ECLI:NL:RBUTR:2008:BG6682

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
10 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600848-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en poging tot zware mishandeling in de prostitutie met kwetsbaar slachtoffer

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 10 december 2008 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte betrokken was bij de uitbuiting van een kwetsbaar slachtoffer in de prostitutie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en haar medeverdachte het slachtoffer, dat een licht verstandelijke beperking had, hebben misleid en gedwongen om onbeschermde seks te hebben met klanten, terwijl hen werd voorgehouden dat deze klanten getest waren op geslachtsziekten. De rechtbank achtte het onder 1 tenlastegelegde, namelijk mensenhandel, wettig en overtuigend bewezen. Het slachtoffer werd door de verdachten in een gecontroleerde en uitbuitingssituatie gehouden, waarbij zij al haar verdiensten aan de verdachten moest afstaan. De rechtbank concludeerde dat de verdachten misbruik hebben gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer en dat er sprake was van een ernstige schending van haar lichamelijke en geestelijke integriteit. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 20 maanden en een schadevergoeding aan het slachtoffer van € 43.309,85, bestaande uit materiële en immateriële schade. De uitspraak benadrukt de ernst van mensenhandel en de bescherming van kwetsbare individuen in de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600848-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 december 2008
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1985] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de P.I.V. Nieuwersluis, te Nieuwersluis
raadsvrouwe mr. J.W. Verhoef, advocaat te Zeist
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 26 november 2008, waarbij de officier van justitie, mr. E.D.I. Martens, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. Ter terechtzitting van
26 november 2008 heeft nogmaals een wijziging van de tenlastelegging plaatsgevonden, overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met een ander [slachtoffer] in de prostitutie heeft laten werken en daaruit voordeel heeft getrokken;
Feit 2: heeft gepoogd samen met een ander [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar tijdens de prostitutiewerkzaamheden onbeschermd seks te laten hebben met klanten, terwijl haar –kort gezegd- werd voorgehouden dat de klanten geen geslachtsziektes hadden.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
De raadsvrouwe heeft namens verdachte – onder meer - betoogd dat er geen sprake is geweest van uitbuiting door verdachte door middel van dwang of door feiten en omstandigheden, zoals is ten laste gelegd. Ook zou volgens de raadsvrouwe het handelen van de medeverdachte [medeverdachte] niet aan verdachte [verdachte] zijn toe te rekenen en is zij eerst in februari 2008 betrokken geraakt bij de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer]. Daar komt bij dat geen sprake is geweest van een afhankelijke positie van aangeefster ten opzichte van verdachte en had aangeefster de vrijheid en mondigheid haar eigen keuzes te maken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Relatie verdachte [medeverdachte] en aangeefster [slachtoffer]
In 2005 hebben verdachte [medeverdachte] (hierna te noemen: [medeverdachte]) en [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer]) elkaar leren kennen. Vervolgens zijn er blijkens het dossier regelmatig contacten geweest tussen [slachtoffer] en [medeverdachte]. Zowel [medeverdachte] als [slachtoffer] verklaren bij de politie dat zij vervolgens een seksuele relatie hadden. Voor [slachtoffer] was tevens sprake van een liefdesrelatie.
[medeverdachte] heeft ter terechtzitting ontkend dat hij een liefdesrelatie met [slachtoffer] heeft gehad en heeft gezegd dat hij alleen in 2005 tweemaal seks heeft gehad met [slachtoffer]. De rechtbank volgt [medeverdachte] niet in zijn verklaring ter terechtzitting. Vastgesteld kan worden dat [medeverdachte] ten tijde van zijn contacten met [slachtoffer] samenwoonde en een relatie had met medeverdachte [verdachte] (hierna te noemen [verdachte]). Bovendien heeft [medeverdachte], blijkens zijn verklaring bij de politie , zijn relatie met [verdachte] verborgen gehouden voor [slachtoffer]. Hij heeft [slachtoffer] in de waan gelaten en gehouden dat hij met haar verder wilde.
