ECLI:NL:RBUTR:2008:BG6487

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
10 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
227206/ HA ZA 07-464
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijswaardering in letselschadezaak met betrekking tot een valpartij over een sproeikop op een voetbalveld

In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht werd behandeld, stond de bewijswaardering centraal in een letselschadezaak. De eiser, een voetbaltrainer, had een vordering ingesteld tegen de Gemeente Woerden en de onderlinge waarborgmaatschappij U.A. Onderwerp van geschil was de vraag of de eiser op 26 september 2005 was gestruikeld over een boven het veld uitstekende sproeikop van de sproeiinstallatie, wat zou leiden tot zijn val en de daaruit voortvloeiende schade. De rechtbank heeft in haar vonnis van 10 december 2008 vastgesteld dat de eiser niet in staat is geweest om het causale verband tussen de schade en de gebrekkige opstal te bewijzen, zoals vereist onder artikel 6:174 BW.

De procedure omvatte meerdere tussenvonnissen en getuigenverhoren. De rechtbank verwees naar eerdere tussenvonnissen en concludeerde dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende bewijs boden voor de stelling van de eiser. De getuigen, waaronder ouders van de pupillen van de eiser, gaven aan dat zij de val niet hadden gezien en dat zij niet konden bevestigen dat de eiser over een sproeikop was gevallen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen niet konden bijdragen aan het bewijs dat de eiser daadwerkelijk over de sproeikop was gestruikeld.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de eiser niet was geslaagd in het leveren van het bewijs dat het gevaar, zoals bedoeld in artikel 6:173 BW, zich had verwezenlijkt. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de Gemeente en de onderlinge waarborgmaatschappij, die op dat moment waren begroot op EUR 1.656,00. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. A. van Maanen en is openbaar gemaakt op 10 december 2008.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 227206 / HA ZA 07-464
Vonnis van 10 december 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. F.A.P. Laporte,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE WOERDEN,
zetelende te Woerden,
2. de onderlinge waarborgmaatschappij U.A.
ONDERLINGE VERZEKERINGEN OVERHEID (OVO) U.A.,
gevestigd en kantoorhoudende te Leidschendam,
gedaagden,
advocaat mr. E.H. de Jonge-Wiemans.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Gemeente c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 februari 2008,
- het tussenvonnis van 19 maart 2008 waarin het verzoek om verbetering van het
tussenvonnis van 13 februari 2008 wordt afgewezen,
- het proces-verbaal van getuigenverhoor, gehouden op maandag 21 april 2008,
- het rolbericht zijdens de Gemeente c.s. dat wordt afgezien van het horen van getuigen in
contra-enquête,
- de conclusie na enquête,
- de conclusie van antwoord na enquête.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3. De rechtbank merkt nog op dat de bij deze hoofdzaak behorende vrijwaringszaak (met zaaknummer 235517) op de parkeerrol is geplaatst en partijen hebben aangegeven dat zij de beslissing voort te procederen willen laten afhangen van de uitkomsten in de onderhavige hoofdzaak. De rechtbank zal in die vrijwaringszaak dan ook nog niet beslissen.
2. De verdere beoordeling
2.1. De rechtbank verwijst naar en blijft bij hetgeen in het tussenvonnis van 13 februari 2008 is overwogen en bepaald, met inachtneming van het volgende. Aan hetgeen in 2.3 van dat tussenvonnis is bepaald dient te worden toegevoegd dat de Gemeente met de brief van 12 april 1994 aan [naam sportclub] heeft bevestigd dat een deel van de onderhoudswerkzaamheden aan haar werd overgedragen. Hetgeen in 2.8. van dat tussenvonnis is bepaald dient te worden vervangen door ‘Mr. S. du Plessis, verbonden aan Pi-advice Experts Personenschade heeft op 22 januari 2007 een concept ‘Personenschade rapport’ uitgebracht.’
2.2. In het tussenvonnis van 13 februari 2008 is [eiser] in de gelegenheid gesteld feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat hij op 26 september 2005 over een boven het voetbalveld uitstekende sproeikop van de sproeiinstallatie, die zich op 5 à 10 meter van de zijlijn van het Wetraveld bevindt, ten val is gekomen.
2.3. In dat kader heeft [eiser], zichzelf, de heer [getuige 1], de heer
[getuige 2], de heer [getuige 3] en mevrouw [getuige 4] (hierna te noemen: [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], respectievelijk [getuige 4]) als getuigen doen horen.
2.4. [eiser] heeft, als partijgetuige, onder meer verklaard:
1. Op maandagavond 26 september 2005 gaf ik een training. (…)
2. Ik deed aan mijn pupillen voor hoe je een halve draai maakt als je een bal krijgt toegespeeld. Ik zette mijn linkervoet naar voren en kwam toen tegen een hard voorwerp aan, daardoor verloor ik mijn evenwicht en viel ik door mijn eigen gewicht bovenop mijn linkerarm. Ik had veel pijn en heb een tijdje op de grond gelegen. Daarna ben ik alleen vanwege de pijn met mijzelf bezig geweest. Niemand kwam het veld opgelopen om mij te helpen. Ik kan mij niet herinneren of mijn pupillen zijn gestopt met trainen of dat zij zijn doorgegaan. Ik ben zelf opgestaan en heb daarbij geen hulp gekregen. Toen ik op stond heb ik niet gekeken waarover ik ben gevallen.
