parketnummer: 16/600959-08 en 06/460644-06 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 december 2008
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichtingen Nieuwegein te Nieuwegein,
raadsvrouwe mr. B. Molleman, advocaat te Amersfoort.
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 24 november 2008, waarbij de officier van justitie, mr. A.M.F. van Veghel, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld
parketnummer.
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: gepoogd heeft [slachtoffer]van het leven te beroven door hem te slaan, te schoppen en/of met een kettingslot tegen het hoofd te slaan;
Subsidiair: samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd en daarbij [slachtoffer]heeft geslagen, geschopt en/of met een kettingslot tegen het hoofd heeft geslagen waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
Meer subsidiair: [slachtoffer]zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door hem te schoppen, slaan en/of met een kettingslot tegen het hoofd te slaan.
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 het standpunt van de officier van justitie en de verdediging.
De verdediging is het met de officier van justitie eens dat wettig en overtuigend bewezen moet worden geacht dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, omdat verdachte het slachtoffer met kracht met een kettingslot tegen het hoofd heeft geslagen.
4.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie ;
- de aangifte van [slachtoffer] ;
- de verklaring van verdachte [betrokkene A]
- de verklaring van verdachte [betrokkene B] ;
- de verklaring van [betrokkene C]
- het proces-verbaal bevindingen van 26 augustus 2008 ;
- de verklaring van verdachte over het door hem gehanteerde kettingslot, afgelegd ter terechtzitting van 24 november 2008;
- het rapport van de technische recherche van 20 oktober 2008 ;
- informatie over de medische situatie van het slachtoffer ;
- een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) .
De verdachte heeft op 14 augustus 2008 bij de politie verklaard dat hij op 14 augustus 2008 te Utrecht met zijn kettingslot in de hand een jongen heeft geslagen. Het slachtoffer is [slachtoffer]. Vrienden van verdachte, [betrokkenen A, B en C], hebben verklaard dat de slag met kracht is toegebracht. Zo heeft [betrokkene A] verklaard dat verdachte met een soort molenwiekslag het slachtoffer op zijn hoofd sloeg en [betrokkene B] dat verdachte op een afstand van ongeveer 2 meter op het slachtoffer afliep of rende, zijn arm naar achteren haalde en met kracht in een vloeiende beweging in de richting van het hoofd van het slachtoffer sloeg. [betrokkene C] heeft verklaard dat verdachte uit het niets kwam en het slachtoffer vol in het gezicht raakte op het moment dat de vechtpartij eigenlijk al voorbij was. Het kettingslot dat gevonden is in de buurt van de plaats waar verdachte zegt het slot weggegooid te hebben, is door de politie in beslag genomen. De sleutels die verdachte bij zich had ten tijde van zijn aanhouding pasten op het in beslag genomen slot. Ter terechtzitting van 24 november 2008 is het kettingslot door de voorzitter aan verdachte getoond. Verdachte heeft ter terechtzitting van 24 november 2008 verklaard dat hij dit slot herkende als het kettingslot waarmee hij het slachtoffer heeft geslagen.
Uit een proces-verbaal van de technische recherche van de politie blijkt dat dit slot een gewicht heeft van 1016 gram.
Het slachtoffer heeft door de klap een schedelfractuur en hersenbloedingen opgelopen. De bloeding in het hoofd van het slachtoffer had fataal kunnen zijn, maar mede dankzij snel ingrijpen van politie en ambulancepersoneel kon het slachtoffer met spoed geopereerd worden in het UMC. Toen het slachtoffer bijkwam na zijn hersenoperatie was hij eenzijdig verlamd en kon hij niet meer praten en schrijven. Het NFI concludeert in haar rapport van 18 november 2008 dat op basis van de beschikbare medische gegevens en op grond van de revisie van de beeldvormende onderzoeken het letsel bij het slachtoffer zeer waarschijnlijk is veroorzaakt door slaan met een zwaar voorwerp, en dat het onwaarschijnlijk is dat het letsel is veroorzaakt door een val op de harde ondergrond.