Schulden van [slachtoffer]
[medeverdachte] was bereid om [slachtoffer] te helpen bij het aflossen van haar schulden. Hoe deze schulden zouden zijn ontstaan en hoe groot deze zouden zijn, zal de rechtbank buiten beschouwing laten. Volgens de verklaring van [medeverdachte] bij de politie heeft [medeverdachte] middels zijn stichting Vastgoed Beheer de schulden van [slachtoffer] overgenomen en verplichtte de stichting zich daarmee de schuldeisers te betalen. In mei 2007 is deze stichting door [slachtoffer] als bestuurder bij de notaris opgericht, waarna in juli 2007 [medeverdachte] bestuurder is geworden en [slachtoffer] als bestuurder is geschrapt. [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat de doelstelling van de stichting was om gelden van derden te beheren, maar dat later het idee is geboren om een escortbedrijf op te richten en onder te brengen bij de stichting Vastgoed Beheer in december 2007.
Ter terechtzitting heeft [medeverdachte] verklaard dat hij het overnemen van de schulden zwart op wit wilde hebben en hij daarom [slachtoffer] de schuldovereenkomsten d.d. 20 november 2007 liet ondertekenen. Aan deze schuldovereenkomsten was een betalingsschema voor [slachtoffer] aan voornoemde stichting gekoppeld, maar in de overeenkomst stond niet dat de schulden afgelost zouden worden aan de schuldeisers. Volgens [medeverdachte] ter terechtzitting was dit wel de bedoeling.
Ook [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat zij met [medeverdachte] naar de notaris is gegaan om onder andere voornoemde stichting op te richten. Volgens [slachtoffer] begreep zij sommige stukken niet, maar wel had zij begrepen dat [medeverdachte] die € 17.500,00 terug wilde hebben.
Aanvang werkzaamheden prostitutie
Op de vraag van de verbalisanten tijdens het studioverhoor d.d. 22 juli 2008 hoe het zo is gekomen dat zij in de prostitutie is gaan werken, heeft [slachtoffer] geantwoord: “Nou het was dus zo dat ik van hem 17.500 euro geleend had. En dat wou die graag terug hebben. (…) Hij heeft voor mij toen in de krant gekeken. Heb ik twee telefoonnummers toen van hem gekregen. (…) om in de prostitutie te gaan werken.”
En voorts: “Omdat hij tegen mij gezegd had: ik wil jou helpen met schulden af te betalen, maar dan moet jij ook je initiatief nemen en durven te zetten om goed te gaan werken. Dus gewoon heel veel klanten binnen te halen en goeie recensies op het internet te laten zetten, zodat ’t in een keer schuld afbetaald wordt. Dat je weer met een schone lei kan beginnen.”
[medeverdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer] niet heeft gesuggereerd te gaan werken in de prostitutie om de schuld af te betalen. Wel heeft hij haar naar Amsterdam gereden, zodat zij daar in de prostitutie kon gaan werken. Maar toen men niet met haar verder wilde, dacht verdachte – in zijn woorden ter terechtzitting – “laat ik het zelf proberen”. In november 2007 had verdachte reeds ‘proefballonnetjes’ opgelaten op internet door een site te maken met een denkbeeldige prostituee en in de woorden van verdachte “er geld in heeft gezien”.
In december 2007 is [slachtoffer] voor de escortservice van [medeverdachte] gaan werken. [medeverdachte] reed haar volgens zijn verklaring ter terechtzitting naar klanten, plaatste op internet advertenties en maakte via de e-mail en de telefoon afspraken met klanten voor [slachtoffer].
