ECLI:NL:RBUTR:2008:BG6681
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- P.M.E. Bernini
- A. Wassing
- Z.J. Oosting
- Rechtspraak.nl
Ontneming van verdiensten uit gedwongen prostitutie
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 10 december 2008 uitspraak gedaan in een ontbindingsprocedure met betrekking tot het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte, die betrokken was bij mensenhandel en gedwongen prostitutie. De verdachte, geboren in 1978 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van mensenhandel gepleegd in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007, en van mensenhandel in vereniging van 1 januari 2008 tot en met 16 juli 2008. De rechtbank baseerde haar oordeel op notities van het slachtoffer en een agenda van de veroordeelden, waaruit bleek dat de totale opbrengst van de illegale activiteiten € 95.171,00 bedroeg. Na aftrek van kosten, waaronder autokosten, werkkleding en huisvesting, kwam de rechtbank tot een wederrechtelijk verkregen voordeel van € 70.593,00. Van dit bedrag werd 35% toegewezen aan de benadeelde partij, wat resulteerde in een definitief bedrag van € 37.283,15 dat de verdachte moest terugbetalen aan de Staat.
De rechtbank oordeelde dat de vordering van de officier van justitie, die strekte tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel, gegrond was. De rechtbank schatte het voordeel op € 18.641,58, dat aan de veroordeelde werd opgelegd als verplichting tot betaling aan de Staat. De rechtbank concludeerde dat de verdachte in staat was om dit bedrag te voldoen, gezien zijn huidige en toekomstige draagkracht. De beslissing werd genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank wees het meer of anders gevorderde af.