RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/710953-08
Datum uitspraak: 12 november 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum]1984 te [woonplaats],
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in P.I. Utrecht – H.v.B. Wolvenplein te Utrecht.
Raadsman: mr. E.H. Bokhorst.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
29 oktober 2008.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 02 april 2008 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen op/aan de [adres] aldaar) heeft weggenomen een laptop (van het merk HP Compaq, type HC2400) en/of een dockingstation en/of mobiele telefoon (merk Sony Ericsson) en/of een palmtop (merk Blackberry) en/of een MP3 speler (merk Philips), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op en/of verbreking van en/of inklimming via een raam van die woning;
2.
hij op of omstreeks 26 juni 2008 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen op/aan de [adres]) aldaar heeft weggenomen een videocamera (merk JVC, type GRDA20) en/of een computer (merk Fujitsu Siemens, type Scaleo) en/of een sleutelbos, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak op en/of verbreking van en/of inklimming via een raam van die woning;
3.
hij op of omstreeks 30 juni 2008 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Utrecht,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen op/aan de [adres]) aldaar heeft weggenomen een computer (merk Acer) en/of een DVD recorder (merk Lenco) en/of (ongeveer) 80 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of een onderdeel van een computer en/of een tas (merk Samsonite) en/of een rugzak (merk Karrimor) en/of geluidsapparatuur (computer boxen) en/of een zoomlens en/of een laptop (merk Dell), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op en/of verbreking van en/of inklimming via een raam van die woning;
4.
hij op of omstreeks 28 juni 2008 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Utrecht,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (gelegen aan de [adres] aldaar) heeft weggenomen (onder meer) een fotocamera (merk Olympus) en/of een laptop (merk Toshiba) en/of één of meer spelcomputer(s) en/of een aantal rugzakken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
De dagvaarding maakt daarnaast melding van de volgende ad informandum gevoegde strafbare feiten:
1. 710953-08 1-2 april 2008, [adres], diefstal uit woning.
2. 710953-08 23 juni 2008, [adres], diefstal uit woning.
3. 710953-08 1-18 juli 2008, [adres], oplichting, meermalen gepleegd.
4. 710953-08 30 juni 2008, [adres], diefstal uit woning.
5. 710953-08 5-9 juni 2008, [adres], diefstal pinpassen uit kluis en/of (vervolgens) opnemen/pinnen geld.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 02 april 2008 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een laptop (van het merk HP Compaq, type HC2400) en een dockingstation en een mobiele telefoon (merk Sony Ericsson) en een palmtop (merk Blackberry) en een MP3 speler (merk Philips), toebehorende aan [slachtoffer 1];
2.
hij op 26 juni 2008 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres]heeft weggenomen een videocamera (merk JVC, type GRDA20) en een computer (merk Fujitsu Siemens, type Scaleo), toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van inklimming via een raam van die woning;
3.
hij op 30 juni 2008 te Nieuwegein, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een computer (merk Acer) en een DVD recorder (merk Lenco) en enig geldbedrag en een onderdeel van een computer en een tas (merk Samsonite) en een rugzak (merk Karrimor) en geluidsapparatuur (computer boxen) en een zoomlens en een laptop (merk Dell), toebehorende aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming via een raam van die woning;
4.
hij op 28 juni 2008 te Nieuwegein, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen (onder meer) een fotocamera (merk Olympus) en een laptop (merk Toshiba) en spelcomputers en rugzakken, toebehorende aan [slachtoffer 4];
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 t/m 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De rechtbank bezigt voor het bewijs:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
1) de aangifte van [slachtoffer 1], vermeld op de bladzijden 112 t/m 115 van het proces-verbaal PL0915/08-011138B van de Politie Utrecht, Utrecht Stadstaken, Inbrakenteam, opgemaakt en gesloten d.d. 25 september 2008 door [verbalisant], brigadier van politie.
2) de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
1) de aangifte van [slachtoffer 2], vermeld op de bladzijden 121 t/m 124 van het proces-verbaal PL0915/08-011138B van de Politie Utrecht, Utrecht Stadstaken, Inbrakenteam, opgemaakt en gesloten d.d. 25 september 2008 door [verbalisant], brigadier van politie.