Betrokkenheid medeverdachte [verdachte]
In januari 2008 heeft [medeverdachte] zijn vrouw, medeverdachte [verdachte] (hierna te noemen: [verdachte]), geïnformeerd omtrent het feit dat [slachtoffer] voor hem werkte als prostituee. In februari 2008 heeft [verdachte], volgens [medeverdachte] te terechtzitting, zijn werkzaamheden overgenomen. [medeverdachte] heeft verklaard bij de politie dat zij de telefoon opnam van de klanten die belden op het nummer van de site. Ook beantwoordde zij sms-jes en had zij via de e-mail contact met klanten. Zij beheerde ook het geld dat binnenkwam via [slachtoffer].
Zoals reeds opgemerkt heeft [medeverdachte] niet verteld dat [verdachte] zijn vrouw was. [medeverdachte] heeft tegen haar gezegd dat [andere benaming verdachte] zijn planner was voor het escortbedrijf. [andere benaming verdachte] was [verdachte], maar dat wist [slachtoffer] niet, omdat ze anders misschien bij [medeverdachte] zou weglopen, aldus verdachte [medeverdachte].
Volgens [verdachte] is haar rol begonnen in februari 2008 en wist zij dat [slachtoffer] vanaf december 2007 voor [medeverdachte] werkte. Zij beantwoordde emailberichten van klanten en gaf gevraagde informatie en legde afspraken vast in de agenda op de computer. Tevens belde zij [slachtoffer] of stuurde zij haar een sms-je met de afspraak. Ze gebruikte de naam [andere benaming verdachte] en [slachtoffer] wist niet dat zij, [andere benaming verdachte], de vrouw van [medeverdachte] was. Ook deed [verdachte] zich voor als de schoonzus van [medeverdachte], aan wie [slachtoffer] haar inkomsten moest afgeven.
Ook [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat zij werd aangestuurd door [andere benaming verdachte].
Houden in gecontroleerde en uitbuitingssituatie
[medeverdachte] heeft voor [slachtoffer] een chalet gehuurd op een camping in Utrecht en later in Soest. Volgens [slachtoffer] moest zij met [medeverdachte] en [andere benaming verdachte] overleggen of zij van de camping af mocht om boodschappen te kunnen gaan doen.
Al het geld dat [slachtoffer] verdiende moest zij aan [medeverdachte] en [andere benaming verdachte] afstaan. [medeverdachte] heeft ter terechtzitting bevestigd dat dit het geval was, maar dat [slachtoffer] alles kreeg waar ze om vroeg. Zaken werden voor haar betaald en ook werd kleding voor haar gekocht.
[slachtoffer] moest toestemming vragen om boodschappen te doen en benzine te tanken.
[medeverdachte] had tegen [slachtoffer] verteld dat zij zeven dagen per week ging werken. Dit volgt eveneens uit de door [medeverdachte] geplaatste advertenties op internet waarin stond dat [slachtoffer] 24 uur per dag beschikbaar was, 7 dagen per week, inclusief kerst en oud en nieuw.
Volgens [slachtoffer] had zij soms acht klanten op een avond en de andere avond drie of vier. Zij moest de hele tijd door en [andere benaming verdachte] had elke dag, de hele week, meerdere dates voor haar. Ze was moe en zat bijna achter het stuur van de auto te slapen. [medeverdachte] zei tegen haar dat ze gewoon vol moest houden. Om zo van haar schuld af te komen.
Een klant bevestigt in recensies op internet dat hij haar voor twee uur had betaald, maar dat haar ogen bijna dicht vielen van de slaap en dat hij haar na een uur maar had weggestuurd.
Uit de beschikbare gegevens van het notitieboekje van [slachtoffer] en de afsprakenagenda op de computer in de woning blijkt dat zij zeer veel werkte.
[slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat zij bij [medeverdachte] en [andere benaming verdachte] (lees: [verdachte]) niet kon weigeren, anders zou [andere benaming verdachte] haar ontslaan.
In reactie op de vraag of [medeverdachte] [slachtoffer] onder druk heeft gezet, merkt verdachte op ter terechtzitting dat hij haar best veel heeft laten werken. Bij de politie heeft [medeverdachte] verklaard dat hij wel kon merken als [slachtoffer] geen zin had. Hij is wel eens boos op haar als ze niet wilde werken en toen hebben ze wel eens gedreigd tegen [slachtoffer] met de woorden: “We zeggen het chaletje op en je gaat terug naar Rotterdam.” Dat wilde ze absoluut niet.
