ECLI:NL:RBUTR:2008:BG4987

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
12 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/442071-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met lichamelijk letsel door rijden onder invloed en negeren van verkeerslichten

Op 12 november 2008 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 mei 2008 betrokken was bij een verkeersongeval in Veenendaal. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, negeerde een rood verkeerslicht en reed met een snelheid van meer dan 50 kilometer per uur. Hierdoor kwam hij in aanrijding met een auto die op dat moment met groen licht de kruising opreed. De bestuurster van deze auto, aangeduid als [aangever 1], liep een gebroken schaambeen op, wat resulteerde in tijdelijk letsel en hinder in haar dagelijkse bezigheden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich roekeloos en onvoorzichtig heeft gedragen, wat leidde tot het ongeval. Tijdens de zittingen op 24 september en 29 oktober 2008 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waaronder getuigenverklaringen en proces-verbaal van de politie. De rechtbank oordeelde dat het letsel van het slachtoffer niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd, maar wel als letsel dat tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van normale bezigheden met zich meebracht.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 24 maanden geëist. De rechtbank oordeelde echter dat een onvoorwaardelijke werkstraf van 200 uren, te vervangen door hechtenis van 100 dagen bij niet-naleving, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, meer passend was. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan en de persoon van de verdachte, die eerder al was veroordeeld voor rijden onder invloed.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 en heeft de straffen opgelegd zoals hierboven vermeld. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 november 2008.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/442071-08
Datum uitspraak: 12 november 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken bij verstek
gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
24 september 2008 en 29 oktober 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 24 mei 2008 te Veenendaal, althans in het arrondissement Utrecht,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Rondweg West ter hoogte van de kruising met de Pionier,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
(terwijl hij onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde) niet te stoppen voor het in zijn richting rood licht uitstralende verkeerslicht en/of te rijden met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur en/of (vervolgens) in aanrijding /botsing te komen met een auto die voor hem, verdachte, van
rechts (bij groen licht) de kruising op was gereden,
waardoor de bestuurster van de aangereden auto, genaamd [aangever 1], zwaar
lichamelijk letsel, te weten een gebroken schaambeen, of zodanig lichamelijk
letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair
hij op of omstreeks 24 mei 2008 te Veenendaal, althans in het arrondissement Utrecht, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 420 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek
te zijn;
en/of
hij, op of omstreeks 24 mei 2008, te Veenendaal, althans in het arrondissement Utrecht, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rondweg West ter hoogte van de kruising met de Pionier,
niet is gestopt voor het in zijn richting rood licht uitstralende verkeerslicht en/of
met een (veel) hogere snelheid heeft gereden dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur en/of (vervolgens) is gereden/gebotst met een auto die voor hem, verdachte, van rechts (bij groen licht) de kruising op was gereden,
door welke gedraging(en) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De bewezenverklaring
Naar aanleiding van een ongeval op 24 mei 2008 omstreeks 02.45 uur op de kruising Rondweg-West en Panhuis/Pionier te Veenendaal is er door de verbalisanten een onderzoek ingesteld naar de omstandigheden waaronder het verkeersongeval plaatsvond. Hieruit is gebleken dat er ter plaatse tijdens nachtelijke uren sprake is van een verkeersafhankelijke regeling, wat betekent dat de verkeerslichten op de kruising onafhankelijk van elkaar werken, zolang ze niet met elkaar in conflict zijn. De ontruimingstijd op de kruising is 0 seconden, wat inhoudt dat zodra het verkeerslicht op de Rondweg-West rood licht uitstraalt, het verkeerslicht op het Panhuis/Pionier direct groen licht gaat uitstralen. Uit de verkeersongevallenregistratie blijkt dat de wettelijke maximumsnelheid die gold op de kruising Rondweg-West en de Panhuis/Pionier 50 kilometer per uur was.
Uit het proces-verbaal rijden onder invloed blijkt het volgende. De verbalisanten namen bij het eerste directe contact met verdachte, dat plaatsvond in verband met een controle op de naleving van de bepalingen vervat in de Wegenverkeerswetgeving, waar dat de adem van verdachte naar inwendig gebruik van alcoholhoudende drank rook en dat verdachte bloeddoorlopen ogen had. Op 24 mei 2008 om 02.53 uur is van verdachte gevorderd mee te werken aan een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht, dat werd afgenomen. Een alcoholindicatie boven de wettelijke grens werd waargenomen. Verdachte werd aangehouden en een ademanalyse werd afgenomen om 03.23 uur, waaruit een ademonderzoeksresultaat van 420 µgl bleek.
Als betrokkene bij het ongeval is gehoord [aangever 1]. Uit dit verhoor blijkt dat zij op 24 mei 2008, omstreeks 02.45 uur, op het Panhuis met haar auto stond te wachten voor het rood uitstralende verkeerslicht vóór de kruising met de Rondweg-West. Toen het verkeerslicht groen uitstraalde is zij de kruising opgereden in de richting van de Panhuis/Pionier. Zij zag op dat moment geen verkeer aankomen. Toen zij zich op de kruising bevond, hoorde ze van links het harde motorgeluid van een auto. Op hetzelfde moment hoorde zij een klap en voelde zij dat haar auto ter hoogte van haar portier geraakt werd.
