ECLI:NL:RBUTR:2008:BG5391

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
19 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
237844 / HA ZA 07-1894
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij verborgen gebreken in koopovereenkomst van woonark

In deze zaak gaat het om een geschil tussen eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], en gedaagde, [gedaagde], betreffende een koopovereenkomst van een woonark. De eisers hebben de gedaagde aansprakelijk gesteld voor verborgen gebreken die aan het licht zijn gekomen na de aankoop van de woonark. De koopovereenkomst werd op 5 november 2005 gesloten, en de woonark werd op 16 december 2005 aan de eisers geleverd. In maart 2007 hebben de eisers de gedaagde in kennis gesteld van de gebreken, en op 11 juni 2007 hebben zij hem aansprakelijk gesteld voor de schade. De eisers vorderen een schadevergoeding van EUR 33.008,22, vermeerderd met rente en kosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde op 11 juni 2007 door de eisers aansprakelijk is gesteld, maar hij betwist dat hij in gebreke is gesteld. De rechtbank oordeelt dat de eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd dat de gedaagde in gebreke is gesteld, en dat de gedaagde niet op de schadeclaim wilde ingaan. De rechtbank concludeert dat de gedaagde niet in verzuim is geraakt, omdat er geen ingebrekestelling heeft plaatsgevonden. Hierdoor wordt de vordering van de eisers tot schadevergoeding afgewezen.

