ECLI:NL:RBUTR:2008:BG6699

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
12 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/601453-07 + 16/515656-06 (tul)
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal uit voertuigen met meerdere verdachten in Utrecht

Op 12 september 2008 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal uit voertuigen. De zaak betreft twee parketnummers: 16/601453-07 en 16/515656-06. De verdachte werd ervan beschuldigd op 29 december 2007 in Utrecht, samen met anderen, een oranje boodschappentas en diverse goederen uit een geparkeerde Volkswagen Polo te hebben gestolen. De goederen waren toebehorend aan benadeelde partijen. De verdachte had zich toegang verschaft tot de auto door een ruit in te slaan. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van een poging tot diefstal van een navigatiesysteem uit een BMW op 25 april 2007, waarbij hij eveneens de toegang tot het voertuig had verkregen door middel van braak.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen zorgvuldig gewogen. De aangever van de eerste diefstal had gezien hoe de verdachte met een boodschappentas wegliep. Bij de aanhouding van de verdachte werden ook schoenen aangetroffen die hij niet kon verklaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal en de poging tot diefstal, en dat zijn verklaringen ongeloofwaardig waren.

De officier van justitie had een werkstraf van 80 uren geëist, waarvan 40 uren voorwaardelijk, en een schadevergoeding aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met een proeftijd van twee jaar, en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde werkstraf gelast, omdat de verdachte zich opnieuw aan strafbare feiten had schuldig gemaakt. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers, en de rechtbank heeft rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummers: 16/601453-07 en 16/515656-06 (tul)
Datum uitspraak: 12 september 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak
gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres].
Raadsman: mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 september 2008.
De behandeling ter terechtzitting heeft gelijktijdig plaatsgevonden, doch niet gevoegd, met de behandeling van de zaak, bekend onder parketnummers 16/512071-06, omdat de verdachte in laatst genoemde zaak minderjarig was.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 29 december 2007 te Utrecht, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in / uit een op/nabij de Menno van Coehoornstraat staande auto
(merk Volkswagen, type Polo, kleur grijs) heeft weggenomen een (oranje)
boodschappentas en/of een hoeveelheid etenswaren en/of kleding en/of schoenen
en/of een fles champagne en/of een fles Dropshot, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot
de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen
goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door een ruit van
die auto stuk te maken
Subsidiair
hij op of omstreeks 29 december 2007 te Utrecht, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een oranje
Albert Heijn boodschappentas en/of een hoeveelheid etenswaren en/of een fles
champagne en/of een (aangebroken) fles Dropshot en/of een paar schoenen, merk
Scapa, kleur bruin, en/of een poloshirt, merk Ralph Lauren, kleur zwart, heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of
zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van
die/dat goed(eren) wist(en), althans had(den) moeten vermoeden, dat het (een)
door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 25 april 2007 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een personenauto (merk BMW)
weg te nemen een navigatiesysteem, geheel of ten dele toebehorende aan Politie
Utrecht, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich
daarbij de toegang tot voornoemde personenauto te verschaffen en / of die /
dat weg te nemen navigatiesysteem onder zijn bereik te brengen door middel
van braak of verbreking, een ruit van voornoemde personenauto heeft
ingeslagen, in elk geval heeft vernield (met behulp van een steenboor) en/of
het navigatiesysteem uit de daarvoor bestemde steun heeft verwijderd, zijnde
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
De bewezenverklaring
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
Aangever [benadeelde partij 1] verklaart bij de politie dat hij op 29 december 2007 omstreeks 00.35 uur, vanuit zijn woning, drie personen bij zijn huurauto zag staan. De auto stond geparkeerd op de Menno van Coehoornstraat. Op het moment dat de aangever bij de auto komt, ziet hij dat het scheerraam rechtsachter ingeslagen is en dat er uit de auto een oranje plastic boodschappentas, met hierin diverse boodschappen is weggenomen.
Op 29 december 2007, omstreeks 00.40 uur, zien verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] twee jongens uit de Menno van Coehoornstraat komen lopen. Eén van deze jongens hield een oranje boodschappentas in zijn hand. De jongen met de boodschappentas bleef staan en de andere jongen is weggerend. De jongen met de boodschappentas bleek [verdachte] te zijn. Bij de insluitingsfouillering bleek de verdachte een paar schoenen onder zijn jas te hebben.
De verdachte verklaart bij de politie dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan diefstal, maar dat hij de goederen die hij bij zich had ten tijde van zijn aanhouding op de grond had gevonden. Op de plek waar de goederen op de grond lagen, kwam de verdachte een jongen tegen, met wie hij samen naar de tassen is gaan kijken. Ze hebben beide een aantal kledingstukken gepakt en zijn met de tas weggelopen.
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor vermelde verklaring van de verdachte, welke hij ter terechtzitting heeft herhaald, gezien het zeer korte tijdsbestek waarin de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden zodanig onaannemelijk is dat deze ongeloofwaardig is.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1.
Primair
op 29 december 2007 te Utrecht, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een op de Menno van Coehoornstraat staande auto (merk Volkswagen, type Polo, kleur grijs) heeft weggenomen een (oranje) boodschappentas en een hoeveelheid etenswaren en kleding en schoenen en een fles Dropshot, toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en de weg te nemen
goederen onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door een ruit van
die auto stuk te maken.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
Aangever verklaart dat een onopvallend politievoertuig, merk BMW, op 25 april 2007 geparkeerd werd op de Westerdijk te Utrecht. Diezelfde dag wordt geconstateerd dat er was ingebroken in het voertuig. Door de verbalisanten wordt geconstateerd dat de voorste ruit aan de bestuurderszijde is ingeslagen. De zuignapsteun, welke bevestigd was aan de voorruit was verschoven. Het navigatiesysteem dat in de zuignapsteun zat, lag op de passagiersstoel. Tussen de glasscherven lag een boorkop.
Verbalisant [verbalisant 3] verklaart dat hij glasgerinkel hoort en vervolgens in de richting van het geluid kijkt. Hij ziet de verdachte dan in het ingeslagen raam van het bestuurdersportier hangen. De verbalisant loopt naar de verdachte toe en trekt hem met lichte dwang uit de auto.