2) de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
1) de aangifte van [slachtoffer 3], vermeld op de bladzijden 128 t/m 132 van het proces-verbaal PL0915/08-011138B van de Politie Utrecht, Utrecht Stadstaken, Inbrakenteam, opgemaakt en gesloten d.d. 25 september 2008 door [verbalisant], brigadier van politie, waarbij aangever de conceptaangifte in het proces-verbaal PL0915/08-011138 op pagina 46 heeft getekend.
2) de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
1) de aangifte van [slachtoffer 4], vermeld op de bladzijden 144 t/m 148 van het proces-verbaal PL0915/08-011138B van de Politie Utrecht, Utrecht Stadstaken, Inbrakenteam, opgemaakt en gesloten d.d. 25 september 2008 door [verbalisant], brigadier van politie.
2) de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Met betrekking tot de ad informandum gevoegde feiten overweegt de rechtbank dat is vast komen te staan dat ten aanzien van elk van deze feiten aangifte is gedaan en dat verdachte deze feiten ter terechtzitting heeft bekend.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 t/m 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 4 bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Het onder 2 en 3 bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Telkens: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Op de dagvaarding is aan verdachte medegedeeld dat de ad informandum gevoegde strafbare feiten ter bepaling van de strafmaat ter kennis van de rechtbank worden gebracht en dat verdachte daarvoor niet afzonderlijk zal worden vervolgd indien de rechtbank met die feiten rekening houdt. Nu verdachte de feiten heeft bekend zal de rechtbank rekening houden met 5 (vijf) ad informandum gevoegde feiten, zoals hiervoor is vermeld.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in een korte periode meerdere woninginbraken gepleegd. Hij heeft hierbij waardevolle goederen buitgemaakt. Verdachte heeft uitsluitend gedacht aan zijn eigen financiële behoefte en heeft zich er niet om bekommerd dat hij door zijn handelwijze de benadeelden en/of hun verzekeraars veel schade en overlast berokkent.
Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van woninginbraken vaak nog lange tijd daarna zich niet meer veilig voelen in hun eigen woning en daarom nog lange tijd psychische en/of lichamelijke gevolgen kunnen ondervinden.
Bovendien dragen dergelijke feiten bij aan het ontstaan van gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie
d.d. 23 juli 2008, waaruit blijkt dat de verdachte meerdere malen voor vermogensdelicten veroordeeld is.
- een omtrent verdachte opgemaakt psychiatrisch rapport d.d. 22 september 2008 van
B. van der Goot, psychiater te Utrecht, inhoudende als conclusie dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogen in de vorm van persoonlijkheidsproblematiek en zwakbegaafdheid. De psychiater acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige wat betreft de toerekeningsvatbaarheid over en maakt deze tot de hare. Een klinische behandeling bij De Wier van Altrecht is, volgens de psychiater het meest aangewezen.
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering d.d. 23 oktober 2008, opgemaakt door C.J. Rijkaard, reclasseringswerker, waarin het advies van psychiater Van der Goot wordt ondersteund;
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 t/m 4 ten laste gelegde feiten onder meer wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook indien dat inhoudt opname in De Wier;
De rechtbank zal de eis van de officier van justitie, voor wat betreft de opname in De Wier, niet volgen, nu ter terechtzitting niet duidelijk is geworden of verdachte daadwerkelijk in De Wier opgenomen kan worden en wat dan de duur van de opname zou zijn.
De rechtbank acht, alles afwegende, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 4 ten laste gelegde feit.
Nu ter terechtzitting onvoldoende duidelijk is geworden of de in beslag genomen goederen aan de benadeelde partij of aan de verzekeringsmaatschappij zijn teruggegeven, is de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Daarom zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 t/m 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 t/m 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1 t/m 4 bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van vijftien (15) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot vijf (5) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens Leger des Heils, jeugdzorg & reclassering te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.J.P. Schotman, A. Wassing en J. Ozinga, bijgestaan door
mr. P. Groot-Smits als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 november 2008.
Mr J. Ozinga is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.