3. Ik ben naar de kant gelopen naar twee ouders die stonden te kijken. Daar heb ik nog ongeveer een half uur op de grond gezeten.
4. Aan die ouders heb ik alleen gevraagd of zij hebben gezien wat er aan de hand was. Zij, de heer [getuige 1] en de heer [getuige 2], hebben mij gezegd dat ze mij hadden zien vallen. Ik kan mij niet herinneren of zij naderhand nog naar de plek van mijn valpartij zijn gelopen.
5. U stelt mij een vraag omtrent een tekening, zoals overgelegd bij conclusie van repliek, productie 1. Ik zeg u dat ten oosten van het veld de toegang tot het veld is gelegen. U laat mij tevens productie 18 bij conclusie van dupliek zien. Ik zeg u dat het veld dat staat aangemerkt als nummer 5 het Wetraveld is. Het goal dat zuidelijk is getekend in nummer 5, komt overeen met de tekening, zoals overgelegd bij conclusie van repliek, productie 1.
(…)
7. Ik heb nooit kenbaar gemaakt aan [naam sportclub] dat de sproeikoppen niet goed werkten. Ik had geen idee of ze goed of slecht werkten. Na het ongeval, enkele weken later, heb ik wel gehoord dat er haperingen zaten in de installatie. Ik heb dat gehoord van mevrouw [getuige 4], secretaris van de jeugdafdeling [naam sportclub].
8. Ik heb nooit gezien en ook nooit van andere spelers of trainers gehoord dat de sproeikoppen niet goed werkten of dat zij omhoog kwamen.
(…)
2.5. [getuige 1] heeft onder meer verklaard:
1. (…)
2. Op 26 september 2005 stond ik langs de kant van het voetbalveld. [eiser] was een oefening aan het uitleggen. Hij deed iets voor; een of andere beweging, en toen lag hij onderuit. Daarna kwam hij naar ons toe en liet mij zien dat hij een dikke elleboog had. Ik heb verder niet met hem gesproken.
3. Wij stonden langs de afrastering. De valpartij gebeurde in de omgeving van de 16 meterlijn. Gezien de afstand tussen ons en [eiser] konden wij niet zien waarover [eiser] was gestruikeld.
4. Ik ben later niet naar de plaats gelopen waar [eiser] was gevallen. Het is niet de gewoonte dat je zo maar het voetbalveld op loopt.
Op vragen van mr. Laporte antwoord ik als volgt.
1. U laat mij productie 2 bij dagvaarding zien. Dat is inderdaad een brief van mij. Ik weet niet meer precies op welke datum ik die brief heb geschreven.
2. Achteraf is gebleken dat er sproeikoppen in het veld zaten. [eiser] is schijnbaar over zo’n sproeikop gevallen.
3. Van mijn zoon heb ik gehoord dat er wel eens hinder was van sproeikoppen en dat daar inderdaad wel eens over gevallen werd, omdat ze niet goed in het gras waren ingedaald. Ik speel zelf niet op dat veld en kan dus ook niet controleren of daar sproeikoppen zitten.
4. Naar aanleiding van mijn brief, zoals overgelegd bij dagvaarding productie 2, zeg ik u, dat ik denk dat ikzelf heb geconcludeerd dat [eiser] over een sproeikop is gevallen. Ik kon van de afstand waar ik stond niet zien waarover [eiser] was gevallen.
5. Ik zeg u dat het enige dat zich op dat voetbalveld bevond sproeikoppen waren. Er lagen geen stenen of iets dergelijks.
2.6. [getuige 2] heeft onder meer verklaard:
1. (…)
2. Op 26 september 2005 stond ik langs de zijlijn. [eiser] wilde iets voordoen aan zijn pupillen. Hij draaide zich weg en toen viel hij. Ik weet niet wat de oorzaak was van zijn val.
3. [eiser] zat een poosje op de grond. Later kwam hij naar de kant toe gelopen. Ik vroeg hem wat er was gebeurd en toen liet hij mij zijn elleboog zien. Hij zei mij dat hij ergens tegenaan was gelopen.
4. Ik denk dat de afstand tussen mij en de plaats waar [eiser] is gevallen ongeveer twintig meter bedroeg.
Op vragen van mr. Laporte antwoord ik het volgende.
1. Ik zeg u dat de brief van 16 januari 2006, zoals overgelegd bij dagvaarding productie 1, van mij is. U vraagt mij uitleg omtrent de zesde zin in deze brief. Ik zeg u dat ik denk dat ik van [eiser] heb gehoord dat hij zich verstapt heeft. Zelf heb ik die sproeikop niet gezien.
2. Mijn zoon begon in augustus 2005 bij [naam sportclub]. Ikzelf kwam dus pas vijf of zes weken bij de trainingen van [naam sportclub] kijken. Ik kan dus niets over de sproeiinstallatie zeggen.