Het bovenstaande in onderlinge samenhang bezien, brengt de rechtbank tot de conclusie dat het bij het slachtoffer ontstane letsel is veroorzaakt doordat verdachte hard met een zwaar kettingslot tegen of op het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen. Het is een algemene ervaringsregel dat delen van het hoofd zodanig kwetsbaar zijn dat indien daarop dergelijk geweld wordt uitgeoefend, de aanmerkelijke kans bestaat dat dit de dood van het slachtoffer tot gevolg heeft. Het handelen van verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op dodelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou overlijden. Verdachte heeft die kans zoals blijkt uit zijn wijze van handelen ook welbewust aanvaard en op de koop toe genomen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 14 augustus 2008 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer]van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een kettingslot met kracht tegen/op het hoofd heeft geslagen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens de Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, ook indien dat inhoudt een behandeling bij Kade 17 en/of verslavingszorg, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aan de hand van jurisprudentie een lagere straf bepleit.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag. Hoe de rechtbank tot deze bewezenverklaring is gekomen is hiervoor onder 4.2 uiteengezet. De toedracht tot het bewezen verklaarde feit is daarin niet uiteengezet. De rechtbank zal daar thans wel aandacht aan besteden, omdat zij dit van belang acht voor de straftoemeting.
Verdachte had op 14 augustus 2008 ongeveer zeven vrienden uitgenodigd voor een housewarming. Verdachte heeft met die vrienden een drinkspel gespeeld met als doel dronken worden. Verdachte en zijn vrienden hebben die avond elk ongeveer vier liter bier gedronken en zijn toen de stad ingegaan. Verdachte wilde in de stad op enig moment een hem door een junk aangeboden fiets kopen. Omdat hij hiervoor geld moest wisselen, verwijderde hij zich van zijn vriendengroep. Toen hij zich weer bij hen aansloot, bleken zijn vrienden een woordenwisseling te hebben met een groepje van drie jongens. Eén van die drie jongens, het latere slachtoffer, probeerde de boel te sussen, hetgeen ook de verdachte zelf heeft bevestigd en waarvan hij zich dus bewust moet zijn geweest. [betrokkene D], een jongen uit het groepje van drie, deelde echter een kopstoot uit aan [betrokkene E], een jongen uit het vriendengroepje van verdachte. De drie jongens liepen hierop weg. Het groepje vrienden waarin verdachte zich bevond besloot, met uitzondering van twee van hen, verhaal te halen en ging achter de drie jongens aan. Het kwam tot een vechtpartij met duwen, trekken, stompen, schoppen en slaan. Deze vechtpartij had een lage “intensiteit”en leidde bij de betrokkenen niet tot letsel en/of pijn van enige betekenis. Verdachte hield zich aanvankelijk afzijdig. Toen het gevecht nagenoeg voorbij was, heeft verdachte zich echter op een fatale manier in het gevecht gemengd door met het kettingslot in de hand [slachtoffer] te slaan. Verdachte heeft juist die jongen neergeslagen en zeer ernstig verwond die daarvoor probeerde de woordenwisseling te sussen en die verder ook op geen enkele wijze gewelddadig is geweest.
De gevolgen van deze volstrekt zinloze daad van verdachte zijn voor het slachtoffer buitengewoon ernstig en ingrijpend. Hij heeft inmiddels twee hersenoperaties ondergaan en zal er in elk geval nog één moeten volgen; dit met alle risico’s van dien. Het slachtoffer was aanvankelijk verlamd aan zijn rechter- arm en been. Tevens is zijn spraakcentrum dusdanig beschadigd dat hij aanvankelijk niet tot spreken in staat was.
