwd.
3.20. Volgens [gedaagde] c.s. heeft Stern ook de Mercedes 1117 beschadigd. Tijdens werkzaamheden aan dit bergingsvoertuig heeft Stern de cabine ervan omhoog gekrikt zonder dat de vergrendeling van de cabine was verwijderd. Als gevolg hiervan is de bodemplaat van de cabine verbogen. Stern heeft vervolgens geprobeerd de bodemplaat te herstellen door deze met een hamer recht te slaan, aldus [gedaagde] c.s. De schade, die volgens [gedaagde] c.s. meermalen tussen partijen is besproken, bedraagt tenminste EUR 3.000,-.
3.21. Stern erkent dat schade aan de Mercedes 1117 is ontstaan bij het terugkantelen van de cabine. Primair voert Stern echter als verweer aan dat [gedaagde] c.s. heeft verzuimd tijdig te klagen als bedoeld in artikel 6:89 BW.
Subsidiair voert Stern als verweer aan dat [gedaagde] c.s. de door haar gestelde schade van EUR 3.000,- op geen enkele manier onderbouwd heeft.
3.22. [gedaagde] c.s. stelt dat de tekortkomingen van Stern ertoe hebben geleid dat de voertuigen gedurende een bepaalde periode niet gebruikt konden worden. De kosten van deze stilstand komen voor rekening van Stern, aldus [gedaagde] c.s. [gedaagde] c.s. heeft de stilstanddagen als volgt gespecificeerd:
- Mercedes Actros: 4 dagen
- Mercedes 1117: 14 dagen
- Mercedes 1317: 14 dagen
- Chevrolet 3500 HD: 10 dagen.
De totale stilstandschade bedraagt volgens [gedaagde] c.s. EUR 10.500,-.
3.23. Stern betwist dat [gedaagde] c.s. schade ten bedrage van EUR 10.500,- heeft geleden als gevolg van stilstand. Stern voert daartoe aan dat [gedaagde] c.s. de duur van de gestelde stilstand niet heeft onderbouwd. Met betrekking tot de geclaimde stilstanddagen van de Chevrolet 3500 HD voert Stern in het bijzonder aan dat [gedaagde] c.s. nog een tussenas had liggen die hij tijdelijk heeft gebruikt. Stern betwist dan ook dat de Chevrolet 10 dagen stil heeft gestaan.
3.24. In reactie op het verweer van Stern heeft [gedaagde] c.s. ter comparitie gesteld dat zij geen tussenas voorhanden had die tijdelijk voor de Chevrolet 3500 HD is gebruikt.
3.25. Stern voert voorts aan dat de stilstandkosten zijn berekend op basis van commerciële tarieven die [gedaagde] c.s. aan derden in rekening brengt en niet op basis van reëele kosten.
Tevens voert Stern aan dat [gedaagde] c.s. ten onrechte uitgaat van gemiste omzet, terwijl [gedaagde] c.s. hoogstens aanspraak kan maken op gederfde winst.
Tot slot voert Stern als verweer dat de Mercedes Actros geen bergingsvoertuig is, maar een vrachtwagen om auto’s te vervoeren en dat uitval van dit voertuig niet kan leiden tot stilstandschade. Bovendien is [gedaagde] c.s. gewaarschuwd voor het feit dat de aanhanger van de Mercedes Actros niet gekeurd was, zodat [gedaagde] c.s. de schade aan zichzelf te wijten heeft, aldus Stern.
3.26. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. Uit de namens [gedaagde] c.s. ter comparitie gedane mededeling dat het jammer is dat de rekenkundige uitleg van de vordering niet in de dagvaarding was vermeld, begrijpt de rechtbank dat de berekening van het door Stern gevorderde bedrag niet langer tussen partijen in geschil is. Het verweer van [gedaagde] c.s. op dit punt behoeft dan ook geen verdere bespreking.
Werkzaamheden aan de Mercedes 1317
4.2. Gelet op de toelichting van [gedaagde] c.s. tijdens de comparitie (zie r.o. 3.5) begrijpt de rechtbank haar verweer aldus dat [gedaagde] c.s. zich op het standpunt stelt dat zij niet met Stern overeen is gekomen dat Stern de werkzaamheden zou verrichten die genoemd zijn in de factuur van 4 april 2007 ten bedrage van EUR 5.576,48.
