ECLI:NL:RBUTR:2008:BG6683
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- P.M.E. Bernini
- A. Wassing
- Z.J. Oosting
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit gedwongen prostitutie
Op 10 december 2008 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel uit gedwongen prostitutie. De verdachte, geboren in 1985 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door raadsvrouwe mr. J.W. Verhoef. De rechtbank baseerde haar oordeel op notities van het slachtoffer en een agenda van de verdachten, waaruit bleek dat er in de periode van 8 juni 2008 tot en met 15 juli 2008 een totale opbrengst van € 95.171,00 was verkregen. Na aftrek van kosten, waaronder autokosten, werkkleding en huisvesting, kwam de rechtbank tot een wederrechtelijk verkregen voordeel van € 70.593,00. Van dit bedrag werd 35% toegewezen aan het slachtoffer, wat resulteerde in een definitief bedrag van € 37.283,15 dat de verdachte diende te betalen.
De rechtbank oordeelde dat de vordering van de officier van justitie, die strekte tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel, gegrond was. De rechtbank schatte het voordeel dat de verdachte had verkregen uit mensenhandel op € 18.641,58. Dit bedrag werd gelijkelijk verdeeld tussen de veroordeelden, aangezien er geen concrete verdeling was aangetoond. De rechtbank legde de verplichting op tot betaling aan de Staat van dit bedrag, omdat de draagkracht van de verdachte voldoende werd geacht om aan deze verplichting te voldoen.
De uitspraak is gedaan naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 november 2008, waarbij de rechtbank de relevante wettelijke voorschriften in acht nam, met name artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank wees het meer of anders gevorderde af, waarmee de beslissing definitief werd vastgesteld.