[slachtoffer] heeft ook verklaard dat ze gedreigd hebben met een gevreesde SM-klant en dat ze haar naar haar ouders terug zouden sturen en ze dan naar de gevangenis zou gaan, omdat ze haar schulden niet langer kon afbetalen .
Uit de gegevens van de telefoon van [slachtoffer] blijkt dat zij veel sms-contact had met [medeverdachte] en [verdachte] waarbij zij haar op grove wijze benaderen met sms-berichten als: “Schiet nou eens op zweer” en “Rij naar Zeist schoonzus van p daarna bellen en opschieten je hebt niet alle tijd”.
Wetenschap omtrent de persoon van [slachtoffer]
Uit het dossier is gebleken dat [slachtoffer] een meisje is met een licht verstandelijke beperking. Zij heeft een IQ van 72/73. Volgens de pleegmoeder van [slachtoffer] snapt [slachtoffer] niets van geld, heeft zij geen correctievermogen, is zij mega beïnvloedbaar en kan zij geen nee zeggen.
[medeverdachte] heeft bij de politie [slachtoffer] omschreven als een simpel, lief, aardig, naïef en soms dom meisje. [slachtoffer] kan soms zelfs mongolisch overkomen. [medeverdachte] heeft zo zijn bedenkingen of je [slachtoffer] als volwassene kunt bestempelen .
Dat ook [verdachte] bekend was met de persoon van [slachtoffer] blijkt onder meer uit het sms-bericht dat zij op 6 mei 2008 aan [medeverdachte] stuurde : “Verzin een list waardoor we die mensen waarmee zij contact heb kwijt zijn die zijn van een stichting voor zwakbegaafde mensen bied aan dat je haar zal begeleiden en haar gaat helpen met haar schulden dan zal ik ook wat vriendelijker worden als ik serieus zie dat ze er wat aan doet.”
Ook voor klanten was één en ander snel duidelijk. De rechtbank verwijst naar de recensie van Zipper3xx : “Lijkt me een duidelijk gevalletje van gebruik maken van haar beperkte geestelijke vermogens, ik zou bijna zeggen dwang. Jammer dat er mensen zijn die haar zo exploiteren (…)”
Gelet op voorgaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte] en [verdachte] misbruik hebben gemaakt van het uit de feitelijke verhouding tussen aangeefster en – in eerste instantie – [medeverdachte] voortvloeiend overwicht en dat [slachtoffer] door misleiding van [medeverdachte] in de prostitutie is beland. Gelet op de gevoelens van emotionele en financiële afhankelijkheid die de verdachten moedwillig hebben opgewerkt bij [slachtoffer] is het niet nodig geweest om fysieke dwang of geweld toe te passen. Dit temeer gelet op de kwetsbare persoonlijkheid van aangeefster.
Aangeefster is niet vrij geweest in haar keuze om in de prostitutie te gaan werken en werd belemmerd in haar vrijheid om op te houden. [medeverdachte] en [verdachte] hadden een financieel belang bij het voortduren van de prostitutie. Aangeefster moest haar uit de prostitutie verkregen verdiensten volledig aan [medeverdachte] en [verdachte] afstaan. Aangeefster moest een schuld aan [medeverdachte] afbetalen en werd daar door hem, maar indirect ook door [verdachte], op gewezen. Daar komt bij dat zij voortdurend onder druk werd gezet om veel te werken en moest verblijven in een door [medeverdachte] gehuurd chalet op een camping.
Het verweer van de raadsman dat aangeefster als een mondige prostituee in staat was onafhankelijk haar eigen keuzes te maken, volgt de rechtbank gezien voorgaande omstandigheden niet.
