RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600653-08
Datum uitspraak: 23 september 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak
gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Raadsman: mr. W.C. den Daas.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
9 september 2008.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 juni 2008 te Mijdrecht, gemeente De Ronde Venen, met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten een café "La Paix" (Hofland 14), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit
- het slaan en/of stompen in/tegen het gezicht en/of hoofd van die [slachtoffer 3] en/of
- het meermalen slaan/stompen in/tegen het gezicht en/of hoofd, in ieder geval tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- trappen/schoppen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- het met een (bier)glas steken in een hand en/of pols van die [slachtoffer 1] en/of
- het gooien van kapotte (bier)glazen en/of flessen en/of een (kapotte) asbak tegen en/of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- het meermalen slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen tegen het lichaam en/of in/tegen het gezicht en/of hoofd van die [slachtoffer 2];
Indien in onderstaande naar een paginanummer wordt verwezen, betreft dit een paginanummer van het eind proces-verbaal met nummer PL0971/08-008567, opgemaakt en gesloten d.d. 13 juni 2008 door [verbalisant], brigadier van de afdeling Recherche van District Rijn en Venen, Politie Utrecht.
Op basis van de verklaring van verdachte en medeverdachte [medeverdachte], kan worden vastgesteld dat zij op 1 juni 2008 te Mijdrecht met anderen in café La Paix zijn geweest, alwaar in de nacht van 31 mei 2008 op 1 juni 2008 een vechtpartij is uitgebroken. Verdachte [verdachte] verklaart dat hij op 31 mei 2008 omstreeks 23.00 uur naar La Paix is gegaan en dat ze met ongeveer vijf jongens en drie meisjes waren. [medeverdachte] is hier ook bij. [medeverdachte] verklaart dat hij in de avond van 31 mei 2008 rond 23.00 á 24.00 uur in café La Paix was. In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] wordt [medeverdachte] als volgt omschreven: tussen 195 en 200 cm, blank, sportief, gespierd postuur, kort donker haar. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dat wanneer in de verklaringen van getuigen een gelijksoortig signalement wordt gegeven dan wel over ‘die grote jongen’ wordt gesproken, steeds onmiskenbaar [medeverdachte] bedoeld wordt.
Aangever [slachtoffer 2] is met aangever [slachtoffer 1] en getuigen [getuige] en [slachtoffer 3] op zondag 1 juni 2008 rond 01.55 uur café La Paix binnen gegaan.
Gedurende de avond hebben twee voorvallen plaatsgevonden. Het eerste voorval heeft plaats gevonden aan de bar van café La Paix en heeft zich onder andere afgespeeld tussen [medeverdachte], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2].
[slachtoffer 2] heeft rond 02.00 uur gezien dat [slachtoffer 3] aan de bar stond, geduwd werd en daarop achteruit tuimelde. [slachtoffer 2] is naar [slachtoffer 3] gegaan en heeft vervolgens zelf een vuistslag op de linkerkant van zijn gezicht gekregen. [slachtoffer 2] omschrijft de jongen die geslagen heeft als een blanke jongen, tussen 25-30 jaar, tussen 185 en 195 cm lang met een fors postuur. [slachtoffer 3] geeft het volgende signalement van de jongen die [slachtoffer 2]een vuistslag gaf: blank, krachtig postuur, tussen 195-200 cm lang en donker, kort haar. Vervolgens heeft [slachtoffer 2] gezien dat er vanaf de bar een jongen een asbak stuk sloeg en in de richting van hem en zijn vrienden gooide. Deze jongen heeft allerlei glazen van de bar gepakt en deze in hun richting gegooid. Een drinkglas raakte [slachtoffer 2] tegen de rechterzijkant van zijn hoofd. Daarop werd [slachtoffer 2] bestormd door dezelfde grote jongen, een andere jongen en door [verdachte]. [slachtoffer 2] kent [verdachte] van de camping. Toen [verdachte] door [getuige] werd vastgehouden werd het weer eventjes rustig in het café.