Door een arts is vastgesteld dat betrokkene/slachtoffer een schaambeenbreuk heeft. In een aanvullend proces-verbaal inhoudende de weergave van een telefonisch verhoor van het slachtoffer op 27 juni 2008 is het navolgende opgenomen. Het slachtoffer heeft vanaf het tijdstip van het ongeval voortdurend hinder ondervonden van het letsel en zij heeft zich met krukken moeten voortbewegen. Op 27 juni 2008 was de prognose van de behandelend arts dat het herstel nog minimaal drie weken zal duren. Er is geen sprake van blijvend letsel.
Uit het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] blijkt dat hij gelijktijdig met het slachtoffer, die uit de tegengestelde richting ten opzichte van het slachtoffer, de kruising opreed. Getuige reed de kruising op toen het verkeerslicht groen licht uitstraalde. Getuige heeft verklaard dat hij weet dat het verkeer dat uit tegengestelde richting de kruising oprijdt dan gelijktijdig groen licht heeft. Hij zag dat vanaf de Rondweg-West een voertuig met enorme snelheid naderde en dat dit voertuig met de voorzijde tegen de linkerzijde van het andere voertuig reed.
In het proces-verbaal van verhoor van verdachte heeft verdachte verklaard dat hij op 24 mei 2008 op de Rondweg-West heeft gereden en dat hij heeft gezien dat hij 50 mijl reed en dat dit omgerekend bijna 80 kilometer per uur is. . Ter hoogte van de kruising met de Pionier was verdachte aan het prutsen met zijn autoradio. Verdachte heeft verklaard dat het mogelijk is geweest dat het verkeerslicht rood licht straalde maar dat hij dit niet heeft opgemerkt. Toen verdachte de kruising wilde oversteken, zag hij van rechts een auto naderen, die hij met de voorzijde van auto in de linkerflank heeft aangereden.
De officier van justitie heeft gerequireerd dat verdachte roekeloos heeft gereden door met hogere snelheid dan was toegestaan, onder invloed van alcohol, de kruising op te rijden en hierbij het rode verkeerlicht te negeren, waardoor hij de auto van het slachtoffer heeft geraakt.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat het naar aanleiding van het ongeval ontstane letsel niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank acht wel zodanig letsel aanwezig dat daaruit de tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
op 24 mei 2008 te Veenendaal, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Rondweg West ter hoogte van de kruising met de Pionier, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
(terwijl hij onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde) niet te stoppen voor het in zijn richting rood licht uitstralende verkeerslicht en
te rijden met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur en vervolgens in aanrijding/botsing te komen met een auto die voor hem, verdachte, van rechts (bij groen licht) de kruising op was gereden, waardoor de bestuurster van de aangereden auto, genaamd [aangever 1], zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 tweede lid van deze wet.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte voor het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden;
- ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Blijkens de justitiële documentatie d.d. 29 oktober 2008 is verdachte in december 2007 eerder veroordeeld voor rijden onder invloed. Op 24 mei 2008 is hij weer onder invloed van alcohol gaan autorijden. Daardoor en doordat hij te hard heeft gereden heeft hij een ongeval veroorzaakt waarbij aan het slachtoffer lichamelijk letsel is toegebracht. Het letsel is dusdanig ernstig dat het slachtoffer een tijdlang niet heeft kunnen werken. Het slachtoffer heeft ter zitting verklaard zich na het ongeval onder begeleiding van een psycholoog te hebben gesteld, vanwege de nachtmerries die zij had.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, zodat een verkeersongeval is ontstaan waardoor het slachtoffer lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Gelet op al het bovenstaande acht de rechtbank de hierna op te leggen onvoorwaardelijke werkstraf op zijn plaats.
Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan, nu de rechtbank het rijgedrag van verdachte heeft gekwalificeerd als zijnde zeer onvoorzichtig en onoplettend en de rechtbank het letsel van het slachtoffer als minder zwaar heeft gekwalificeerd. Het verwijt dat verdachte kan worden gemaakt is daardoor minder ernstig hetgeen een lagere straf rechtvaardigt.
Daarnaast acht de rechtbank een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats. Enerzijds om verdachte ervan te weerhouden opnieuw zeer onvoorzichtig rijgedrag te vertonen, Anderzijds om de ernst van het feit en de daaruit voortgekomen gevolgen tot uitdrukking te brengen.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een TAAKSTRAF, bestaande deze straf uit een werkstraf voor de duur van 200 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 100 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Veroordeelt de verdachte voorts tot ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 maanden.
Bepaalt dat van deze bijkomende straf een gedeelte, groot 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 voor het tijdstip waarop de bijkomende straf ingaat, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. P.J.G. van Osta, J.M. Bruins en R.P.G.L.M. Verbunt, bijgestaan door mr. L.C.J. van der Heijden als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 november 2008.