Ten laste gelegde periode
De rechtbank overweegt dat [medeverdachte] in eerste instantie alleen heeft gehandeld, te weten een relatie met [slachtoffer] is begonnen en in 2007 met haar bij de notaris is geweest om – onder meer – de stichting Vastgoed Beheer op te richten en haar schuldovereenkomsten heeft laten ondertekenen. In december 2007 is [slachtoffer] aangevangen met de prostitutiewerkzaamheden voor [medeverdachte]. Eerst in januari 2008 heeft [medeverdachte] zijn vrouw [verdachte] betrokken bij de werkzaamheden van [slachtoffer].
Derhalve is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte] in de ten laste gelegde periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 alleen heeft gehandeld. Vanaf de ten laste gelegde periode van 1 januari 2008 tot en met 16 juli 2008 heeft [medeverdachte] tezamen en in vereniging met [verdachte] gehandeld.
De rechtbank acht derhalve het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Volgens [slachtoffer] liet zij aan de klant over of ze het met condoom of zonder condoom zouden doen. Daarbij was zij één keer in de fout gegaan. Ze mocht namelijk niet zomaar tegen een klant zeggen dat hij het gewoon met een condoom moest doen. [medeverdachte] en [verdachte] waren toen boos op haar geworden. [verdachte] had tegen de klant gezegd dat hij gewoon zonder condoom met [slachtoffer] mocht vrijen. [slachtoffer] was verteld door [medeverdachte] en [verdachte] dat klanten bij het bureau een doktersverklaring moesten overleggen dat zij geen geslachtsziekte hadden. Indien dit het geval was, mochten klanten van [andere benaming verdachte] zonder condoom seks hebben met [slachtoffer] . Maar als een klant geen doktersverklaring kon overleggen, dan waren ze verplicht met condoom te vrijen. Zei een klant dat hij niet met condoom wilde vrijen, dan moest [slachtoffer] naar het bureau bellen of het goed was. [andere benaming verdachte] zei dan of het goed was.
Volgens [slachtoffer] kon zij bij [medeverdachte] en [verdachte] niet weigeren, anders zou [andere benaming verdachte] haar ontslaan.
Zowel [medeverdachte] bij de politie als [verdachte] ter terechtzitting hebben verklaard dat zij voor [slachtoffer] adverteerden als ‘zonder condoom’. Volgens [medeverdachte] werd daarmee uit marketingoogpunt geadverteerd en heeft hij [slachtoffer] nooit gedwongen om onbeschermde seks te hebben met klanten.
Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte] recensies heeft geschreven op internet met betrekking tot [slachtoffer]. [medeverdachte] bediende zich daarbij van het pseudoniem Spermabeestje. Onder deze naam schreef [medeverdachte]: “Is een leuk meisje en je kan zelf kiezen met of zonder condoom.”
Crazymike plaatste op 31 januari 2008 een recensie met betrekking tot [slachtoffer] en schrijft onder meer: “Verder vroeg ik haar of ze het niet gevaarlijk vond om bare te werken. Ze vertelde mij dat haar bureau iedereen vroeg om een test te sturen die haar wou boeken. Waarop ik antwoordde: dan heb ik iets gemist. Conclusie: meisje wordt door haar bureau in de maling gehouden en vertelt haar dat iedereen haar een test opstuurt. (…) Het meisje is hier in de veronderstelling dat iedereen een Soa-test opstuurt en haar boekt. Kortom: ze speelt Russische roulette. (…) Je zou gek zijn om hier zonder condoom te neuken, omdat er een hoop mensen over haar heen zijn geweest, en met een grote kans om een enge ziekte op te lopen.”
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] aangeefster misleid en voorgelogen door haar voor te houden dat haar klanten getest waren op geslachtsziektes en een medische verklaring zouden hebben overgelegd dat zij geen geslachtsziektes zouden hebben. Vervolgens konden klanten zonder condoom, onbeschermde seks hebben met aangeefster.