4.3. De rechtbank stelt vast dat [gedaagde] c.s. de stelling van Stern niet betwist dat de in de voornoemde factuur genoemde werkzaamheden op zich nodig waren om deze Mercedes goed te keuren, welke stelling van Stern dan ook door de rechtbank als juist wordt aangenomen. Gelet hierop en gelet op hetgeen over en weer is gesteld en ter zitting is verklaard, zal de rechtbank Stern – zijnde de partij op wie ter zake de bewijslast rust – opdragen te bewijzen dat zij van [gedaagde] c.s. opdracht heeft gekregen al datgene te doen dat noodzakelijk was om de Mercedes 1317 goed te keuren.
4.4. Bij het oproepen van getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld ten minste 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
Werkzaamheden aan de Mercedes 1117
4.5. Vast staat dat [gedaagde] c.s. de facturen ten bedrage van EUR 1.642,- en EUR 1.793,31 aan Stern heeft betaald. De rechtbank begrijpt het verweer van [gedaagde] c.s. aldus dat zij zich op het standpunt stelt dat zij daartoe niet gehouden was, omdat Stern toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar onderhoudsverplichtingen.
4.6. De rechtbank passeert dit verweer. Anders dan [gedaagde] c.s. kennelijk betoogt, ontslaat een tekortkoming van een schuldeiser de schuldenaar niet van zijn betalingsverplichtingen. Dit is anders indien de schuldenaar de overeenkomst heeft ontbonden (waarvan hier geen sprake is), omdat partijen in dat geval van hun verbintenissen zijn bevrijd.
4.7. De rechtbank begrijpt uit hetgeen ter comparitie is aangevoerd dat Stern als overkoepelend verweer aanvoert dat [gedaagde] c.s. haar niet de mogelijkheid heeft gegeven de gestelde gebreken te herstellen, zodat Stern niet in verzuim is komen te verkeren. De rechtbank zal dit verweer – waar nodig – bespreken.
4.8. De rechtbank begrijpt de stellingen van [gedaagde] c.s. aldus dat zij zich op het standpunt stelt dat zij had geweten dat de bij de Mercedes Actros behorende aanhangwagen niet over een geldig kentekenbewijs beschikte, als Stern – zoals zij had moeten doen – de aanhangwagen vanwege het ontbreken van een geldig kentekenbewijs niet had goedgekeurd. [gedaagde] c.s. bedoelt kennelijk ook te zeggen dat zij de boete van EUR 4.230,45 niet zou hebben gekregen, als zij op de hoogte was geweest van het ontbreken van een geldig kentekenbewijs.
4.9. Tussen partijen staat vast dat Stern de bij de Mercedes Actros behorende aanhangwagen vanwege het ontbreken van een geldig kentekenbewijs niet had mogen goedkeuren (zie r.o. 3.11). De rechtbank neemt daarom tot uitgangspunt dat Stern toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen een deugdelijke APK-keuring uit te voeren. Dit oordeel brengt met zich dat Stern gehouden is de schade te vergoeden die [gedaagde] c.s. als gevolg van deze tekortkoming heeft geleden. Naar het oordeel van de rechtbank moet de boete aangemerkt worden als schade die het gevolg is van deze tekortkoming.
4.10. De rechtbank is evenwel van oordeel dat het beroep op eigen schuld aan de zijde van [gedaagde] c.s. slaagt. De zelfstandige kentekenplicht voor aanhangwagens boven de 750 kg geldt sinds 1 september 2003. Het is uitsluitend de verantwoordelijkheid van [gedaagde] c.s. – mede gelet op het feit dat zij een professionele partij is die in het kader van haar bedrijfsvoering voertuigen met aanhangers op de openbare weg gebruikt – zorg te dragen voor een geldig kentekenbewijs voor de aanhanger. Dit oordeel brengt met zich dat de boete het gevolg is van een aan [gedaagde] c.s. toe te rekenen omstandigheid, nu zij met de Mercedes Actros heeft gereden terwijl de aanhangwagen niet over een geldig kentekenbewijs beschikte. Dit betekent dat de schade het gevolg is van eigen schuld aan de zijde van [gedaagde] c.s. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om een gedeelte van de schade aan Stern toe te rekenen.
