ECLI:NL:RBUTR:2008:BG4861
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatig handelen en relativiteitsvereiste in schadevergoeding bij beschadiging van brug
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 19 november 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een gedaagde over schadevergoeding na de beschadiging van de brug Achterbos in Vinkeveen. De eiser, wonende in Duitsland, vorderde een schadevergoeding van EUR 6.975,- van de gedaagde, een besloten vennootschap, die erkende onrechtmatig te hebben gehandeld jegens de gemeente, eigenaar van de brug. De rechtbank heeft de procedure in twee fasen behandeld: eerst in verstek en vervolgens in verzet. In het verstekvonnis zijn de vorderingen van de eiser integraal toegewezen, maar de gedaagde heeft in verzet gesteld dat hij niet onrechtmatig heeft gehandeld en dat de schade niet voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de gedaagde niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die de eiser heeft geleden. De rechtbank overwoog dat er geen ongeschreven zorgvuldigheidsnorm bestaat die de gedaagde verplicht om te zorgen voor het ongestoorde gebruik van vaarwateren. De rechtbank concludeerde dat de onrechtmatigheid van de gedaagde jegens de gemeente niet automatisch ook onrechtmatig is jegens de eiser. De rechtbank heeft het verstekvonnis vernietigd en de vorderingen van de eiser afgewezen, waarbij de eiser werd veroordeeld in de kosten van de procedure.
De beslissing van de rechtbank benadrukt het relativiteitsvereiste in het civiele recht, waarbij de schade die door een onrechtmatige daad is veroorzaakt, alleen voor vergoeding in aanmerking komt als deze schade ook daadwerkelijk het gevolg is van de schending van een norm die is bedoeld om de belangen van de benadeelde te beschermen. In dit geval was dat niet het geval, waardoor de eiser geen recht had op de gevorderde schadevergoeding.