Uit medische informatie van 19 november 2008 blijkt dat het slachtoffer dan geen verlammingsverschijnselen meer heeft. Het slachtoffer kan echter nog altijd niet goed praten en heeft problemen met informatieverwerking, zijn geheugen en concentratievermogen. Het slachtoffer heeft voorts een lichte vorm van agrafie, hetgeen onvermogen tot schrijven betekent.
De behandelend artsen van het slachtoffer kunnen geen uitspraak doen over de medische toekomst van het slachtoffer. In ieder geval zal het slachtoffer nooit meer kunnen voetballen of snowboarden; sporten die het slachtoffer graag beoefende. Ook is het niet zeker dat het slachtoffer in de toekomst ooit nog met succes een studie zal kunnen afronden. De artsen melden dat met de handicaps die het slachtoffer nu heeft, essentiële vaardigheden om te gaan studeren lijken te ontbreken.
Een deel van het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen is - bij de huidige medische stand van zaken - dus blijvend.
Het leed dat het slachtoffer is aangedaan is echter niet alleen fysiek maar ook psychisch. Evenals de verdachte zelf, stond het slachtoffer op de drempel van volwassenheid en was hij van plan om te gaan studeren. Naar het zich laat aanzien, zal het slachtoffer zijn toekomstbeeld en toekomstverwachtingen ernstig naar beneden moeten bijstellen. Het slachtoffer schrijft daarover in zijn slachtofferverklaring onder meer het volgende: “Mijn leven is totaal veranderd op 14 augustus. En niet alleen mijn leven is veranderd, maar ook dat van mijn vriendin, van mijn vrienden en mijn familie. De impact van die ene avond is levenslang, want ik zal nooit meer de oude [slachtoffer] worden.”
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 15 augustus 2008, waaruit blijkt dat de verdachte wel eerder met justitie in aanraking is gekomen maar niet wegens geweldsmisdrijven;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van de Reclassering Nederland d.d. 19 november 2008, opgemaakt door G.J. Mulder, reclasseringswerker, waarin wordt geadviseerd verdachte te veroordelen tot een zo groot mogelijk voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact ook als dit inhoudt behandeling bij Kade 17 of soortgelijke instelling en/of behandeling bij de verslavingszorg.
- een omtrent verdachte opgemaakt psychiatrisch rapport d.d. 8 oktober 2008 van M. van der Erf, psychiater i.o; T.A. Wouters, psychiater, inhoudende als conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit - indien bewezen - niet lijdende was aan een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, zodat verdachte volledig toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet, gegeven de ernst van het feit en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten tien maanden, voorwaardelijk op te leggen. Deze voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door de Reclassering mogelijk en daarnaast wordt ermee beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank wijkt met deze straf af van de eis van de officier van justitie. De rechtbank heeft hiertoe aanleiding gezien na een vergelijking met straffen die voor soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd. Tevens betrekt de rechtbank in haar overwegingen dat de verdachte in zoverre zijn verantwoordelijkheid niet heeft willen ontlopen dat hij zich eigener beweging bij de politie heeft gemeld en dat hij meteen heeft toegegeven dat hij degene is geweest die de fatale slag aan het slachtoffer heeft toegebracht. Tot slot is de rechtbank zich ervan bewust dat ook de verdachte een jongeman is die nog lang geconfronteerd zal blijven met de gevolgen van zijn daad.
7 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen die aan verdachte is opgelegd bij vonnis d.d. 1 mei 2007 van de meervoudige kamer van de rechtbank Zutphen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten, omdat verdachte inmiddels meerderjarig is en de rechtbank het van belang acht dat hij na zijn detentie een aanvang maakt met de behandeling zoals door de reclassering is geadviseerd.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
poging tot doodslag
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 30 (dertig) maanden, waarvan 10 (tien) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook indien dit inhoudt een behandeling bij Kade 17 of een vergelijkbare instelling van verslavingszorg;
draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Dit vonnis is gewezen door mrs. W. Foppen, J.K.J. van den Boom, M.P. Gerrits-Janssens in tegenwoordigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 december 2008.