4.11. Gelet op het voorgaande zal de vordering van [gedaagde] c.s. tot vergoeding van schade ten bedrage van EUR 4.230,45 worden afgewezen. Dit oordeel brengt mee dat de vordering tot vergoeding van de stilstandschade – voor zover deze het gevolg is van het ontbreken van een geldig kentekenbewijs – eveneens zal worden afgewezen.
4.12. Tussen partijen staat vast dat de tussenas van de Chevrolet is gebroken, omdat Stern heeft vergeten de ophanglager vast te zetten (zie r.o. 3.13). De rechtbank neemt daarom tot uitgangspunt dat Stern toerekenbaar tekort is geschoten in haar reparatiewerkzaamheden. Dit brengt mee dat Stern gehouden is de schade te vergoeden die [gedaagde] c.s. als gevolg van deze tekortkoming heeft geleden.
4.13. Voor zover Stern als verweer aanvoert dat [gedaagde] c.s. haar niet de gelegenheid heeft gegeven het gebrek te herstellen, wordt dit verweer gepasseerd. Tussen partijen is immers niet in geschil dat Stern heeft getracht een vervangende tussenas te vinden (zie r.o. 3.12). Hiermee staat vast dat Stern in de gelegenheid is geweest het gebrek te herstellen.
4.14. De rechtbank zal [gedaagde] c.s. in de gelegenheid stellen de door haar gestelde schade ten bedrage van EUR 2.600,15 bij akte te onderbouwen.
4.15. De schade die [gedaagde] c.s. stelt te hebben geleden, bestaat uit de door Stern in rekening gebrachte factuurbedragen van EUR 1.642,- en EUR 1.793,31 (zie r.o. 3.14 en r.o. 3.15). Kennelijk bedoelt [gedaagde] c.s. hiermee te zeggen dat deze kosten beschouwd moeten worden als schade, omdat Stern de in de facturen genoemde werkzaamheden ondeugdelijk heeft uitgevoerd.
4.16. De rechtbank volgt [gedaagde] c.s. in deze stelling niet. De factuurbedragen komen ingevolge artikel 6:74 BW niet voor vergoeding in aanmerking, omdat deze kosten geen gevolg zijn van de gestelde tekortkoming van Stern. Immers, ook bij behoorlijke nakoming door Stern dient [gedaagde] c.s. de facturen van Stern te voldoen.
Schade aan Mercedes Actros en Mercedes 1117
4.17. De rechtbank volgt Stern in haar verweer dat zij ervan uit mocht gaan dat de zaak was afgedaan door de terbeschikkingstelling van een nieuw achterlichtglas voor de Mercedes Actros. Als niet weersproken staat immers vast dat Stern aan [gedaagde] c.s. een nieuw achterlichtglas ter beschikking heeft gesteld, welk glas door [gedaagde] c.s. zou worden bevestigd. De rechtbank is van oordeel dat Stern onder deze omstandigheden – in het bijzonder door de gedragingen van [gedaagde] c.s. – redelijkerwijs mocht verwachten dat de schade aan het achterlicht genoegzaam was vergoed. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank tevens de door [gedaagde] c.s. ter comparitie gedane mededeling dat zij Stern niet onmiddellijk in kennis heeft gesteld van de beschadigde behuizing. Stern hoefde er derhalve niet op bedacht te zijn dat de terbeschikkingstelling van het achterlichtglas onvoldoende was om – indien al juist – de gehele schade te dekken.
4.18. Gelet op het voorgaande zal de vordering van [gedaagde] c.s. tot vergoeding van EUR 1.250,- worden afgewezen. Dit oordeel brengt tevens met zich dat de vordering tot vergoeding van stilstandschade aan de Mercedes Actros – voor zover deze het gevolg is van de schade aan het achterlicht – eveneens zal worden afgewezen.