Bij beantwoording van de vraag of van voorwaardelijk opzet sprake is, dient te worden beoordeeld of de kans op besmetting met een geslachtsziekte als aanmerkelijk kan worden beschouwd.
De rechtbank overweegt dat aangeefster een verhoogd risico heeft gelopen dat zij een geslachtsziekte zou krijgen. In de eerste plaats moet hier aan HIV worden gedacht, doch ook aan andere seksueel overdraagbare ziekten en virussen die (onbehandeld) zwaar lichamelijk letsel (onvruchtbaarheid) kunnen veroorzaken. De rechtbank acht daarbij van belang dat verdachten [slachtoffer] nooit hebben laten onderzoeken. [slachtoffer] heeft zelfs verklaard dat ze niet naar de dokter mocht. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat er sprake is geweest van onbeschermde seksuele contacten tussen aangeefster en haar klanten waarbij een relatief hoog besmettingsrisico in het leven werd geroepen (anale penetratie, plas- en poepsex, harde sm). Juist klanten die het risico nemen om zonder condoom seksueel contact te hebben met een prostituee, hebben mogelijk reeds een geslachtsziekte of nemen dit voor lief. Aangeefster is voorts gedurende een lange periode, van december 2007 tot en met juli 2008, blootgesteld geweest aan zeer frequente onbeschermde seksuele contacten.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben verdachten [medeverdachte] en [verdachte] aangeefster willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zij door voornoemde seksuele contacten een geslachtsziekte zou kunnen krijgen – en daarmee mogelijk zwaar lichamelijk letsel- en hebben zij deze kans bewust aanvaard door aangeefster voor te liegen.
Ook ten aanzien van dit feit is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte] in de periode van 1 december 2007 tot en met 31 december 2007 alleen heeft gehandeld en in de periode van 1 januari 2008 tot en met 16 juli 2008 tezamen en in vereniging met [verdachte].
De rechtbank acht derhalve het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 01 januari 2008 tot en met 16 juli 2008 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander telkens een ander, genaamd [slachtoffer]
door dreiging met geweld en andere feitelijkheden en door misleiding en door misbruik van
uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie
heeft vervoerd en gehuisvest, telkens met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer]
en opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer]
en die [slachtoffer] heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten
en die [slachtoffer] heeft bewogen haar te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde
bestaande die dreiging met geweld en die andere feitelijkheden en die misleiding en dat misbruik telkens hieruit dat verdachte en/of haar mededader
terwijl zij/hij wist(en) dat die [slachtoffer] verstandelijk beperkt is
- haar mededader een liefdesrelatie is aangegaan en heeft onderhouden met die [slachtoffer] en
- haar mededader die [slachtoffer] een schuld bij hem (mededader) heeft laten aangaan en die [slachtoffer] daartoe een contract heeft laten tekenen voor een schuld van 7.500 euro en 10.000,- euro en
- haar mededader tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij schulden had en om die reden als prostituee kon gaan werken om geld te verdienen en
- meerdere malen een chalet heeft gehuurd voor die [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] heeft/hebben voorzien in haar levensonderhoud en
- die [slachtoffer] opdracht heeft/hebben gegeven en onder druk heeft/hebben gezet om een groot aantal dagen en een groot aantal uren per dag als prostituee te werken en die [slachtoffer] daarbij onvoldoende rust heeft/hebben gegund en
- die [slachtoffer] meermalen naar een klant heeft gereden en
- die [slachtoffer] al haar verdiensten heeft/hebben laten afgeven aan verdachte en/of haar mededader en
- die [slachtoffer] meermalen heeft/hebben bedreigd en beledigd en
- die [slachtoffer] in een door verdachte en/of haar mededader gecontroleerde situatie heeft/hebben gehouden, strekkende tot het brengen en houden van die [slachtoffer] in een uitbuitingssituatie;
2.
