RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/442198-08
Datum uitspraak: 14 november 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken bij verstek
gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1969] te [woonplaats],
thans zonder bekende woon- en verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 oktober 2008.
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
De geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank heeft uit de stukken geconcludeerd dat de dagvaarding aan verdachte niet in persoon is betekend, nu verdachte blijkens het uittreksel van de Gemeentelijke Basisadministratie d.d. 2 oktober 2008 zonder vaste woon- of verblijfplaats staat geregistreerd.
Blijkens een mutatie van de politie d.d. 30 juni heeft men op 1 juli 2008 getracht de dagvaarding aan verdachte uit te reiken op het toen laatst bekende adres van verdachte op het [adres] te [woonplaats]. Op genoemde datum is gesproken met de eigenaar van het huisje [adres]. Die gaf aan dat hij zelf het huisje bewoonde en dat hij niet wist waar verdachte verblijft.
Uit een mutatie van de politie van 16 oktober 2008 blijkt dat getracht is de dagvaarding aan verdachte uit te reiken op het adres [adres] te [woonplaats]. Dit is niet gelukt.
De rechtbank is van oordeel dat genoegzaam is gebleken dat het Openbaar Ministerie voldoende inspanning heeft verricht om aan verdachte de dagvaarding uit te reiken en dat het thans niet meer zinvol is om de dagvaarding als gewone brief te verzenden naar het laatst bekende adres van verdachte, te weten de [adres] te [woonplaats], nu vaststaat dat hij daar niet meer woont.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de dagvaarding van verdachte rechtsgeldig is betekend.
Uit het onderzoek Aster naar de medeverdachte [medeverdachte y] is de naam van verdachte naar voren gekomen.
Verdachte heeft op 16 mei 2008 bij de politie verklaard dat de medeverdachte [medeverdachte y] op een gegeven moment had gevraagd of hij een keer met jongens naar zijn woning mocht komen om seks te hebben.
Voorts heeft verdachte verklaard dat de medeverdachte [medeverdachte y] in november 2007 na een inval door de politie bij laatstgenoemde in zijn woning is geweest en dat hij toen onder andere de volgende jongens bij zich had: [jongen a] en [jongen b] (de rechtbank begrijpt dat met de laatstgenoemde bedoeld wordt: [jongen b]).
In december is de medeverdachte [medeverdachte y] weer met wat jongens gekomen. Dit waren [jongen c], [jongen d], [jongen a] en [jongen b].
[medeverdachte y] en de jongens zijn telkens naar de slaapkamer van verdachte gegaan. Verdachte is er zelf niet bij aanwezig geweest. Na 2,5 á 3 uur kwamen ze terug. Er werd gezegd dat er seks was geweest.
[jongen b} heeft bij de politie verklaard dat hij in de woning van [verdachte] anale seks heeft gehad met [medeverdachte y] en hem een keer heeft gepijpt. Dit pijpen was de tweede keer dat hij bij [verdachte] was toen [jongen d], [jongen c] en [jongen a] er ook waren.
[jongen b] is geboren op [geboortedatum] 1992.
[jongen c] heeft verklaard dat hij een keer bij [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) op bezoek is geweest begin december 2007. [jongen b] (de rechtbank begrijpt: [jongen b] was daar ook.
[jongen c] heeft gezien dat [jongen b] de penis van [medeverdachte y] in zijn mond nam en hem bevredigde.
Gelet op het gegeven dat verdachte op de hoogte was van de inval door de politie bij de medeverdachte [medeverdachte y], kan het niet anders zijn dan dat verdachte op de hoogte was van het feit dat de medeverdachte [medeverdachte y] naar de woning van verdachte uitweek om daar seks te hebben met (een) minderjarige jongen(s), dat wil zeggen (een) jongen(s) die de leeftijd van 16 jaar nog niet hadden bereikt en met wie seksuele handelingen strafbaar zijn. In die zin heeft de verdachte zijn woning ter beschikking gesteld aan een derde ten behoeve van strafbare activiteiten.
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage II van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken voor de verdenking met betrekking tot [jongen x], nu uit de afgelegde verklaringen in het dossier niet is komen vast te staan dat medeverdachte [medeverdachte y] in de woning van verdachte de ten laste gelegde handelingen met [jongen x] heeft gepleegd.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Medeplichtigheid aan het met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zijn woning beschikbaar gesteld aan [medeverdachte y], wetende dat deze met een aantal jonge jongens seks zou hebben in zijn woning. Verdachte wist dat een aantal van de jongens die met [medeverdachte y] mee kwamen, jonger waren dan 16 jaar.
De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De wetgever heeft juist het plegen van seksuele handelingen met jeugdigen onder de 16 jaar strafbaar gesteld, ter bescherming van de lichamelijke integriteit van de jeugdigen.
Het is algemeen bekend dat jongeren die slachtoffer zijn van seksueel misbruik, met name wanneer dit wordt gepleegd door volwassenen waarbij er een groot leeftijdsverschil is, nog lang daarna de nadelige psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 9 september 2008, waaruit blijkt dat de verdachte twee keer eerder is veroordeeld, te weten in 2003 en laatstelijk op 4 april 2007 door de politierechter te Zwolle ter zake van verduistering.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met ene proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur alsmede een taakstraf als na te melden passend en geboden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan.
De rechtbank heeft hierbij met name gelet op het feit dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is geweest en dat verdachte niet persoonlijk aan de seksuele handelingen heeft deelgenomen doch enkel zijn woning beschikbaar heeft gesteld en verdachte wordt vrijgesproken van de verdenkingen ten aanzien van [jongen x].
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 48, 245 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld in bijlage II van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van TWEE (2) MAANDEN.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf, groot twee ( 2) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een TAAKSTRAF, bestaande deze straf uit:
een werkstraf voor de duur van HONDERD (100) UREN, te vervangen door hechtenis voor de duur van vijftig (50) dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Dit vonnis is gewezen door mrs J.F. Dekking, J.K.J. van den Boom en J.W. Veenendaal, bijgestaan door H.J. Nieboer als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 november 2008.