4.19. Tussen partijen is niet in geschil dat schade aan de Mercedes 1117 is veroorzaakt bij het terugkantelen van de cabine door Stern (zie r.o. 3.21). Hiermee staat vast dat Stern toerekenbaar tekort is geschoten bij de werkzaamheden aan dit voertuig. Dit brengt met zich dat Stern gehouden is de schade aan [gedaagde] c.s. te vergoeden.
4.20. De rechtbank passeert het verweer van Stern dat zij niet gehouden is deze schade te vergoeden omdat [gedaagde] c.s. niet binnen bekwame tijd heeft geklaagd. In dit verband is van doorslaggevend belang de onweersproken stelling van [gedaagde] c.s. dat Stern heeft geprobeerd de schade aan de bodemplaat van de cabine met een hamer te herstellen (zie r.o. 3.20). Uit deze poging blijkt dat Stern kennis had van deze schade. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank tevens de – evenmin door Stern weersproken – stelling van [gedaagde] c.s. dat de schade meermalen tussen partijen is besproken.
4.21. De rechtbank zal [gedaagde] c.s. in de gelegenheid stellen de door haar gestelde schade van EUR 3.000,- bij akte nader te onderbouwen.
4.22. Voor zover Stern zich op het standpunt stelt dat de door [gedaagde] c.s. geclaimde stilstandschade niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat zij niet in verzuim verkeert, passeert de rechtbank dit verweer.
4.23. Alsnog deugdelijk nakomen van haar verplichtingen door Stern neemt de stilstandschade niet weg. De door [gedaagde] c.s. gevorderde stilstandschade is derhalve definitief geleden. In zoverre is de tekortkoming van Stern niet voor herstel vatbaar en is de tekortkoming blijvend onmogelijk in de zin van artikel 6:74 lid 2 en artikel 6:81 BW. De bepalingen over verzuim zijn derhalve niet op de stilstandschade van toepassing.
4.24. De rechtbank heeft reeds overwogen dat de vordering tot vergoeding van stilstandschade aan de Mercedes Actros zal worden afgewezen (zie r.o. 4.11 en r.o. 4.18).
4.25. Over de gestelde stilstandschade aan de Mercedes 1317 overweegt de rechtbank als volgt. In haar conclusie van eis in reconventie heeft [gedaagde] c.s. zich op het standpunt gesteld dat de Mercedes 1317 als gevolg van verkeerd uitgevoerde reparaties door Stern 14 dagen heeft stilgestaan. Ter comparitie heeft [gedaagde] c.s. evenwel toegelicht dat zij Stern niet verwijt reparaties verkeerd te hebben uitgevoerd, maar dat Stern werkzaamheden heeft verricht die niet tussen partijen zijn overeengekomen (zie r.o. 3.5). Gelet op het feit dat [gedaagde] c.s. heeft nagelaten te stellen dat de niet overeengekomen APK-werkzaamheden hebben geleid tot een stilstand van 14 dagen en zonder nadere motivering ook niet valt in te zien dat voornoemde werkzaamheden hebben geleid tot een zodanige stilstand, zal de vordering van [gedaagde] c.s. tot vergoeding van stilstandschade – voor zover deze betrekking heeft op de Mercedes 1317 – eveneens worden afgewezen.
4.26. De rechtbank heeft overwogen dat Stern uit hoofde van wanprestatie aansprakelijk is voor de schade die het gevolg is van de gebroken tussenas van de Chevrolet 3500 HD (zie r.o. 4.12). Dit oordeel brengt mee dat Stern eveneens aansprakelijk voor de schade die [gedaagde] c.s. heeft geleden gedurende de periode dat zij dit voertuig vanwege de gebroken tussenas niet heeft kunnen gebruiken.
4.27. De rechtbank heeft voorts overwogen dat Stern uit hoofde van wanprestatie aansprakelijk is voor de schade die het gevolg is van het terugkantelen van de cabine van de Mercedes 1117 (zie r.o.4.19). Gelet hierop is Stern tevens aansprakelijk voor de uit deze tekortkoming voortvloeiende stilstandschade.