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2008 tot en met 16 juli 2008 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, telkens ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] opdracht heeft gegeven en ertoe heeft aangezet om tijdens haar prostitutiewerkzaamheden onbeschermd seks te hebben met klanten
doordat verdachte en/of haar mededader die [slachtoffer] heeft/hebben voorgehouden dat haar klanten getest waren op geslachtsziektes en een medische verklaring hadden overgelegd dat zij geen geslachtsziektes zouden hebben, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, met aftrek van het voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft namens verdachte betoogd dat zij van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in haar stelde. Zij wist dat het slachtoffer weinig weerbaar was en dat haar verstandelijke vermogens licht beperkt waren. Zij heeft aldus ernstige schade toegebracht aan haar lichamelijke en geestelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer ernstig geschaad.
Naar het oordeel van de rechtbank ziet verdachte de ernst van het door haar aan het slachtoffer aangedane leed onvoldoende in en heeft zij bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en zich niets aangetrokken van de belangen van het slachtoffer.
De eis van de officier van justitie is in het licht van hetgeen voor soortgelijke feiten wordt opgelegd alleszins te begrijpen. De rechtbank overweegt dat ter terechtzitting niet is gebleken van enige hulpvraag of motivatie daartoe bij verdachte. Een voorwaardelijke straf met een bijzondere voorwaarde, zoals deze in het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 10 oktober 2008 is geformuleerd, acht de rechtbank derhalve niet opportuun. Blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie is verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten veroordeeld.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 12.500,00 aan immateriële schade en € 73.699,19 aan materiële schade voor feit 1 en 2.
De officier van justitie heeft gevorderd dat ten aanzien van de gevorderde immateriële schade € 10.000,00 voor toewijzing vatbaar is. De gevorderde materiële schade, betreffende de gederfde inkomsten van de benadeelde partij, zijn in zijn geheel voor toewijzing vatbaar.
De raadsvrouwe heeft namens verdachte betoogd dat verdachte geheel dient te worden vrijgesproken en derhalve de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, dan is een immateriële schadevergoeding, gelet op onder meer de voorgeschiedenis van [slachtoffer], niet op zijn plaats. Ten aanzien van de gevorderde gederfde inkomsten merkt de raadsvrouwe op dat deze schade niet door de benadeelde partij is geleden. Zonder verdachte en haar medeverdachte hadden deze verdiensten niet plaatsgevonden en had de benadeelde partij deze gelden door haar werkzaamheden niet verdiend.
De rechtbank is van oordeel dat ter zake van immateriële schade een bedrag van € 10.000,00 een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade overweegt de rechtbank dat de benadeelde de inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden heeft afgedragen aan verdachte en de medeverdachte, terwijl zij degene is geweest die de werkzaamheden heeft verricht en het geld daadwerkelijk heeft verdiend. Echter, zonder verdachte en haar4 medeverdachte had de benadeelde partij deze ‘omzet’ niet gegenereerd. Indien zij voor een legitiem escortbureau had gewerkt, had zij een reële vergoeding ontvangen voor haar werkzaamheden. De rechtbank gaat daarbij uit van 35% van haar totale inkomsten. Met betrekking tot de inkomsten neemt de rechtbank als uitgangspunt de totale opbrengsten, zoals deze in het strafrechtelijk financieel onderzoek zijn berekend, te weten een bedrag van € 95.171,00.
De rechtbank is van oordeel dat ter zake van materiële schade een bedrag van € 33.309,85 een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
De vordering zal daarom tot een totaalbedrag van € 43.309,85 worden toegewezen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45, 47, 57, 273f en 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: in de periode van 1 januari 2008 tot en met 16 juli 2008:
Mensenhandel in vereniging
feit 2: in de periode van 1 januari 2008 tot en met 16 juli 2008:
Medeplegen van poging tot zware mishandeling.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 20 MAANDEN;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 43.309,85, waarvan 33.309.85 ter zake van materiële schade en 10.000,00 ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 43.309,85 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 246 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.E. Bernini, voorzitter, mr. A. Wassing en mr. Z.J. Oosting, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van Beek, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 december 2008.