ECLI:NL:RBUTR:2008:BG5958

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
3 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
222240 / HA ZA 06-2686
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in vrijwaring met betrekking tot faillissement en volmachtverlening

In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht is behandeld, betreft het een vordering in vrijwaring van eiser tegen de besloten vennootschap Wells Club Soesterberg BV. De procedure is gestart naar aanleiding van een faillissement van een derde partij, [X], die op 15 april 2008 failliet is verklaard. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M-L. Israëls, stelt dat hij als gevolmachtigde van Wells Club heeft gehandeld en dat de facturen van [X] door Wells Club moeten worden betaald. Wells Club, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Witvoet, betwist deze volmacht en stelt dat eiser niet bevoegd was om namens hen te handelen.

De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 30 juli 2008 geoordeeld dat eiser niet in zijn bewijsopdracht is geslaagd, wat betekent dat Wells Club niet als wederpartij van [X] kan worden aangemerkt. Eiser heeft echter betoogd dat dit oordeel niet betekent dat er geen volmacht aan hem is verleend. Hij verwijst naar verklaringen van [Y], die volgens hem hem mondeling volmacht heeft verleend om rechtshandelingen te verrichten met betrekking tot de verbouwing van een pand. Eiser stelt dat hij geen reden had om te twijfelen aan de bevoegdheid van [Y] om namens Wells Club te handelen.