4.28. Deze Mercedes 1117 heeft volgens [gedaagde] c.s. eveneens stil gestaan als gevolg van het niet herstellen van de remmen en een vervuild brandstoffilter (zie r.o. 3.7). Hoewel [gedaagde] c.s. deze verwijten ten onrechte opwerpt met als doel in conventie te betogen dat zij niet gehouden is facturen van Stern te betalen (zie r.o. 4.16), stelt de rechtbank vast dat Stern deze verwijten niet inhoudelijk heeft betwist. Stern heeft zich in haar conclusie van antwoord in reconventie enkel op het standpunt gesteld dat [gedaagde] c.s. de duur van de gestelde stilstand niet heeft onderbouwd. De rechtbank neemt daarom tot uitgangspunt dat Stern toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar onderhoudsverplichtingen met betrekking tot de Mercedes 1117. Dit oordeel brengt mee dat Stern ook gehouden is de stilstandschade te vergoeden die [gedaagde] c.s. als gevolg van voornoemde tekortkomingen heeft geleden.
4.29. Samenvattend komt de rechtbank tot het oordeel dat Stern gehouden is stilstandschade te vergoeden met betrekking tot:
- de Chevrolet 3500 HD gedurende de periode dat [gedaagde] c.s. dit voertuig vanwege de gebroken tussenas niet heeft kunnen gebruiken;
- de Mercedes 1117 gedurende de periode dat [gedaagde] c.s. dit voertuig niet heeft kunnen gebruiken als gevolg van de beschadigde bodemplaat van de cabine, de niet naar behoren gerepareerde remmen en het vervuilde brandstoffilter.
4.30. Met betrekking tot de omvang van de stilstandschade overweegt de rechtbank als volgt. Het verweer van Stern, inhoudende dat [gedaagde] c.s. ten onrechte uitgaat van gemiste omzet, terwijl zij hoogstens aanspraak kan maken op gederfde winst, slaagt. Voor schadevergoeding op grond van toerekenbare tekortkoming komen ingevolge artikel 6:96 lid 1 BW immers geleden verlies en gederfde winst in aanmerking. Voor vergoeding van misgelopen omzet is, bij gebreke van andersluidende afspraken, in dit geval geen plaats. Om de omvang van de gederfde winst van [gedaagde] c.s. te kunnen vaststellen, is in elk geval nodig dat inzicht bestaat in de winstmarge die [gedaagde] c.s. in het algemeen hanteert bij de inzet van de in r.o. 4.29 genoemde voertuigen. Aangezien partijen zich nog niet hebben uitgelaten over deze winstmarge, zal de rechtbank partijen daartoe in de gelegenheid stellen.
4.31. De rechtbank zal [gedaagde] c.s. in de gelegenheid stellen de door haar gestelde stilstandschade met betrekking tot de in r.o. 4.29 genoemde voertuigen – en met inachtneming van hetgeen in r.o. 4.30 is overwogen – bij akte te onderbouwen.
5.1. draagt Stern op te bewijzen hetgeen is weergegeven onder r.o. 4.3,
5.2. bepaalt dat, indien Stern het bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. M.E. Heinemann in het gerechtsgebouw te Utrecht aan Vrouwe Justitiaplein 1 op woensdag 22 april 2009 van 9.00 uur tot 12.30 uur,
5.3. bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank – ter attentie van de secretaresse van de rechters (mevrouw H. Alberts, kamer A.2.16) – om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in de vier maanden volgend op genoemde datum,
5.4. bepaalt dat Stern, indien zij het bewijs niet door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en/of door een ander bewijsmiddel, zij dit binnen twee weken na de datum van deze uitspraak schriftelijk aan de rechtbank – ter attentie van mevrouw Alberts voornoemd – en aan de wederpartij moet opgeven,
5.5. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.6. houdt iedere verdere beslissing aan,
5.7. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 7 januari 2009 voor het nemen van een akte door [gedaagde] c.s. over hetgeen is vermeld onder r.o. 4.14, r.o. 4.21 en r.o. 4.31,
5.8. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2008.