RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/443733-07
Datum uitspraak: 19 november 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1954 te [geboorteplaats] (Italië),
wonende te [woonadres], [woonplaats].
Raadsman: mr. E.N. Bouwman, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
5 november 2008.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.Primair
hij op of omstreeks 22 juni 2007 te Zeist als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Amersfoortseweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
te rijden met een snelheid tussen minimaal 87,3 kilometer per uur en maximaal 95,8 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 80 kilometer per uur
en/of (daarbij) het door hem bestuurde motorrijtuig niet tot stilstand te kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en deze vrij was immers is hij gereden/gebotst tegen de achterzijde van een motorfiets die (ook) gebruik maakte van de aldaar aanwezige voorsorteerstrook bestemd voor het rechtsafslaande verkeer,
waardoor de bestuurster van die motorfiets (genaamd [aangever 1]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk in een bovenarm en/of twee breuken in een schouder, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
hij, op of omstreeks 22 juni 2007, te Zeist, althans in het arrondissement
Utrecht, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), heeft gereden op de voor
het openbaar verkeer openstaande weg, de Amersfoortseweg, met een snelheid tussen minimaal 87,3 kilometer per uur en maximaal 95,8 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 80 kilometer per uur en/of (daarbij) het door hem bestuurde motorrijtuig niet tot stilstand heeft kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en deze vrij was immers is hij gereden/gebotst tegen de achterzijde van een motorfiets die (ook) gebruik maakte van de aldaar aanwezige voorsorteerstrook bestemd voor het rechtsafslaande verkeer,
door welke gedraging(en) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon
worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd;
hij op of omstreeks 22 juni 2007 te Zeist opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk Mercedes, kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk op/tegen het dak en/of portier(en) van genoemde auto te slaan en/of schoppen;
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als hieronder is vermeld, namelijk dat
1.
hij op 22 juni 2007 te Zeist als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Amersfoortseweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig te rijden met een snelheid tussen minimaal 87,3 kilometer per uur en maximaal 95,8 kilometer per uur, met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 80 kilometer per uur en daarbij het door hem bestuurde motorrijtuig niet tot stilstand te kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en deze vrij was, immers is hij gebotst tegen de achterzijde van een motorfiets die (ook) gebruik maakte van de aldaar aanwezige voorsorteerstrook bestemd voor het rechtsafslaande verkeer,
waardoor de bestuurster van die motorfiets (genaamd [aangever 1]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk in een bovenarm en twee breuken in een schouder werd toegebracht;
2.
hij op 22 juni 2007 te Zeist opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk Mercedes, kenteken [kenteken]), toebehorende aan [aangever 2], heeft beschadigd, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk op/tegen het dak en portieren van genoemde auto te slaan en schoppen;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Op grond van de stukken die zich in het dossier bevinden en het verhandelde ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank van het volgende worden uitgegaan.
Ten aanzien van feit 1:
[aangever 1] heeft verklaard dat zij op 22 juni 2007 als bestuurster van een motorfiets op de Amersfoortseweg reed. Op het moment dat zij de kruising Amersfoortseweg/Panweg naderde, wilde zij vanaf de rechterrijstrook voor rechtdoor voorsorteren naar de uitvoegstrook voor rechtsaf. Plotseling begon haar motorfiets te zwabberen en werd deze onbestuurbaar. Het volgende moment lag zij op het wegdek. Zij raakte hierdoor gewond.
In het ziekenhuis is geconstateerd dat mevrouw [aangever 1] een breuk heeft opgelopen in haar linkerbovenarm. Tevens is er een tweetal breuken ontstaan in haar rechterschouder.
Zij was op 20 oktober 2008 nog steeds niet hersteld.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 22 juni 2007 met zijn personenauto op de Amersfoortseweg te Zeist heeft gereden. Het was druk. Voordat verdachte de Amersfoortseweg is opgereden, reed hij op de Utrechtseweg. Op een bepaald moment kreeg verdachte van een bestuurder van een grijze Mercedes geen gelegenheid om in te voegen. Toen verdachte na de grijze Mercedes is ingevoegd, zag hij dat de bestuurder en de inzittende van de grijze Mercedes gebaren naar hem maakten en hem uitlachten. Verdachte heeft vervolgens op de Amersfoortseweg verschillende malen geprobeerd de grijze Mercedes in te halen. Dit werd echter iedere keer belemmerd door de bestuurder van de grijze Mercedes. Verdachte heeft verklaard hierdoor erg geïrriteerd te zijn geraakt. Verdachte zag dat de bestuurder van de Mercedes steeds harder ging rijden. Ook verdachte is harder gaan rijden. Verdachte heeft verklaard via de vluchtstrook geprobeerd te hebben de grijze Mercedes te passeren.
Op het moment dat verdachte de stoplichten bij kruising Amersfoortseweg/Panweg naderde, reed hij op de linkerbaan voor het rechtdoorgaande verkeer. Verdachte had op dat moment geen idee met welke snelheid hij reed. Verdachte zag dat het stoplicht voor het rechtsafslaande verkeer op groen stond. Verdachte wilde deze afslag nemen, zodat hij kon ontkomen aan de situatie met de Mercedes. Op de rechterbaan voor het rechtdoorgaande verkeer reed een busje. Het was voor verdachte niet meer mogelijk om het busje aan de voorzijde te passeren, zodat verdachte achter het busje langs reed. Toen verdachte op de rijbaan terecht kwam voor het rechtsafslaande verkeer, zag hij het latere slachtoffer op haar motorfiets plotseling voor hem. Verdachte was niet meer in staat een aanrijding te voorkomen.
