Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 241435 / HA ZA 07-2333
Vonnis van 19 november 2008
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. A.M.P.M. Adank,
de naamloze vennootschap
AEGON N.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
gedaagde,
advocaat mr. J.M. van Noort.
Partijen zullen hierna [eiser] en Spaarbeleg genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 13 februari 2008;
-de akte aanvulling conclusie van antwoord en overlegging producties van Spaarbeleg;
-het proces-verbaal van comparitie van 2 juni 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. Spaarbeleg is een financiële instelling die overeenkomsten sluit met betrekking tot financiële producten, waaronder het zogenaamde SprintPlan. Bij een SprintPlan-overeenkomst wordt gedurende een periode van vijf jaar belegd met een door Spaarbeleg verstrekte lening. Met het geleende bedrag worden voor de belegger participaties aangekocht in het Spaarbeleg Garantiefonds. De participaties worden op naam van de Stichting Aegon BeleggingsGiro (door de jaren heen soms anders genaamd) gesteld die deze voor rekening en risico van de cliënt gaat houden. Na afloop van de looptijd van de overeenkomst worden de participaties in het Garantiefonds verkocht en wordt de lening afgelost. Het SprintPlan-product kent een gegarandeerde einduitkering (de zogenaamde garantiewaarde) waarmee het geleende bedrag kan worden terugbetaald.
2.2. Deze rechtbank heeft in verband met de SprintPlan-overeenkomsten in de afgelopen jaren reeds vonnis gewezen in een tweetal collectieve acties tegen Spaarbeleg, aanhangig gemaakt door de Gedupeerden SprintPlan (GeSp) (vonnis van 22 december 2004, NJF 2005/60) en door de Vereniging Consument & Geldzaken (vonnis van 4 januari 2006, NJF 2006/152), alsmede in diverse procedures die door individuele deelnemers aan het SprintPlan tegen Spaarbeleg zijn aangespannen. In deze vonnissen is bij de opsomming van de feiten steeds uitgebreid geciteerd uit het door Spaarbeleg aan de deelnemers van het SprintPlan verstrekte informatiemateriaal.
In zijn arrest van 15 november 2007 (in de zaak GeSp, LJN BB7971) heeft het Hof Amsterdam (onder meer) geoordeeld dat -kort gezegd- de SprintPlan-overeenkomsten tot stand zijn gekomen doordat de persoon die de wens had zo’n overeenkomst aan te gaan een ingevuld inschrijfformulier aan Spaarbeleg heeft doen toekomen (aan te merken als aanbod tot het aangaan van een SprintPlan-overeenkomst) en doordat Spaarbeleg de in dat formulier uitgesproken wens vervolgens heeft gehonoreerd en aan die persoon (de deelnemer) een door haar ondertekend certificaat heeft doen toekomen (aanvaarding van het aanbod). In vervolg hierop heeft het Hof vastgesteld dat het ‘welkomstpakket’ met informatie betreffende het SprintPlan, dat (veelal) door Spaarbeleg gelijktijdig met het certificaat aan de deelnemer is toegezonden, door de deelnemer is ontvangen nadat de SprintPlan-overeenkomst reeds tot stand gekomen was. De inhoud van het welkomstpakket dient daarom buiten beschouwing te worden gelaten bij de beoordeling van wat de deelnemer op het moment van het aangaan van de SprintPlan-overeenkomst wist of kon weten over de aard en werking van het Sprintplan. Het Hof heeft dan ook slechts de op voorhand aan de deelnemers verstrekte brochure betreffende het SprintPlan en de op de achterzijde van het inschrijfformulier afgedrukte samenvatting van de algemene voorwaarden in dat verband in zijn oordeel betrokken.
De rechtbank volgt het Hof Amsterdam in zijn oordeel betreffende het moment van tot stand komen van de SprintPlan-overeenkomst. Dit betekent dat de deelnemer voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst enkel beschikte over de informatie zoals die bleek uit mogelijk op voorhand verstrekte informatie over het SprintPlan en uit het voorgedrukte inschrijfformulier, met op de achterzijde de samenvatting van de algemene voorwaarden.
2.3. De rechtbank acht de vonnissen die zij in verband met de SprintPlan-overeenkomsten heeft gewezen en die (bijna) allemaal zijn gepubliceerd op (in ieder geval) rechtspraak.nl, eveneens inmiddels bekend bij de advocaten die namens hun cliënten tegen Spaarbeleg procederen. Voor zover de rechtbank van oordeel is dat op stellingen en verweren die in deze procedure worden aangevoerd, in één of meer van haar eerdere vonnissen reeds is beslist, zal zij bij de motivering van haar oordeel over deze stellingen en verweren volstaan met een verwijzing naar deze eerdere vonnissen.
3.1. [eiser] heeft na het insturen van het inschrijfformulier voor deelname aan het SprintPlan van Spaarbeleg een certificaat ontvangen. Voorafgaand aan het tot stand komen van de overeenkomst had [eiser] de beschikking over een brochure betreffende het SprintPlan.
