ECLI:NL:RBUTR:2008:BG4861

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
19 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
246476 / HA ZA 08-669
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen en relativiteitsvereiste in schadevergoeding bij beschadiging van brug

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 19 november 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een gedaagde over schadevergoeding na de beschadiging van de brug Achterbos in Vinkeveen. De eiser, wonende in Duitsland, vorderde een schadevergoeding van EUR 6.975,- van de gedaagde, een besloten vennootschap, die erkende onrechtmatig te hebben gehandeld jegens de gemeente, eigenaar van de brug. De rechtbank heeft de procedure in twee fasen behandeld: eerst in verstek en vervolgens in verzet. In het verstekvonnis zijn de vorderingen van de eiser integraal toegewezen, maar de gedaagde heeft in verzet gesteld dat hij niet onrechtmatig heeft gehandeld en dat de schade niet voor vergoeding in aanmerking komt.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de gedaagde niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die de eiser heeft geleden. De rechtbank overwoog dat er geen ongeschreven zorgvuldigheidsnorm bestaat die de gedaagde verplicht om te zorgen voor het ongestoorde gebruik van vaarwateren. De rechtbank concludeerde dat de onrechtmatigheid van de gedaagde jegens de gemeente niet automatisch ook onrechtmatig is jegens de eiser. De rechtbank heeft het verstekvonnis vernietigd en de vorderingen van de eiser afgewezen, waarbij de eiser werd veroordeeld in de kosten van de procedure.

