ECLI:NL:RBUTR:2008:BG5173

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
8 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
552894 AC EXPL 07-7107
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van loon voor fotografische werkzaamheden ten behoeve van een tentoonstelling en kunstkalender

In deze zaak vorderde eiser betaling van loon voor fotografische werkzaamheden die hij had verricht ten behoeve van een tentoonstelling en een kunstkalender. De overeenkomst tussen eiser en gedaagde was onduidelijk, wat in het nadeel van eiser werkte. De kantonrechter oordeelde dat er geen duidelijke scheiding was tussen een commerciële opdracht en een vriendendienst binnen het verenigingsverband van de Stichting Kunst Actief (SKA). Eiser had foto’s gemaakt voor de kunstkalender, maar ook voor een folder van de tentoonstelling, wat de situatie complicerde. De kantonrechter concludeerde dat eiser niet kon aantonen dat hij recht had op een vergoeding voor zijn werkzaamheden, omdat hij als bestuurslid van SKA had gehandeld en er geen duidelijke afspraken waren gemaakt over betaling. Eiser had ook buitengerechtelijke kosten gevorderd, maar deze werden afgewezen omdat niet was aangetoond dat de incassowerkzaamheden meer omvatten dan gebruikelijke handelingen. Uiteindelijk werd eiser veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan gedaagde, en werd gedaagde veroordeeld tot betaling van € 159,90 aan eiser voor gemaakte materiaalkosten, met de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Amersfoort
zaaknummer: 552894 AC EXPL 07-7107 JS
vonnis d.d. 8 oktober 2008
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: J. van de Loosdrecht,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [gedaagde],
gedaagde partij,
gemachtigde: B. Schild.
Verloop van de procedure
De kantonrechter verwijst naar het mondeling tussenvonnis van 6 mei 2008.
[eiser] heeft, om te voldoen aan de bewijsopdracht, producties in het geding gebracht.
[eiser] heeft 2 getuigen doen horen. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt.
[gedaagde] heeft in tegenverhoor 2 getuigen doen horen. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt.
Partijen hebben afgezien van het nemen van verdere conclusies.
Hierna is uitspraak bepaald.
De verdere beoordeling van het geschil
Aan [eiser] is opgedragen te bewijzen dat hij van [gedaagde] als privépersoon opdracht heeft gekregen tot het maken van de foto-opnames, dat [gedaagde] daarvoor een loon of vergoeding zou betalen en dat [eiser] noch [gedaagde] hebben gehandeld in hun hoedanigheid van bestuurslid van SKA of bedoeld hebben namens SKA op te treden.
[eiser] heeft ter voldoening aan deze bewijsopdracht stukken in het geding gebracht en getuigen doen horen. Ook [gedaagde] heeft getuigen laten horen.
De kantonrechter overweegt naar aanleiding hiervan het volgende.
Vaststaat dat van 9 t/m 30 september 2007 een expositie heeft plaatsgevonden van de werken van de kunstenaar Sergey Cravets. De tentoongestelde schilderijen waren afkomstig uit de privécollectie van [gedaagde].
Zowel [eiser] als [gedaagde] woonden de bestuursvergaderingen bij van de Stichting Kunst Actief (SKA) te Veenendaal, de organisator van de tentoonstelling. De feitelijke organisatie lag in handen van de voorzitter, mevrouw [voorzitter], en [gedaagde]. Op één van deze vergaderingen is het maken van een kunstkalender aan de orde gekomen. Doel van die kalender was, zo blijkt uit de brief van SKA d.d. 12 augustus 2007, het verwerven van sponsorgelden.
De kalender is geproduceerd aan de hand van foto’s die door [eiser] zijn gemaakt. De foto’s zijn bij [gedaagde] thuis genomen, deels in aanwezigheid van een deel van het bestuur van SKA. Na afloop van de fotografiewerkzaamheden heeft [eiser] aan [gedaagde] een factuur gestuurd voor die werkzaamheden ten belope van € 714,-. [gedaagde] heeft geweigerd die factuur te voldoen.
In beginsel is het aan [eiser] om te bewijzen dat hij van [gedaagde] een opdracht heeft gekregen tot het maken van de foto’s en dat hij daarvoor een loon of vergoeding zou ontvangen. Op basis van de getuigenverklaringen kan wel worden aangenomen dat [gedaagde] een dergelijke opdracht aan [eiser] heeft verstrekt, maar niet dat [eiser] daarvoor ook een loon zou ontvangen. Hoewel dat volgens het bepaalde in art. 7:405 BW ook niet noodzakelijk is, ingeval van een opdrachtnemer die handelt in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, kan [eiser] dit niet baten.
Immers, uit de getuigenverklaringen is gebleken dat de foto’s niet alleen bedoeld waren voor de kunstkalender, maar ook voor de folder van de tentoonstelling - wat door [eiser] niet is weersproken. Vaststaat dat SKA die folder heeft laten verzorgen. Er bestond aldus een nauwe verwevenheid tussen de organisatie van de tentoonstelling door SKA en de opdracht tot het maken van de foto’s ten behoeve van de kunstkalender. Nu [eiser], evenals [gedaagde] deel nam aan de bestuursvergaderingen en het in dat kader niet ongebruikelijk is dat werkzaamheden ten behoeve van een gezamenlijk gedragen initiatief kostenloos, althans tegen vergoeding van slechts de werkelijk gemaakte kosten, worden verricht, had [eiser] erop bedacht dienen te zijn dat hij niet als een “willekeurige” opdrachtnemer kon worden beschouwd, maar als een bestuurslid dat met zijn capaciteiten bijdroeg aan het welslagen van de tentoonstelling.
[eiser] mocht er dan ook niet zonder meer op vertrouwen dat hem door een ander bestuurslid, althans een bij het bestuur en de tentoonstelling betrokken persoon, een loon voor zijn werkzaamheden zou worden betaald. [eiser] had - indien hij daarop aanspraak had willen maken - dit vooraf duidelijk aan [gedaagde] moeten laten weten, zodat daarover geen misverstand kon bestaan. In het onderhavige geval is echter gebleken dat er geen duidelijke splitsing was tussen een commerciële privé-opdracht en een activiteit voor SKA (of een door SKA georganiseerde tentoonstelling). Die onduidelijkheid kan niet ten laste van [gedaagde] worden gebracht. De omstandigheid dat [gedaagde] niet aanstonds bezwaren heeft gemaakt tegen de aankondiging van de kosten maakt dit niet anders, nu deze bezwaren later wel uitgebreid aan de orde zijn geweest.
[gedaagde] heeft zich wel bereid verklaard tot betaling van de materiaalkosten, die door hem - onweersproken - zijn becijferd op € 159,90. De kantonrechter zal dit bedrag toewijzen.
Ten aanzien van die toezegging is geen verzuim opgetreden, omdat [eiser] betaling van dit bedrag geweigerd heeft. Voor toewijzing van rente is dan ook geen plaats.
[eiser] heeft een bedrag aan buitengerechtelijke kosten gevorderd, waarvan de verschuldigdheid door de gedaagde partij is betwist. Niet aangetoond is dat de door [eiser] verrichte incassowerkzaamheden meer hebben omvat dan een (eventueel herhaalde) sommatie of het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van een dossier. De daarop betrekking hebbende kosten moeten daarom worden aangemerkt als betrekking hebbende op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten moet derhalve worden afgewezen.
[eiser] zal als de voornamelijk in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding, waaronder de getuigentaxe.
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen € 159,90;
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op
€ 215,-, waarin begrepen € 90,- aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
8 oktober 2008.