[getuige] heeft over dit voorval verklaard dat hij zag dat [slachtoffer 3] aan de bar stond. Er stonden twee jongens bij [slachtoffer 3] en ineens kreeg [slachtoffer 3] een klap van één van die jongens. Vervolgens zag hij dat [slachtoffer 2] richting [slachtoffer 3] liep en hem bij de jongens wegtrok. Daarna begonnen andere jongens glazen en glazen asbakken van de bar te pakken en richting [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] te gooien. [getuige] heeft vervolgens [verdachte] onder bedwang gehouden, nadat de barman tegen hem riep: “Hij hoort erbij, houd hem tegen”. Toen [getuige] [verdachte] onder bedwang hield keerde de rust weer terug in het café.
Nadat het eerste incident voorbij was, werd [slachtoffer 1] op een gegeven moment van achteren geduwd. Hij kwam ten val en viel in een hoek en voelde vervolgens dat ten minste twee mensen hem sloegen en schopten. Hij voelde een klap tegen zijn hoofd en een hevige pijn.
Bij dit tweede voorval, korte tijd later, zijn onder andere [medeverdachte] en [verdachte] betrokken geweest. [slachtoffer 2] heeft gezien dat [getuige] [verdachte] na het eerste incident heeft losgelaten. Daarna hoorde hij tumult in de hal van het café. [slachtoffer 2] zag dat vier á vijf mannen[slachtoffer 1] in elkaar aan het slaan waren. Hij zag dat [slachtoffer 1] in elkaar zakte, met zijn rug tegen de deur. De mannen bleven [slachtoffer 1] met gebalde vuisten slaan en bleven hem trappen. [slachtoffer 2] zag dat de mannen [slachtoffer 1] over het hele lichaam en in het gezicht raakten. [slachtoffer 2] zag tevens dat de grote jongen op [slachtoffer 1] stond in te slaan. Hij zag dat de grote jongen recht voor [slachtoffer 1] stond. Links van de grote jongen stond [verdachte]. Er waren nog meer personen. Zij waren volledig door het lint, gezien het geweld dat er werd gebruikt. [slachtoffer 2] heeft vervolgens gezien dat [slachtoffer 1] in elkaar zakte. Hij heeft [verdachte] weggetrokken en zich ontfermd over [slachtoffer 1] door plat op hem te gaan liggen met zijn rug naar boven. Daarop zag en voelde hij dat hij de volle laag kreeg van voornoemde mannen. Hij kreeg trappen en stoten op zijn lichaam en in zijn gezicht. Hij heeft tengevolge van dit geweld pijn en letsel over gehouden. De portier heeft ervoor gezorgd dat de mannen met het geweld stopten en het café verlieten.
[getuige] heeft gezien dat [slachtoffer 2] in de hal op de grond dook. [getuige] ging kijken waarom [slachtoffer 2] dat deed en zag dat [slachtoffer 1] onder [slachtoffer 2] lag. Hij zag dat [slachtoffer 1] buiten westen was. Zijn lichaam was volledig slap en zijn ogen waren gesloten. Hij zag dat de jongens die hij eerder bij het opstootje aan de bar ook gezien had en de jongen die hij in bedwang had gehouden ([verdachte]) om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heen stonden. Hij zag dat ze allemaal aan het trappen waren tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], terwijl [slachtoffer 1] bewusteloos was. Hij zag dat het net was alsof ze hard tegen een voetbal aantrapten. Hij zag dat ze vooral tegen [slachtoffer 1] zijn bovenlichaam en hoofd trapten en dat [slachtoffer 2] de klappen probeerde op te vangen. Hij zag dat de portier en omstanders de jongens naar buiten hadden gewerkt.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij twee weken voor 1 juni 2008 zijn rechter hand gebroken heeft. Volgens zijn raadsman ondersteunt dit de verklaring van [medeverdachte] dat hij niet bij de vechtpartij betrokken was. De rechtbank volgt de raadsman hierin niet. Bij de aanhouding van [medeverdachte] heeft de verbalisant geconstateerd dat er bloed op de kleding van [medeverdachte] zat en dat de rechter hand van [medeverdachte] erg gezwollen was. De rechtbank acht het aannemelijk dat deze zwelling het resultaat is van het geweld dat die avond in café la Paix door [medeverdachte] is gepleegd.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze dat:
hij op 01 juni 2008 te Mijdrecht, met anderen, in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten een café "La Paix" (Hofland 14), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- het meermalen slaan/stompen tegen het gezicht en/of hoofd van die [slachtoffer 1] en
- trappen/schoppen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en
- het gooien van (kapotte) (bier)glazen en flessen en een (kapotte) asbak in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en
- het meermalen slaan en stompen en schoppen en trappen tegen het lichaam en tegen het gezicht en/of hoofd van die [slachtoffer 2];
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit onder meer wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van het voorarrest, geheel voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een behandeling bij De Waag en/of een ‘Taakstraf Alcoholdelinquentie’ (TAD);
- een werkstraf van 240 uur.