De beslissing van de rechtbank benadrukt het relativiteitsvereiste in het civiele recht, waarbij de schade die door een onrechtmatige daad is veroorzaakt, alleen voor vergoeding in aanmerking komt als deze schade ook daadwerkelijk het gevolg is van de schending van een norm die is bedoeld om de belangen van de benadeelde te beschermen. In dit geval was dat niet het geval, waardoor de eiser geen recht had op de gevorderde schadevergoeding.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 246476 / HA ZA 08-669
Vonnis in verzet van 19 november 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] (Duitsland),
eiser,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. A.R. Jaarsma,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. M.C. Franken-Schoemaker.
Partijen zullen hierna respectievelijk [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 mei 2008;
- het proces-verbaal van comparitie van 25 september 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Feiten
2.1. Op 31 augustus 2006 heeft een medewerker van [gedaagde] de brug Achterbos in Vinkeveen beschadigd, toen deze met een trekker met dieplader over de brug reed. De gemeente is eigenaar van de brug. [gedaagde] heeft erkend dat hij onrechtmatig jegens de gemeente heeft gehandeld.
2.2. Als gevolg van de beschadiging is de brug gedurende enige tijd afgesloten geweest.
2.3. In haar brief van 6 augustus 2007 aan de raadsman van [eiser] zegt Onderlinge Verzekeringen Overheid (OVO):
“In antwoord op uw vraag wie de aanrijding d.d. 31 augustus 2006 heeft veroorzaakt, kunnen wij u als volgt berichten.
De gemeente heeft aangegeven dat [gedaagde] te [woonplaats] de schade aan de desbetreffende brug heeft veroorzaakt.”
3. Het geschil
3.1. [eiser] heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van EUR 6.975,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, alsmede in de kosten van het geding.
3.2. Bij het verstekvonnis zijn de vorderingen van [eiser] integraal toegewezen en is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal EUR 768,31.
3.3. [gedaagde] vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van [eiser] alsnog worden afgewezen. [gedaagde] stelt – samengevat – dat hij niet onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld, nu hij geen zaken van [eiser] heeft beschadigd. Evenmin heeft hij onzorgvuldig jegens [eiser] gehandeld, aldus [gedaagde].
3.4. Voorts stelt [gedaagde] dat de door hem overtreden norm, namelijk het verbod inbreuk te maken op het eigendomsrecht van de gemeente, niet strekt tot bescherming tegen schade zoals door [eiser] gevorderd.
3.5. Tevens stelt [gedaagde] dat [eiser] zijn schade onvoldoende heeft onderbouwd. Ter onderbouwing hiervan stelt [gedaagde] onder meer dat [eiser] slechts een nauwelijks leesbaar en in de Duitse taal gesteld document in het geding heeft gebracht, waarop niet te verifiëren bedragen zijn genoemd. [gedaagde] heeft nader toegelicht dat de kosten die [eiser] voor een vervangende boot opvoert niet voor toewijzing in aanmerking komen, omdat tijdens de comparitie is gebleken dat [eiser] geen vervangende boot heeft gehuurd. [eiser] vordert zodoende abstracte schade, terwijl schade in dit soort gevallen concreet berekend dient te worden, aldus [gedaagde].
Voorts is volgens [gedaagde] de brug slechts enkele dagen onbruikbaar geweest, zodat kosten die [eiser] in 2007 gemaakt zegt te hebben evenmin vergoed dienen te worden. In reactie op het verweer van [eiser] stelt [gedaagde] ter comparitie dat de brug niet zo lang als door [eiser] wordt gesteld, onbruikbaar is geweest. Volgens [gedaagde] is de brug, nadat deze was hersteld, ook door [bedrijf] te [woonplaats] beschadigd.
3.6. [eiser] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] zijn recht op een ongestoord vaargenot heeft geschonden en zodoende onzorgvuldig jegens hem heeft gehandeld.
3.7. Ter onderbouwing van zijn stelling voert [eiser] aan dat de brug Achterbos, gezien de doorvaarhoogte van zijn boot, de enige is die toegang geeft tot de Vinkeveense Plassen en de randmeren. Aangezien de brug in de periode van
31 augustus 2006 tot 1 juni 2007 onbruikbaar was, kon [eiser] de ligplaats niet verlaten. Hierdoor is zijn vakantie in het water gevallen.
3.8. Ter comparitie heeft [eiser] zijn schade nader toegelicht. Volgens [eiser] heeft hij in 2007 ligplaatskosten betaald ten bedrage van € 525,-. Deze kosten zijn vergeefs gemaakt, nu hij niet met zijn boot heeft kunnen varen. In dit verband voert [eiser] aan dat een geplande trip met vrienden in september 2006 geen doorgang heeft kunnen vinden.
Voorts stelt [eiser] in 2006 en 2007 schade ten bedrage van respectievelijk € 4.250,- en EUR 2.800,- te hebben geleden. Deze schade bestaat volgens [eiser] uit de kosten die hij had moeten maken indien hij een vervangende boot had gehuurd die wel in staat was onder de brug door te varen. Volgens [eiser] komt de schade geheel voor rekening van [gedaagde], omdat uit de informatie die de gemeente heeft gegeven niet blijkt dat [bedrijf] de brug Achterbos eveneens heeft beschadigd, waarbij hij verwijst naar de brief van OVO (zie r.o. ?2.3).
3.9. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [gedaagde] in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.
4.2. De rechtbank wijst de stelling van [eiser] af dat [gedaagde] onzorgvuldig jegens hem heeft gehandeld door zijn recht op ongestoord vaargenot te schenden. Zij overweegt daartoe dat, anders dan [eiser] betoogt, geen ongeschreven zorgvuldigheidsnorm bestaat op grond waarvan [gedaagde] als gebruiker van een tot de openbare weg behorende brug verplicht is tegenover een ieder in te staan voor het ongestoorde gebruik van vaarwateren.
4.3. Voor zover [eiser] betoogt dat het onzorgvuldige handelen door [gedaagde] jegens de gemeente ook jegens hem onzorgvuldig en derhalve onrechtmatig is, overweegt de rechtbank als volgt. De ongeschreven zorgvuldigheidsnorm heeft betrekking op de zorgvuldigheid die in een bepaalde verhouding tegenover een of meer anderen dient te worden betracht. Deze norm is naar haar aard geen norm die strekt tot bescherming van de belangen van allen die schade lijden als gevolg van het feit dat de vereiste zorgvuldigheid tegenover die bepaalde anderen niet in acht is genomen. Dit oordeel brengt met zich dat onzorgvuldig handelen door [gedaagde] jegens de gemeente niet zonder meer ook onzorgvuldig is ten opzichte van [eiser].
4.4. Gelet op het voorgaande zal het verstekvonnis worden vernietigd. De vorderingen van [eiser] zullen alsnog worden afgewezen.
4.5. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de verstek- en verzetprocedure worden verwezen. Nu gesteld noch gebleken is dat het verstekvonnis is betekend, zullen kosten voor betekening op nihil worden gesteld. De kosten van het uitbrengen van de verzetdagvaarding zullen echter op grond van het bepaalde in artikel 141 Rv. voor rekening van [gedaagde] komen, omdat deze kosten een gevolg zijn van het feit dat [gedaagde] in eerste instantie niet is verschenen. De door [eiser] te vergoeden kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- explootkosten EUR 0,00
- vast recht 300,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 768,00 (2,0 punten × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.068,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. vernietigt het door deze rechtbank op 19 december 2007 onder zaaknummer / rolnummer 240207 / HA ZA 07-2180 gewezen verstekvonnis,
en opnieuw beslissend
5.2. wijst de vorderingen af,
5.3. veroordeelt [eiser] in de kosten van de verstekprocedure, aan de zijde van [gedaagde] tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 1.068,00,
5.4. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2008.