In het dossier bevinden zich foto’s die gemaakt zijn met behulp van de camera die zich bevond in het voertuig. Op de foto’s 8, 10 en 11 is te zien dat een manspersoon voorover in het voertuig hangt en tracht de zuignapsteun los te maken van de voorruit.
De verdachte verklaart bij de politie dat hij het raam van de auto heeft vernield met de boor. Hij verklaart, na confrontatie met de foto’s, dat het lijkt of hij naar iets grijpt.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij door de verbalisant door wie hij is aangehouden in het voertuig is geduwd en dat hij het navigatiesysteem heeft vastgepakt om zich ergens aan vast te kunnen houden. Hij heeft verklaard niet de intentie te hebben gehad het navigatiesysteem weg te willen nemen.
De rechtbank is van oordeel dat de door de verdachte afgelegde verklaring ter terechtzitting, gezien de inhoud van het dossier, ongeloofwaardig is.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
2.
op 25 april 2007 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een personenauto (merk BMW) weg te nemen een navigatiesysteem, toebehorende aan Politie Utrecht, en zich daarbij de toegang tot voornoemde personenauto te verschaffen en dat weg te nemen navigatiesysteem onder zijn bereik te brengen door middel van braak, een ruit van voornoemde personenauto heeft vernield (met behulp van een steenboor) en het navigatiesysteem uit de daarvoor bestemde steun heeft verwijderd, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde feit:
Medeplegen van diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde feit:
Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader(s) schuldig gemaakt aan een autokraak. Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal in een voertuig door middel van braak. Dergelijke delicten veroorzaken grote gevolgen bij de betrokkenen en brengen ook elders in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. De verdachte heeft, door aldus te handelen, slechts oog gehad voor zijn financiële gewin, met voorbijgaan aan de gevolgen voor de slachtoffers.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 21 juli 2008, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van de William Schrikker Jeugdreclassering d.d. 9 september 2008, opgemaakt door M.E.W. de Gier, reclasseringswerker, waarin wordt geadviseerd aan verdachte een voorwaardelijke taakstraf op te leggen, met daarbij de maatregel Hulp en Steun, uit te voeren door de William Schrikker Groep, ook als dit inhoudt dat verdachte meewerkt aan een behandeling bij Het DOK.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een werkstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de William Schrikker Groep, ook als dat inhoudt een behandeling bij het DOK;
- de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] gedeeltelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 637,- en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel;
- de vordering van de benadeelde partij Politie Utrecht toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank acht, alles afwegende, een deels onvoorwaardelijke taakstraf als na te melden passend en geboden.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 152,- wegens materiële schade en een bedrag van
€ 600,- wegens immateriële schade.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de vergoeding van de champagne, de aftershave, de gereedschapsset, de autolader en de sneeuwbril is niet van zo eenvoudige aard dat dit onderdeel van de vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De vordering van de benadeelde partij is voor het overige van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte bewezenverklaarde feit.
De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 300,- en de materiële schade wordt begroot op € 5,-.
De vordering zal daarom tot een totaalbedrag van € 305,- worden toegewezen.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De vordering van de benadeelde partij Politie Utrecht Noord
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 2 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 609,74 wegens materiële schade.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte bewezenverklaarde feit.
De materiële schade wordt begroot op € 609,74.
De vordering zal tot een totaalbedrag van € 609,74 worden toegewezen.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 16/515656-06:
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank van 4 oktober 2006 is de verdachte veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Blijkens een kennisgeving als bedoeld in artikel 366a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is de proeftijd ingegaan op 19 oktober 2006.
De officier van justitie vordert thans dat de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke werkstraf wordt gelast.
Nu de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, te weten de hiervoor bewezen verklaarde feiten, heeft de veroordeelde voornoemde voorwaarde overtreden.
De rechtbank zal de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke werkstraf gelasten.
De rechtbank heeft acht geslagen op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14g, 22c, 22d, 45, 47, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een TAAKSTRAF, bestaande deze straf uit:
een werkstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen, indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Bepaalt dat van deze taakstraf, een gedeelte bestaande uit, groot 40 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens de William Schrikker Groep te geven aanwijzingen, ook als dat inhoudt een behandeling bij het DOK, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de uitvoering van de werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], ten dele toe tot een bedrag van € 305,- (zegge driehondervijf euro).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering voor wat betreft het overige gedeelte van de vordering en dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 305,- (zegge driehonderdvijf euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Wijst de vordering van de benadeelde partij Politie Utrecht Noord, toe tot een bedrag van € 609,74 (zegge zeshonderdnegen euro en vierenzeventig euro).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
De rechtbank legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 609,74 (zegge zeshonderdnegen euro en vierenzeventig euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 12 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Ten aanzien van parketnummer 16/515656-06:
Gelast de tenuitvoerlegging van de werkstraf, voor de duur van 40 uren, welke voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis d.d. 4 oktober 2006.
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M. Otte, Z.J. Oosting en J.D.E. Brouwer-Poederbach, bijgestaan door mr. L.C.J. van der Heijden als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 september 2008.
Mr. J.D.E. Brouwer-Poederbach is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.