ECLI:NL:RBUTR:2008:BG5961

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600488-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld, belediging, bedreiging en vernieling door verdachte in Utrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 29 augustus 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1984 te Curaçao, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, belediging, bedreiging en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 oktober 2007 in Nieuwegein een telefoon heeft gestolen van aangever 1, voorafgegaan door bedreiging met geweld. De verdachte heeft tegen aangever 1 gezegd: 'Als je jouw telefoon niet geeft dan sla ik je in elkaar'. Op 3 oktober 2007 heeft de verdachte ook een telefoon van aangever 2 gestolen, waarbij hij geweld heeft gebruikt en dreigend met zijn vuist heeft gezwaaid. Daarnaast heeft de verdachte op 13 oktober 2007 ambtenaren beledigd tijdens de rechtmatige uitoefening van hun functie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal in vereniging, omdat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de andere ten laste gelegde feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, maar de rechtbank heeft een gevangenisstraf van 3 maanden opgelegd, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen voor de geleden schade. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600488-08; 16/445733-07 (ttz. gev.) en 16/442691-08 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 29 augustus 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de gevoegde zaken tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 te Curaçao (Nederlandse Antillen),
wonende te [woonadres], [woonplaats].
Raadsvrouwe: mr. N.A. Pasveer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 juni 2008 en 15 augustus 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaardingen is omschreven. Een kopie van die dagvaardingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
Vrijspraak
De rechtbank heeft op grond van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging verkregen dat verdachte het aanzien van parketnummer 16/600488-08 onder 1 ten laste gelegde feit, te weten een diefstal in vereniging, heeft begaan. De rechtbank is van oordeel dat er hiervoor onvoldoende aanknopingspunten in het dossier te vinden zijn.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring
Het door de raadsvrouwe gevoerde verweer wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten aanzien van parketnummer 16/600488-08 onder 2, 3 primair en 4, parketnummer 16/445733-07 en parketnummer 16/442691-08 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als hieronder is vermeld, namelijk dat:
Ten aanzien van parketnummer 16/600488-08
2.
hij op 5 oktober 2007 te Nieuwegein, op de Acaciastraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (LG, zwart) toebehorende aan [aangever 1], welke diefstal werd voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij tegen die [aangever 1] heeft gezegd "Als je jouw telefoon niet geeft dan sla ik je in elkaar", althans woorden van gelijke strekking;
3. Primair
hij op 3 oktober 2007 te Utrecht, op het Stationsplateau, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (Sony Ericsson, zwart), toebehorende aan [aangever 2], welke diefstal werd vergezeld van geweld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [aangever 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij hardhandig de telefoon uit de hand van die
[aangever 2] heeft getrokken en vervolgens terwijl hij, verdachte, wegliep dreigend met zijn vuist in de richting van die [aangever 2] heeft gezwaaid;
4.
hij op 13 oktober 2007 te Utrecht, opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [aangever 3]
en [aangever 4], beide hoofdagent van Politie Utrecht, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Ga me toch pijpen man” en “Ik ga jullie neuken", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Ten aanzien van parketnummer 16/445733-07
hij op 28 december 2006 te IJsselstein opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een broodjeszaak [Bedrijfsnaam] gelegen aan de Voorstraat aldaar, toebehorende aan [aangever 5], heeft vernield door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk die ruit kapot te trappen;
Ten aanzien van parketnummer 16/442691-08
hij omstreeks 17 mei 2008 te Utrecht, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, toebehorende aan [aangever 6], heeft vernield door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk met zijn hand tegen de ruit te slaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen ten aanzien van parketnummer 16/600488-08 onder 2, 3 primair en 4, parketnummer 16/445733-07 en parketnummer 16/442691-08 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen:
Ten aanzien van parketnummer 16/600488-08
Feit 2
De verklaring van [aangever 1] waarin hij verklaart – zakelijk weergegeven – dat hij op 5 oktober 2007 met een groepje vrienden op het Linieplein te Nieuwegein was toen een man aan kwam fietsen en tegen hen zei dat hij een telefoon nodig had om te bellen. Hij zag dat de man iedereen in de groep af ging en vroeg of hij de telefoon mocht. Hij hoorde dat de man elke keer dreigde de persoon in elkaar te slaan als ze hem geen telefoon zouden geven.