3.2. Het door [eiser] afgesloten SprintPlan had een looptijd van 1 november 2000 tot en met 31 oktober 2005. [eiser] heeft ter uitvoering van de overeenkomst 60 maandtermijnen van EUR 68,07 (NLG 150,00) aan Spaarbeleg voldaan, derhalve in totaal een bedrag van EUR 4.084,20. Na afloop van de overeenkomst heeft [eiser] geen uitkering van Spaarbeleg ontvangen.
4.1. [eiser] vordert - samengevat - terugbetaling van alle door hem aan Spaarbeleg betaalde bedragen, vermeerderd met rente en kosten op grond van onrechtmatig handelen van Spaarbeleg wegens schending van de zorgplicht.
4.2. Spaarbeleg voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
Onrechtmatig handelen wegens schending zorgplicht
5.1. [eiser] heeft gesteld dat Spaarbeleg heeft gehandeld in strijd met haar zorgplicht door hem niet volledig te informeren over de aard en de omvang van de risico’s (meer in het bijzonder het risico dat hij na ommekomst van de overeenkomst zijn volledige inleg kwijt zou zijn) die hij met de overeenkomst aanging. Daarnaast stelt hij dat Spaarbeleg in strijd met haar zorgplicht heeft gehandeld door na te laten om te informeren naar zijn inkomens- en vermogenspositie en naar zijn beleggingservaring en beleggingsdoelstellingen. Mitsdien is Spaarbeleg op grond van onrechtmatige daad verplicht de door hem dientengevolge geleden schade te vergoeden, aldus [eiser].
5.2. Allereerst is van belang om vast te stellen over welke informatie betreffende het SprintPlan [eiser] ten tijde van het aangaan van de overeenkomst beschikte. [eiser] heeft ter comparitie verklaard dat hij over een brochure over het SprintPlan beschikte. Nu niets is gesteld dat in de richting van het tegendeel wijst, gaat de rechtbank er van uit dat dit een soortgelijke brochure betrof als de brochure die bij antwoord door Spaarbeleg is overgelegd. Voorts kan worden vastgesteld dat [eiser] bij het aangaan van de overeenkomst beschikte over de samenvatting van de algemene voorwaarden van Spaarbeleg, zoals overgelegd door Spaarbeleg. Spaarbeleg heeft immers onbetwist gesteld dat die was afgedrukt op de achterkant van het door [eiser] ingevulde inschrijfformulier.
5.3. De rechtbank heeft reeds in diverse uitspraken (onder meer 22 december 2004, NJF 2005/60; 4 januari 2006, NJF 2006/152; 24 januari 2007, LJN AZ7231) geoordeeld dat op Spaarbeleg een bijzondere zorgplicht rust, waarvan de omvang wordt bepaald door de resultante van twee verplichtingen, te weten het verstrekken van informatie aan en het inwinnen van informatie bij de potentiële deelnemer, en tevens dat Spaarbeleg aan de op haar, in het kader van deze zorgplicht, rustende verplichtingen niet heeft voldaan. Zo heeft Spaarbeleg onvoldoende gewezen op het risico dat de opbrengst van het SprintPlan lager dan het totaal van de door deelnemer betaalde maandtermijnen, en zelfs nihil kon zijn. Spaarbeleg had, zeker nu zij ervoor heeft gekozen om het SprintPlan aan te bieden aan een breed, niet gesegmenteerd publiek, dienen te verifiëren of de deelnemer uit het door Spaarbeleg verstrekte informatiemateriaal het bestaan van dit risico had begrepen en of het SprintPlan wel beantwoordde aan de beleggingsdoelstelling van deze individuele deelnemer. De combinatie van elementen van een geldlening en elementen van een belegging, die in de SprintPlan-overeenkomst onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, maken dat de rechtbank in tegenstelling tot het Hof Amsterdam (15 november 2007, LJN BB7971) van oordeel blijft dat de zorgplicht zich niet slechts uitstrekt tot de inkomens- en vermogenspositie van een deelnemer, maar tevens tot diens beleggingsdoelstelling en -ervaring.
5.4. Ook in het onderhavige geval komt de rechtbank tot het oordeel dat Spaarbeleg haar zorgplicht jegens [eiser] heeft geschonden. Zoals reeds in eerdere vonnissen is geoordeeld, diende de potentiële deelnemer de informatie uit de verschillende toegezonden bescheiden (de brochure en de samenvatting van de algemene voorwaarden) te combineren en enkele denkstappen te maken om de risico’s geheel te kunnen doorgronden. Spaarbeleg heeft niet bij [eiser] geverifieerd of hij al die denkstappen had gemaakt om het SprintPlan-product op haar merites te kunnen beoordelen en om te beoordelen of het SprintPlan wel beantwoordde aan de beleggingsdoelstelling van [eiser]. Hetgeen Spaarbeleg hierover verder heeft aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden.
5.5. [eiser] heeft gesteld dat hij met het SprintPlan vermogen wilde opbouwen voor het kopen van een woning in Polen (dagvaarding) dan wel om in zijn pensioen te voorzien (ter comparitie). Bij dagvaarding heeft hij gesteld dat hij nooit aan het SprintPlan zou zijn begonnen als hem duidelijk was geweest dat er risico’s aan het SprintPlan verbonden waren. Ter comparitie heeft hij gesteld dat hij de overeenkomst niet zou hebben gesloten als hij had geweten dat het om een lening ging, omdat hij, gezien zijn voorgeschiedenis met een buitengerechtelijk schuldsaneringsakkoord, niet meer wilde lenen.