Uit het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse blijkt dat de wielen van de door verdachte bestuurde auto voor het kruispunt met de Panweg zijn gaan blokkeren. De daardoor veroorzaakte blokkeersporen vingen aan op de rechterrijstrook voor rechtdoorgaand verkeer en liepen schuin naar rechts over het voorsorteervak voor afslaand verkeer naar rechts. Het eerste botspunt tussen de auto bestuurd door verdachte en de motorfiets bestuurd door het slachtoffer lag blijkens de bij het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse behorende tekeningen op de voorsorteerstrook voor het rechtsafslaande verkeer.
Van algemene bekendheid is dat voordat een blokkeerspoor wordt afgetekend het wiel hard is geremd. En voordat een bestuurder hard remt, heeft hij aanleiding gezien op iets of iemand te reageren met remmen.
Uit de ontstane botsing, het op het wegdek afgetekende blokkeerspoor en het verloop daarvan, leidt de rechtbank af dat verdachte al naar rechts had gestuurd om de uitvoegstrook bestemd voor het ter plaatse rechtsafslaande verkeer te gaan volgen vóórdat hij zich ervan had vergewist dat hij die manoeuvre veilig kon uitvoeren. Hij remde immers kennelijk zo hard omdat de aanwezigheid van de motorrijdster op die uitvoegstrook een vrije doorgang onmogelijk maakte.
De rechtbank tekent hierbij aan dat het van algemene bekendheid is dat een auto waarvan de wielen blokkeren onbestuurbaar is en de koers volgt die de auto direct vóór het blokkeren van de wielen had.
De berekende aanvangssnelheid voorafgaande aan de remming lag tussen de 87,3 km/u en 95,8 km/u. Tijdens het geblokkeerde remmen is verdachte tegen de achterzijde van de motorfiets gebotst.
Ter plaatse gold een maximumsnelheid van 80 km/u.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het ongeval en het feit dat daardoor [aangever 1] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht verdachtes schuld is. Verdachte had als verkeersdeelnemer bedacht moeten zijn op de aanwezigheid van andere weggebruikers. Te meer nu hij met te hoge snelheid een bijzondere manoeuvre ging uitvoeren. De verdachte heeft zich aldus zeer onvoorzichtig gedragen.
Ten aanzien van feit 2:
Aangever [aangever 2] heeft verklaard dat verdachte op 22 juni 2007 meerdere keren op aan de linker- en rechterzijde van zijn voertuig, een grijze Mercedes, kenteken [kenteken], heeft geslagen en dat er hierdoor schade is ontstaan.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte op het dak van een grijze personenauto sloeg en daarna zag hij dat verdachte meerdere malen trapte tegen de portieren van de auto.
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit ter terechtzitting bekend.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte voor het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van het voorarrest;
- ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren.
De officier van justitie heeft daarbij opgemerkt dat naar haar oordeel verdachte roekeloos heeft gereden.
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte was geïrriteerd en heeft zichzelf opgejaagd. Wie zo aan het verkeer deelneemt, handelt onverantwoordelijk. Verkeersdeelname eist immers een voortdurende alertheid. En beslissingen behoren weloverwogen te worden genomen, zeker als het druk is. Onder die omstandigheden is het – zoals verdachte het noemde – plotseling in een gat duiken zeer onvoorzichtig. Als gevolg van dit onvoorzichtige gedrag heeft er een botsing plaatsgevonden, tengevolge waarvan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De gevolgen voor het slachtoffer zijn zeer ingrijpend, zoals is gebleken uit de schriftelijke slachtofferverklaring, welke ter terechtzitting is behandeld.
De rechtbank heeft meegewogen dat verdachte niet eerder is veroordeeld en dat verdachte ter terechtzitting heeft laten blijken dat het ongeval diepe indruk op hem heeft gemaakt.
In tegenstelling tot de officier van justitie komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde roekeloos rijden door verdachte. In de tenlastelegging is het “roekeloze” immers niet gekoppeld aan het rijgedrag dat aan de botsing voorafging, maar aan de op zich niet bovenmatige overschrijding van de ter plaatse geldende maximumsnelheid en de botsing zelf. Om die reden en gelet op de persoon van de verdachte acht de rechtbank, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur alsmede een taakstraf als na te melden passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een aanzienlijke duur.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 91 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 4 maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een TAAKSTRAF, bestaande deze straf uit een werkstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 120 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht bij de uitvoering van de werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag inverzekeringstelling.
Veroordeelt de verdachte wegens het onder 1 primair bewezen verklaarde feit voorts tot ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren.
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 voor het tijdstip waarop de bijkomende straf ingaat, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. R.P.G.L.M. Verbunt, E.F. Bueno en Z.J. Oosting, bijgestaan door mr. L.C.J. van der Heijden als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 november 2008.
Mr. R.P.G.L.M. Verbunt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.