Hij zag dat de man op minder dan één meter voor hem ging staan en dat de man erg agressief was. Hij hoorde dat de man tegen hem zei dat hij zijn telefoon aan de man moest geven, als hij dat niet zou doen zou de man hem in elkaar slaan. Hij was op dat moment erg bang en dacht dat de man hem in elkaar zou slaan als hij niet deed wat de man zei. De man vroeg of hij zijn eigen SIM kaart in het toestel van aangever mocht doen zodat hij kon bellen. Toen de man zijn SIM kaart aan hem wilde geven zag hij dat de man zijn telefoon, een zwarte LG, uit zijn handen griste.
De man was tussen de 185 en 190 cm, had een negroïde uiterlijk, had kort donker haar en droeg een groen legervest en een donkere camouflage broek.
Hij weet dat de man vaak op City Plaza bij het tramstation zit, bij Mc Roy of bij de C1000 in de Fokkesteeg.
De aanvullende verklaring van [aangever 1] waarin hij verklaart – zakelijk weergegeven – dat hij op 19 oktober 2007 omstreeks 17.40 uur vanuit de tram de man zag die hem 6 oktober 2007 (de rechtbank begrijpt dat hier wordt bedoeld 5 oktober 2007) had beroofd. Hij zag de man staan aan een tafeltje bij de snackbar op City Plaza, die zich bij de tramhalte bevindt, hij heeft toen direct 112 gebeld.
Dat hij 100% zeker weet dat de aangehouden verdachte de man is die hem van zijn telefoon heeft beroofd. Dat hij de man herkende aan zijn hoofd en jas, de man heeft kort haar, is donker van huidskleur en is groot en breed gebouwd en verder draagt de man dezelfde jas met legerprint welke hij ten tijde van de beroving aan had.
Het proces-verbaal van bevindingen waarin – zakelijk weergegeven – is gerelateerd dat men, kort na de melding dat er in de snackbar aan de Weverstede te Nieuwegein een verdachte – een negroïde persoon van ongeveer 20 jaar met een legervest - zou zitten die herkend was als zijnde de dader van een beroving, op de tramhalte Weverstede te Nieuwegein een man zag lopen die voldeed aan voormelde omschrijving. Dat deze persoon op 19 oktober 2007 te 17.50 uur is aangehouden en deze persoon tijdens de aanhouding herkend is als [verdachte].
De verklaring van de getuige [getuige 1] waarin hij verklaart – zakelijk weergegeven -
dat de donkere man iedereen in hun groepje af ging, waarbij hij dezelfde vraag bleef stellen: “Kan je bellen?” en dat de man toen hij tegenover hen stond zei: “Moet ik geweld gebruiken of geef jij mij de telefoon?” Dat hij merkte dat de man boos werd en dat de man de telefoon uit de hand van [aangever 1] pakte en zag dat de man met de telefoon van [aangever 1] belde en vervolgens wegfietste.
De man heeft een donker getinte huidskleur, is 185 tot 195 cm groot, heeft een breed postuur en hij droeg een trui of vest met vlekken zoals op een legerjas.
Hij kent de man van vroeger van de coffeeshop aan de Fokkesteeg en van de patatzaak McRoy te City Plaza.
Feit 3 primair
De verklaring van [aangever 2] waarin hij verklaart – zakelijk weergegeven – dat een jongen genaamd [verdachte], die hij van vroeger kent, op 3 oktober 2007 omstreeks 17.45 uur op het taxiplatform te Utrecht naar hem toe kwam. Dat [verdachte] dreigend tegen hem zei dat hij had gehoord dat aangever dingen over hem vertelde. Hij hoorde dat [verdachte] vroeg of hij de muziek van aangever mocht luisteren. Aangever droeg een headset. Aangever haalde zijn telefoon – een zwarte Sony Ericsson - uit zijn broekzak.
Hij voelde en zag dat [verdachte] de telefoon uit zijn hand pakte en dat dit met kracht ging omdat daardoor zijn headset uit zijn oren werd getrokken. Dat hij meerdere keren aan [verdachte] zijn telefoon heeft teruggevraagd en dat [verdachte] dit niet wilde. Dat hij [verdachte] achter na is gelopen en dat zij uiteindelijk in de richting van de tram liepen. [verdachte] draaide zich om en zwaaide met zijn vuist naar hem. Dat hij daardoor de indruk kreeg dat [verdachte] hem wilde slaan als hij te dichtbij zou komen.