3. Mij is niet bekend wanneer de sproeiinstallatie in werking is geweest.
2.7. [getuige 3] heeft onder meer verklaard:
(…)
Op vragen van mr. Laporte antwoord ik als volgt.
(…)
4. Ik blijf bij mijn onderzoeksbevindingen.
5. Mijn opdrachtgever heeft twee verklaringen in zijn dossier, dat blijkt uit sub g van mijn rapport zoals overgelegd bij dagvaarding productie 3. Ik zeg u dat dat een verklaring is van de heer [getuige 2] van 16 januari 2006 en een ongedateerde verklaring van de heer [getuige 1]. Deze getuigenverklaringen maken geen deel uit van mijn rapport. Ik heb overigens geen andere getuigen gehoord en ook niet met de heer [eiser] gesproken.
(…)
2.8. [getuige 4] heeft onder meer verklaard:
1. Ik ben momenteel nog steeds secretaris bij [naam sportclub].
2. Ik heb het ongeval van [eiser] op 26 september 2005 niet zien gebeuren.
(…)
5. Ik heb nooit zelf gezien dat een sproeikop in het Wetraveld niet goed indaalt. Iemand die voor [naam sportclub] op de velden loopt en het onderhoud om de velden heen verzorgt heeft mij ongeveer een jaar nadat het ongeval van de heer [eiser] heeft plaatsgevonden verteld dat het wel eens incidenteel gebeurt dat een sproeikop niet goed indaalt.
(…)
2.9. Uit het vorenstaande volgt dat niemand van de gehoorde getuigen heeft gezien dat [eiser] op 26 september 2005 ten val is gekomen over een boven het voetbalveld uitstekende sproeikop van de sproeiinstallatie. De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben in hun schriftelijke verklaring zoals die als productie 1 en 2 bij dagvaarding waren overgelegd, weliswaar verklaard dat [eiser] over een sproeikop is gevallen maar tijdens het getuigenverhoor hebben zij daarover aanvullend verklaard. [getuige 1] heeft bij die gelegenheid verklaard dat hij denkt dat hij zelf heeft geconcludeerd dat [eiser] over een sproeikop is gevallen maar dat hij van de afstand waar hij stond niet kon zien waarover [eiser] was gevallen. [getuige 2] heeft daarbij verklaard dat hij niet heeft gezien wat de oorzaak van de val was en dat hij denkt dat hij van [eiser] heeft gehoord dat hij zich heeft verstapt. Hieruit volgt dat de door [getuige 1] en [getuige 2] afgelegde verklaringen niet kunnen bijdragen aan het te leveren bewijs.
2.10. [getuige 3] en [getuige 4] verklaren over de algemene werking van de sproeiinstallatie maar uit hun verklaringen blijkt dat zij niet bij het vallen van [eiser] aanwezig zijn geweest en niets kunnen verklaren over de oorzaak van die val.
2.11. Ook [eiser] zelf heeft als getuige niet expliciet verklaard dat hij over een uitstekende sproeikop is gevallen. Hij verklaart weliswaar dat hij ‘tegen een hard voorwerp’ aankwam maar ook dat hij niet heeft gekeken waarover hij viel. Hij verklaart verder dat er geen ouders naar hem toe zijn gekomen na de val maar dat hij zelf naar de kant van het speelveld is gelopen. Aan zijn verklaring afgelegd aan mevrouw mr. S. du Plessis van Pi-Advice, inhoudende dat twee ouders van twee voetballers naar hem toe waren gekomen, hem overeind hadden geholpen en hem zouden hebben gewezen op de sproeikop, kan gezien de inhoud van deze onder ede afgelegde verklaring dan ook geen waarde worden gehecht.
2.12. Uit het vorenstaande moet volgen dat [eiser] niet is geslaagd in het leveren van het hem opgedragen bewijs. De enkele omstandigheid dat [getuige 1] heeft verklaard dat er geen stenen of iets dergelijks op het voetbalveld waren en dat [getuige 1] en dat [getuige 4] hebben verklaard dat (zij hebben gehoord dat) het incidenteel wel eens voorkomt dat een sproeikop niet in de grond terugzakt is onvoldoende om de conclusie te kunnen dragen dat [eiser] is geslaagd in het leveren van het bewijs dat hij op 26 september 2005 over een boven het voetbalveld uitstekende sproeikop van de sproeiinstallatie, die zich op 5 à 10 meter van de zijlijn van het Wetraveld bevindt, ten val is gekomen
2.13. Daarmee is niet komen vast te staan dat het gevaar, zoals bedoeld in artikel 6:173 BW, zich heeft verwezenlijkt. De vorderingen van [eiser] tegen de Gemeente c.s. zullen dan ook worden afgewezen.
2.14. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente c.s. worden begroot op:
- vast recht EUR 300,00
- salaris advocaat 1.356,00 (3,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.656,00
2.15. De rechter, ten overstaan van wie het getuigenverhoor is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. wijst de vorderingen af,
3.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente c.s. tot op heden begroot op EUR 1.656,00,
3.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2008.