De rechtbank wijst de vorderingen van de eisers af en veroordeelt hen in de proceskosten aan de zijde van de gedaagde, die zijn begroot op EUR 2.237,00. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M.E. Heinemann op 19 november 2008.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 237844 / HA ZA 07-1894
Vonnis van 19 november 2008
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. R. Reumkens,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. M.C. Franken- Schoemaker.
Partijen zullen hierna respectievelijk [eiser c.s.]. en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 januari 2008;
- het proces-verbaal van comparitie van 25 maart 2008;
- de akte na comparitie met producties van [eiser c.s.].;
- de antwoordakte van [gedaagde];
- de akte vermeerdering van eis met een productie van [eiser c.s.].;
- de akte, waarbij [gedaagde] bezwaar heeft gemaakt tegen de wijziging van eis;
- de beslissing van de rolrechter waarbij dat bezwaar ongegrond is verklaard;
- de akte overlegging productie van [eiser c.s.].;
- de brief van [gedaagde] van 25 juli 2008;
- de antwoordakte van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Feiten
2.1. Op 5 november 2005 hebben [eiser c.s.]. en [gedaagde] een koopovereenkomst gesloten ter zake van een woonark, gelegen aan de [adres] in [woonplaats]. De koopprijs bedraagt EUR 200.000,-. Bij notariële akte van 16 december 2005 is de woonark aan [eiser c.s.]. geleverd.
2.2. Het inspectierapport van Duursma Versluijs van 22 maart 2007 vermeldt:
“Tijdens de storm begin 2007 is er een deel van een boom op het dak van de woonark gewaaid. Bij het herstellen van de schade bleek dat de pvc gevelbekleding zonder enige ventilatiemogelijkheid op de oude gevelbekleding geplakt was. De oude gevelbekleding, de houten skelet constructie het dakbeschot en een aantal dakspanten bleken volkomen verrot te zijn. De stalen randen van de bak bleken op een aantal plaatsen doorgeroest. Deze verrotting is hoofdzakelijk veroorzaakt door het niet ventileren van de constructie die door de vorige eigenaar of in opdracht van hem is uitgevoerd.
De enige manier om de schade te herstellen is de buitenkant van de ark en het dakbeschot volledig te verwijderen en nieuwe staanders en dakbalken aan te brengen. Vervolgens nieuwe hoeklijnen op de rand van de bak te lassen, nieuw dakbeschot en nieuwe gevelbekleding aan te brengen.
De eigenaar is bezig deze werkzaamheden te begroten.
Het schadebedrag bestaat uit de helft van de kosten van de zijwanden, omdat daarna dan alles nieuw is. De dakconstructie is in het taxatierapport als matig omschreven en was dus bij de aankoop bekend.”
2.3. Medio maart 2007 heeft [eiser c.s.]. [gedaagde] in kennis gesteld dat de woonark gebrekkig is.
2.4. Op 11 juni 2007 heeft [eiser c.s.]. [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade. Volgens de offerte van Lowlands interieur- en tentoonstellingsbouw (hierna: Lowlands) van 30 juni 2007 bedragen de kosten ter zake van de vernieuwing van de dakconstructie EUR 19.040,- (inclusief BTW). Volgens de vernieuwde offerte van Lowlands, gedateerd 14 april 2008, bedragen de kosten van vernieuwing van de dakconstructie EUR 30.649,64 (inclusief BTW).
3. Het geschil
3.1. Na eisvermeerdering vordert [eiser c.s.]. – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van EUR 33.008,22, vermeerderd met rente vanaf 29 juli 2007, althans de dag van de dagvaarding, althans 4 juni 2008, tot de dag van betaling alsmede kosten.
3.2. [eiser c.s.]. baseert zijn vordering op het bepaalde in artikel 7:17 BW. Nu volgens [eiser c.s.]. sprake is van wezenlijke gebreken die aan een normaal gebruik van de woonark in de weg staan, voldoet de woonark niet aan de koopovereenkomst. Volgens [eiser c.s.]. zijn de gevelbekleding, de houten skeletconstructie, het dakbeschot en een aantal dakspanten verrot. De gebreken zijn aan het licht gekomen toen de stormschade van 18 januari 2007 door Lowlands provisorisch is hersteld, waarbij [eiser c.s.]. verwijst naar het rapport van Duursma Versluijs (zie r.o. ?2.2).
3.3. [eiser c.s.]. stelt dat hij [gedaagde] heeft benaderd, nadat de gebreken aan de woonark waren ontdekt. Ter comparitie heeft [eiser c.s.]. voorts gesteld dat [gedaagde] op 27 maart 2007 bij hem langs is geweest en foto’s heeft gezien waarop de gebreken stonden afgebeeld. Volgens [eiser c.s.]. heeft [gedaagde] meegedeeld dat hij niet op de hoogte was van de gebreken. Tevens stelt [eiser c.s.]. dat [gedaagde] hem, na voornoemde bezichtiging, telefonisch heeft meegedeeld dat hij niet wilde ingaan op de schadeclaim. [gedaagde] wilde volgens [eiser c.s.]. eventueel wel bemiddelen bij de aankoop van een nieuwe boot.
3.4. Voorts stelt [eiser c.s.]. dat [gedaagde] zijn mededelingsplicht heeft geschonden. Volgens moet [gedaagde] op de hoogte zijn geweest van de gebreken, omdat hij de woonark heeft verbouwd. Ter comparitie heeft [eiser c.s.]. toegelicht dat [gedaagde] medio 2003 een kamer heeft gebouwd op de plaats waar een terras was. Bij deze verbouwing moet de verrotting geconstateerd zijn, aldus [eiser c.s.].
3.5. Ten slotte stelt [eiser c.s.]. dat hij [gedaagde] op 11 juni 2007 aansprakelijk heeft gesteld. Volgens [eiser c.s.]. heeft [gedaagde] niet op de ingebrekestelling gereageerd.
3.6. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat voor de door [eiser c.s.]. gevorderde schadevergoeding verzuim aan de zijde van [gedaagde] nodig is. In dit verband erkent [gedaagde] dat hij op 11 juni 2007 door [eiser c.s.]. aansprakelijk is gesteld. Hij betwist echter dat hij door [eiser c.s.]. in gebreke is gesteld. [gedaagde] voert als verweer aan dat hij door [eiser c.s.]., zonder dat hij in gebreke is gesteld, aansprakelijk is gesteld en zodoende niet de gelegenheid heeft gekregen de gestelde gebreken te (doen) herstellen. In zijn antwoordakte na comparitie licht [gedaagde] in dit verband toe dat hij medio maart 2007 ter plaatse heeft geconstateerd dat de door [eiser c.s.]. gestelde gebreken reeds waren hersteld. Volgens [gedaagde] heeft hij aangeboden dat zijn timmerman de door [eiser c.s.]. gestelde schade zou bekijken en zou nagaan of aanvullende werkzaamheden nodig waren. [eiser c.s.]. ging met dit voorstel niet akkoord en wenste betaling van een bedrag van EUR 20.000,- om een andere boot te kunnen kopen, aldus [gedaagde].
4.2. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] had het op de weg van [eiser c.s.]. gelegen nadere feiten en omstandigheden te stellen ter onderbouwing van zijn stelling dat hij [gedaagde] in gebreke heeft gesteld. Dit heeft [eiser c.s.]. nagelaten. In het bijzonder heeft [eiser c.s.]. nagelaten de brief van 11 juni 2008 – die volgens hem kennelijk als ingebrekestelling moet worden aangemerkt – over te leggen. De rechtbank passeert dan ook de stelling van [eiser c.s.]. dat hij [gedaagde] in gebreke heeft gesteld.
4.3. Voor zover [eiser c.s.]. met zijn stelling dat [gedaagde] niet op de schadeclaim in wilde gaan (zie r.o. ?3.3), bedoelt te zeggen dat hij uit deze mededeling mocht afleiden dat [gedaagde] in de nakoming van zijn verbintenis tekort zou schieten, gaat de rechtbank hieraan voorbij. Artikel 6:82, aanhef en onder c BW heeft betrekking op een mededeling waaruit kan worden afgeleid dat de schuldenaar niet of niet zonder tekortkoming zal nakomen. De omstandigheid dat [gedaagde] niet bereid was de door [eiser c.s.]. gestelde schade te vergoeden, kan naar het oordeel van de rechtbank niet als een zodanige mededeling worden aangemerkt. Met deze mededeling heeft [gedaagde] immers niet kenbaar gemaakt dat hij niet bereid was zijn verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst na te komen, maar dat hij niet bereid was de schade te vergoeden, die volgens [eiser c.s.]. voortvloeit uit het niet nakomen van de verplichtingen ingevolge de koopovereenkomst.
4.4. Nu niet is gebleken dat in het onderhavige geval sprake is van een situatie waarin zich een uitzondering voordoet op de hoofdregel van artikel 6:82 BW, is [gedaagde] door het ontbreken van een ingebrekestelling niet in verzuim komen te verkeren. Dit brengt met zich dat de vordering van [eiser c.s.]. tot schadevergoeding zal worden afgewezen. De vraag of [gedaagde] jegens [eiser c.s.]. toerekenbaar tekort is geschoten, behoeft derhalve geen beantwoording meer.
4.5. [eiser c.s.]. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- explootkosten EUR 0,00
- vast recht 500,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 1.737,00 (3,0 punten × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 2.237,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser c.s.]. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 2.237,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2008.