[verdachte] heeft een zoontje genaamd: [naam van zoon van verdachte] en [verdachte] heeft die naam in zijn nek getatoeëerd.
De verklaring van [getuige 2] waarin zij – zakelijk weergegeven – verklaart dat zij op 3 oktober 2007 aan het einde van de middag naar [aangever 2], met wie zij die dag had afgesproken, belde. Dat zij iemand aan de telefoon kreeg en een Antilliaanse mannenstem hoorde. Zij hoorde op de achtergrond [aangever 2] schreeuwen: “Geef mij mijn telefoon terug. Ik wil nu mijn telefoon terug.” en dat zij aan zijn stem hoorde dat [aangever 2] het echt niet leuk vond. Vervolgens hoorde zij de man tegen [aangever 2] schreeuwen en hoorde zij [aangever 2] terug schreeuwen. Toen zij even later [aangever 2] zag staan schrok zij: [aangever 2] had een rood hoofd en was erg overstuur. Hij vertelde dat [verdachte] zijn telefoon had afgenomen.
De verklaring van verdachte afgelegd ter zitting d.d. 15 augustus 2008- zakelijk weergegeven -:
Mijn voornaam is [verdachte]. Ik heb de naam van mijn zoontje [naam zoon van verdachte] in mijn nek getatoeëerd staan. Ik ken [aangever 2] uit IJsselstein. Ik heb wel een conflict met hem, maar dat gaat om andere dingen, niet om een gsm.
Feit 4
Het proces-verbaal van bevindingen van [aangever 3] en [aangever 4] waarin zij – zakelijk weergegeven - hebben gerelateerd dat zij op 13 oktober 2007 op het Vredenburg te Utrecht een groep mannen wilden aanspreken. Dat verdachte op dat moment vanuit de groep naar hen, verbalisanten, begon te roepen. Zij zagen dat verdachte zich met beide handen in zijn kruis greep en met luide stem tegen hen riep, voor iedereen hoorbaar: “Ga me toch pijpen man.” Tijdens de overbrenging van verdachte hoorden zij op het bureau dat verdachte op luide toon en in het bijzijn van collega’s tegen hen zei: “Ik ga jullie neuken jongen. Ik neuk jullie”.
De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter zitting d.d. 15 augustus 2008- zakelijk weergegeven -:
Op 13 oktober 2007 had ik in Utrecht ruzie met een jongen, we hadden gevochten. De politie kwam er bij en greep in. Ik vond dat ik hard werd aangepakt. Ik was dronken. Ik heb dingen gezegd over pijpen en zo. Ik weet niet wat ik op het bureau heb gezegd.
Ten aanzien van parketnummer 16/445733-07
De aangifte van [aangever 5] , eigenaar van de broodjeszaak [Bedrijfsnaam] te IJsselstein waarin hij ondermeer verklaart dat een negroïde jongen [naam, lijkende op die van verdachte] op donderdag 28 december 2006 zijn zaak binnen kwam en om € 5,00 vroeg. Dat hij de jongen beet heeft gepakt en naar buiten heeft gezet. Dat de jongen agressief was en tegen de deur trapte. De jongen ging even weg en kwam weer terug en trapte met zijn voet de ruit van de zaak in. De ruit ging direct kapot en ook de reclameborden achter de ruit gingen kapot doordat de jongen de ruit in trapte.
De verklaring van verdachte afgelegd ter zitting d.d. 15 augustus 2008- zakelijk weergegeven -:
Mijn voornaam is [verdachte]. Ik kwam dagelijks bij Ali Baba in IJsselstein Op 28 december 2006 was ik daar ook. Ik heb binnen misschien ruzie met de eigenaar gehad. Ik ging door de ruit heen. Ik was die avond dronken.
Ten aanzien van parketnummer 16/442691-08:
De aangifte van [aangever 6] waarin zij ondermeer verklaart dat zij op 17 mei 2008 in haar woning te [woonplaats] in bed lag en plotseling het geluid van brekend glas hoorde en dat zij zag dat de ruit van haar slaapkamer vernield was.