Wells Club heeft als verweer aangevoerd dat de procedure in vrijwaring geschorst moet worden, omdat de curator van [X] zich moet uitlaten over de voortzetting van de procedure in de hoofdzaak. De rechtbank heeft dit verweer gepasseerd, maar heeft eiser de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de wens om de vrijwaringsprocedure te schorsen totdat duidelijkheid is verkregen over de rol van de curator. De zaak is vervolgens aangehouden voor verdere beoordeling op 17 december 2008.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 222240 / HA ZA 06-2686
Vonnis in vrijwaring van 3 december 2008
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. M-L. Israëls,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WELLS CLUB SOESTERBERG BV,
gevestigd te Soesterberg,
gedaagde,
advocaat mr. J. Witvoet.
Partijen zullen hierna respectievelijk [eiser] en Wells Club genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 juli 2008;
- de akte van [eiser];
- de antwoordakte van Wells Club.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. In haar tussenvonnis van 30 juli 2008 heeft de rechtbank in de hoofdzaak tussen [X] en [eiser] geoordeeld dat [eiser] niet geslaagd is in zijn bewijsopdracht, inhoudende dat hij als gevolmachtigde van Wells Club met [X] heeft gehandeld met als gevolg dat Wells Club als wederpartij van [X] dient te worden aangemerkt. Dit oordeel brengt met zich dat [eiser] gehouden is de facturen van [X] te betalen.
2.2. In voornoemd vonnis heeft de rechtbank [eiser] en Wells Club vervolgens in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de gevolgen die dat vonnis en de bewijslevering door [eiser] in de hoofdzaak hebben voor de rechtspositie van partijen in de vrijwaringszaak.
2.3. [eiser] stelt dat het oordeel van de rechtbank dat hij in de hoofdzaak niet in zijn bewijsopdracht is geslaagd, niet betekent dat Wells Club feitelijk geen volmacht aan hem heeft verleend. Ter onderbouwing van deze stelling voert [eiser] aan dat hij met Wells Club overeen is gekomen dat hij voor rekening van Wells Club overeenkomsten mocht aangaan en ook conform deze overeenkomst heeft gehandeld. Volgens [eiser] heeft [Y] hem medio januari 2005 mondeling volmacht verleend om alle rechtshandelingen te verrichten met betrekking tot de verbouwing van het pand aan de Stemerdingweg 1 te Soest. [Y] is enig bestuurder van Wells Investment BV, welke onderneming op haar beurt in de periode van 15 december 2004 tot 27 januari 2006 enig bestuurder van Wells Club was, aldus [eiser]. In dit verband verwijst [eiser] naar uittreksels uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.
2.4. Voorts stelt [eiser] dat [Y] hem in mei 2005 vanuit België telefonisch specifiek volmacht heeft verleend om met [X] te contracteren. Deze volmacht heeft [Y] hem gegeven naar aanleiding van de offerte van [X], aldus [eiser]. Volgens [eiser] was [Y] op dat moment samen [Z] Beheer BV gezamenlijk bevoegd om Wells Club te vertegenwoordigen. Volgens [eiser] had hij geen reden te twijfelen aan de bevoegdheid van [Y] om Wells Club alleen te vertegenwoordigen met betrekking tot een relatief kleine beslissing in verhouding tot de gehele verbouwing.
2.5. Ter onderbouwing van zijn stellingen, verwijst [eiser] naar de in de hoofdzaak afgelegde verklaringen van [Y]. [Y] heeft verklaard:
“Daarna ben ik een tweede Wells Club te Soesterberg gestart. [eiser] is voor dat project aan de slag gegaan. We hebben geen overeenkomst betreffende de door hem te verrichten werkzaamheden opgesteld. In eerste instantie besprak ik de te verrichten werkzaamheden een op een met hem. Later kwam de heer [Z] erbij. Hij is met de oprichting van Wells Club B.V. ingestapt, dat wil zeggen hij is er aandeelhouder in geworden (…). Later heeft [Z] de coördinatie van de verbouwing van mij overgenomen. Hij was dagelijks op de werkvloer aanwezig en heeft de verbouwing aangestuurd.”
En:
“[eiser] heeft mij gevraagd of [X] werkzaamheden voor Wells Club kon verrichten. Ik weet niet meer precies wat we daarop hebben geantwoord, maar we zullen daar ongetwijfeld ‘ja’ op hebben gezegd. Zonder ons akkoord kon hij de offerte niet bevestigen. [eiser] kon akkoord geven uit onze naam om werkzaamheden te verrichten en tevens kon hij mededelen dat de facturen naar Wells Club moesten worden verzonden.”
Tevens verwijst [eiser] naar de verklaring van [Y], inhoudende:
“Er waren wel vergaderingen met de heer [Z], de heer [eiser] en mij. Soms waren er ook anderen aanwezig (…) [eiser] kon niet zelfstandig beslissen. Als directeur en bestuurder van Wells Club was het [Z] die de beslissingen kon nemen.”
En voorts:
“Wells Club moet voor de betaling aan [X] opdraaien, niet [eiser]. Blijkbaar hebben wij akkoord gegeven voor het verrichten van werkzaamheden voor [X] en Wells Club moet dat dus betalen.”
2.6. Subsidiair stelt [eiser] dat Wells Club ongerechtvaardigd is verrijkt, omdat de werkzaamheden die [X] heeft verricht, niet aan hem ten goede zijn gekomen maar aan de onderneming die Wells Club ging exploiteren.
2.7. Primair voert Wells Club als verweer aan dat [X] op 15 april 2008 in staat van faillissement is verklaard, waarbij mr. J.J.J.A.M. van Emstede tot curator is benoemd. Nu zowel de procedure in de hoofdzaak als die in vrijwaring op grond van het tussenvonnis van 30 juli 2008 wordt voortgezet, behoort de onderhavige procedure volgens Wells Club ex artikel 27 tot en met artikel 29 jo. artikel 30 lid 2 Fw. te worden geschorst om de curator de gelegenheid te geven zich uit te laten over het al dan niet voortzetten van de procedure in de hoofdzaak. Wells Club heeft er belang bij te weten of de curator het geschil in de hoofdzaak overneemt, omdat die procedure van invloed is op de procedure in de vrijwaringszaak, aldus Wells Club.
2.8. Subsidiair voert Wells Club – samengevat – als verweer aan dat zij geen volmacht aan [eiser] heeft verleend om uit haar naam opdrachten aan [X] te geven. Hierbij verwijst Wells Club naar hetgeen zij in haar conclusie van antwoord heeft aangevoerd, waarbij Wells Club zich tevens beroept op de verklaringen die door [eiser] en [Y] in de hoofdzaak zijn afgelegd. In het bijzonder stelt Wells Club zich op het standpunt dat [Y] niet namens haar, maar namens Wells Club Bunnik BV dan wel Wells Investment heeft gehandeld. Laatstgenoemde ondernemingen behoren aan [Y] toe, aldus Wells Club.
2.9. Met haar verweer dat de procedure in vrijwaring dient te worden geschorst, bedoelt Wells Club kennelijk te zeggen dat de procedure in vrijwaring niet los kan worden gezien van de procedure in de hoofdzaak. De rechtbank passeert dit verweer, omdat zich hier niet de situatie voordoet dat alleen door beslissingen in beide zaken kan worden vastgesteld of en zo ja, wat Wells Club mogelijk aan [eiser] verschuldigd is. Nu het evenwel in de rede ligt dat het belang bij voortzetting van de procedure in vrijwaring komt te ontvallen als de curator op de voet van artikel 27 jo. artikel 30 lid 2 Fw. besluit de procedure in de hoofdzaak niet over te nemen, zal de rechtbank [eiser] om proceseconomische redenen in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten of hij, net zoals Wells Club, de wens heeft de vrijwaringsprocedure te schorsen totdat duidelijkheid is verkregen of de curator de procedure in de hoofdzaak overneemt.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 17 december 2008 voor het nemen van een akte door [eiser] over hetgeen is weergegeven onder r.o. 2.9,
3.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2008.