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie
d.d. 4 juni 2008, waaruit blijkt dat de verdachte eerder voor soortgelijke geweldsmisdrijven is veroordeeld.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte een aanzienlijke rol heeft gespeeld in de openlijke geweldpleging in café La Paix. Daarbij is tijdens het tweede voorval slachtoffer [slachtoffer 1] geslagen en geschopt, ook nadat hij op de grond terecht was gekomen en zelf niets meer kon uitrichten. Toen slachtoffer [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] op dat moment te hulp schoot, heeft verdachte zijn agressie op [slachtoffer 2] losgelaten.
Dit soort uitgaansgeweld heeft een enorme invloed op zowel de slachtoffers als de samenleving. Het gevoel van onveiligheid en intolerantie neemt hierdoor steeds grotere vormen aan. Uitgaansgeweld heeft in de afgelopen jaren al tot veel dodelijke slachtoffers geleid. De rechtbank rekent verdachte zijn handelwijze zwaar aan en wijst erop dat het nog veel erger had kunnen aflopen, aangezien [slachtoffer 1] zelfs al bewusteloos was geraakt.
De rechtbank acht een voorwaardelijke strafdeel op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Weliswaar heeft de reclassering geen rapportage omtrent de persoon van de verdachte opgemaakt, toch is er onmiskenbaar sprake van agressieproblematiek bij verdachte en zal de rechtbank reclasseringscontact als bijzondere voorwaarde opleggen, ook indien dit inhoudt dat verdachte zich zal laten behandelen door De Waag, centrum voor ambulante forensische psychiatrie.
De rechtbank acht, alles afwegende, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur alsmede een taakstraf als na te melden passend en geboden.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van
€ 2.099,83 wegens materiële schade en een bedrag van € 1.025,00 wegens immateriële schade.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op het ziekenhuisverblijf gedurende 1 dag, de huishoudelijke hulp gedurende vijf weken en de gemiste inkomsten gedurende zeven zaterdagen, is niet van zo eenvoudige aard dat dit onderdeel van de vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De vordering van de benadeelde partij is voor het overige van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 1.025,00 en de materiële schade wordt begroot op € 204,83.
De vordering zal daarom tot een totaalbedrag van € 1229,83 worden toegewezen.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
De verdachte is op de voet van de artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door een mededader is voldaan.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank te Amsterdam van 14 november 2006 is de verdachte onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 1 maand, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Blijkens een kennisgeving als bedoeld in artikel 366a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is de proeftijd ingegaan op 29 november 2006.
De officier van justitie vordert thans dat de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf wordt gelast.
Nu de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, te weten het hiervoor bewezen verklaarde feit, heeft de veroordeelde voornoemde voorwaarde overtreden.
De rechtbank zal de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf van
1 maand gelasten.
De rechtbank heeft acht geslagen op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14g, 22c, 22d, 24c, 36f, 141 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 18 weken.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 12 weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, ook indien dit inhoudt een behandeling bij De Waag, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een TAAKSTRAF, bestaande deze straf uit:
een werkstraf voor de duur van 212 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van
106 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
EN
een leerstraf, te weten Taakstraf Alcoholdelinquentie (TAD), voor de duur van 28 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 14 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats] ten dele toe tot een bedrag van € 1229,83 (zegge twaalfhonderd negenentwintig euro en drieëntachtig cent).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door een mededader is betaald.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering voor wat betreft het overige gedeelte van de vordering en dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 1229,83 (zegge twaalfhonderd negenentwintig euro en drieëntachtig cent) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 24 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde en/of een mededader dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde en/of een mededader voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Ten aanzien van parketnummer 13/430553-06:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, groot 1 maand, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis d.d. 14 november 2006.
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mrs P.K. van Riemsdijk, J.K.J. van den Boom en P.M.E. Bernini, bijgestaan door
mr. P. Groot-Smits als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 september 2008.