5.6. Spaarbeleg heeft aangevoerd dat uit de verklaring van [eiser] ter comparitie blijkt dat hij exact heeft begrepen hoe het SprintPlan in elkaar zat.
De rechtbank begrijpt dat Spaarbeleg deze opmerking heeft gemaakt ter betwisting van het causaal verband tussen het haar verweten onrechtmatig handelen en de gestelde schade.
5.7. De rechtbank stelt voorop dat in zaken als de onderhavige in het algemeen geen zwaarwegende eisen worden gesteld aan het door [eiser] gestelde causale verband en dat het in het algemeen voldoende wordt geacht indien de deelnemer aannemelijk maakt dat de overeenkomst niet tot stand zou zijn gekomen indien Spaarbeleg wel aan haar zorgplicht had voldaan. Dit betekent echter niet dat het causale verband tussen de schending van de zorgplicht en de door de deelnemer gestelde schade steeds zonder meer wordt aangenomen. De deelnemer zal daarvoor in ieder geval voldoende - onderbouwd - moeten stellen, en zonodig moeten bewijzen.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] daarin niet is geslaagd, nu uit de verklaring van [eiser] ter comparitie kan worden opgemaakt dat hij de werking van het SprintPlan (ondanks het feit dat daarvoor verschillende denkstappen nodig waren) volledig heeft begrepen. [eiser] heeft immers verklaard dat het hem duidelijk was dat Spaarbeleg een bedrag ter beschikking stelde dat belegd zou worden en dat hij daar een maandelijkse vergoeding voor zou betalen. Hij wist dat hij die maandelijkse vergoeding niet terug zou krijgen. Voorts begreep hij dat het verschil tussen de opbrengst van de belegging en het ter beschikking gestelde bedrag uitgekeerd zou worden, aldus [eiser]. Hij heeft verder verklaard dat hij uit de brochure heeft begrepen dat er een garantieregeling was die inhield dat het resultaat nooit lager kon zijn dan het bedrag dat Aegon ter beschikking had gesteld. [eiser] heeft in dat verband opgemerkt dat hij het zich niet kon permitteren geld te moeten bijbetalen in geval van een daling van de belegging.
Uit deze verklaring kan worden opgemaakt dat [eiser] zich de aard en risico’s van het SprintPlan terdege heeft beseft en de overeenkomst vervolgens met dat besef welbewust heeft afgesloten. Hij wist dat Spaarbeleg een bedrag ter beschikking stelde waarmee voor zijn rekening en risico aandelen zouden worden gekocht en waarvoor hij maandelijks een vergoeding aan Spaarbeleg diende te betalen, die hij niet terug zou krijgen. Hij wist voorts dat hij, bij stijging van de aandelen, het verschil tussen het resultaat van de belegging en het door Spaarbeleg ter beschikking gestelde bedrag zou ontvangen en dat hij, bij daling van de aandelen, niets uitgekeerd zou krijgen doch ook niets zou hoeven bijbetalen.
Nu [eiser] de overeenkomst heeft afgesloten met een volledig besef van de aard en risico’s van de overeenkomst, ontbreekt het causale verband tussen de schending van de zorgplicht door Spaarbeleg en de door [eiser] gestelde schade.
De stelling van [eiser] dat hij de overeenkomst (gezien zijn voorgeschiedenis met een buitengerechtelijk schuldsaneringsakkoord) niet zou hebben gesloten als hij had geweten dat het om een lening ging, wordt verworpen. Het feit dat het woord ‘lenen’ niet in de brochure van Spaarbeleg wordt gebruikt, zoals [eiser] heeft aangevoerd, laat immers onverlet dat [eiser] heeft begrepen dat Spaarbeleg hem een bedrag voorschoot waarvoor hij maandelijks een vergoeding diende te betalen. Daarmee heeft hij zich rekenschap gegeven van de aard van het product, ongeacht de gebruikte taalkundige aanduiding, alvorens hij de overeenkomst sloot.
Nu het causaal verband tussen de schending van de zorgplicht door Spaarbeleg en de door [eiser] gestelde schade niet is komen vast te staan, zal de vordering op die grond worden afgewezen.
5.8. Nu de vordering van [eiser] wordt afgewezen, komt de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten evenmin voor toewijzing in aanmerking.
5.9. [eiser] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Het verzoek van Spaarbeleg om [eiser] te veroordelen om wettelijke rente over de proceskosten te voldoen indien hij deze niet binnen zeven dagen voldoet, zal worden toegewezen. De kosten aan de zijde van Spaarbeleg worden begroot op:
- explootkosten EUR 0,00
- vast recht 251,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 768,00 (2,0 punten × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.019,00
6.1. wijst de vorderingen af,
6.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Spaarbeleg tot op heden begroot op EUR 1.019,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de zevende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. van Straalen-Coumou en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2008.