ECLI:NL:RBUTR:2008:BG6487
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewijswaardering in letselschadezaak met betrekking tot een valpartij over een sproeikop op een voetbalveld
In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht werd behandeld, stond de bewijswaardering centraal in een letselschadezaak. De eiser, een voetbaltrainer, had een vordering ingesteld tegen de Gemeente Woerden en de onderlinge waarborgmaatschappij U.A. Onderwerp van geschil was de vraag of de eiser op 26 september 2005 was gestruikeld over een boven het veld uitstekende sproeikop van de sproeiinstallatie, wat zou leiden tot zijn val en de daaruit voortvloeiende schade. De rechtbank heeft in haar vonnis van 10 december 2008 vastgesteld dat de eiser niet in staat is geweest om het causale verband tussen de schade en de gebrekkige opstal te bewijzen, zoals vereist onder artikel 6:174 BW.
De procedure omvatte meerdere tussenvonnissen en getuigenverhoren. De rechtbank verwees naar eerdere tussenvonnissen en concludeerde dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende bewijs boden voor de stelling van de eiser. De getuigen, waaronder ouders van de pupillen van de eiser, gaven aan dat zij de val niet hadden gezien en dat zij niet konden bevestigen dat de eiser over een sproeikop was gevallen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen niet konden bijdragen aan het bewijs dat de eiser daadwerkelijk over de sproeikop was gestruikeld.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de eiser niet was geslaagd in het leveren van het bewijs dat het gevaar, zoals bedoeld in artikel 6:173 BW, zich had verwezenlijkt. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de Gemeente en de onderlinge waarborgmaatschappij, die op dat moment waren begroot op EUR 1.656,00. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. A. van Maanen en is openbaar gemaakt op 10 december 2008.