De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter zitting d.d. 15 augustus 2008- zakelijk weergegeven -:
Ik stond die nacht met een vriend te praten, ik had alcohol gedronken. Ik werd boos. Ik heb toen met mijn vuist tegen de ruit geslagen.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het ten aanzien van: parketnummer 16/600488-08 onder 2, 3 primair en 4, parketnummer 16/445733-07 en parketnummer 16/442691-08 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het ten aanzien van parketnummer 16/600488-08 onder 2, 3 primair en 4, van parketnummer 16/445733-07 en van parketnummer 16/442691-08 bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van 16/600488-08, feit 2:
Diefstal, voorafgegaan door bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Ten aanzien van 16/600488-08, feit 3 primair:
Diefstal, vergezeld van geweld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om het bezit van het gestolene te verzekeren.
Ten aanzien van 16/600488-08, feit 4:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan ambtenaren gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening.
Ten aanzien van 16/445733-07 en 16/442691-08:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft door geweld en bedreiging met geweld van twee vrij jonge slachtoffers hun telefoon afhandig gemaakt. Verdachte heeft door zijn handelen gevoelens van schrik en angst bij deze slachtoffers teweeggebracht.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging.
Het beledigen van een politieagent vormt een inbreuk op en ondermijning van het respect en gezag dat ten aanzien van ambtenaren die een publieke taak verrichten, dient te worden betracht.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een tweetal vernielingen. Dit betreft ergerlijke feiten waardoor veel ongerief en materiële schade wordt veroorzaakt voor de benadeelden.
Feiten als tenlastegelegd en bewezenverklaard veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij, met name nu deze op de openbare weg plaats hebben gevonden.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 30 juni 2008, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, laatstelijk door de Politierechter op 30 oktober 2007.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de ten aanzien van: parketnummer 16/600488-08 onder 2, 3 primair en 4, parketnummer 16/445733-07 en parketnummer 16/442691-08 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht;
- toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen met oplegging van de maatregel tot schadevergoeding.
De rechtbank acht, alles afwegende, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur als passend en geboden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan, nu één van de aan verdachte tenlastegelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen wordt geacht.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 1].
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het ten aanzien van parketnummer 16/600488-08 onder 2 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 149,00 wegens materiële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte ten aanzien van parketnummer 16/600488-08 onder 2 bewezenverklaarde feit.
De materiële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 149,00.
De vordering zal daarom worden toegewezen, met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 5].
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het ten aanzien van het onder parketnummer 16/445733-07 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 432,70 wegens materiële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder parketnummer 16/445733-07 bewezenverklaarde feit.
De materiële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 432,70.
De rechtbank overweegt daarbij dat zij het voldoende aannemelijk gemaakt acht dat de reclameborden, welke zich achter de kapot getrapte ruit bevonden, schade hebben opgelopen.
De vordering zal daarom worden toegewezen, met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 57, 266, 267, 310, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten aanzien van parketnummer 16/600488-08 onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten aanzien van: parketnummer 16/600488-08 onder 2, 3 primair en 4, parketnummer 16/445733-07 en parketnummer 16/442691-08
ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte ten aanzien van: parketnummer 16/600488-08 onder 2, 3 primair en 4, parketnummer 16/445733-07 en parketnummer 16/442691-08 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het ten aanzien van: parketnummer 16/600488-08 onder 2, 3 primair en 4, parketnummer 16/445733-07 en parketnummer 16/442691-08 bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van DRIE MAANDEN.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van parketnummer 16/600488-08, feit 2.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 1], wonende te [woonplaats], toe tot een bedrag van € 149,00 (zegge honderdnegenenveertig euro).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 149,00 (zegge honderdnegenenveertig euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Ten aanzien van parketnummer 16/445733-07:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 5], wonende te [woonplaats], toe tot een bedrag van € 432,70 (zegge vierhonderdtweeëndertig euro en zeventig eurocent).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 432,70 (zegge vierhonderdtweeëndertig euro en zeventig eurocent) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 8 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Dit vonnis is gewezen door mrs. R.J.A. Meertens-Zeeman, P.J.G. van Osta en S.C. Hagedoorn, bijgestaan door G. van Engelenburg als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 augustus 2008.