ECLI:NL:RBUTR:2008:BG3746

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
2 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600763-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldsdelicten in het uitgaansleven met vrijspraak voor een van de ten laste gelegde feiten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 2 september 2008, stond de verdachte terecht voor meerdere geweldsdelicten die plaatsvonden in het uitgaansleven van Utrecht op 5 november 2006. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend was bewezen wat aan de verdachte onder feit 3 was ten laste gelegd, en sprak hem daarvan vrij. De feiten betroffen een gewelddadige aanval op twee broers en een jonge vrouw door een groep jongens, waarbij de slachtoffers met vuisten en een fles werden geslagen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor dit specifieke feit, aangezien er geen DNA-onderzoek was verricht op het verloren petje van een van de verdachten en er geen confrontatie met de aangeefster had plaatsgevonden.

De rechtbank achtte echter wel bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mishandeling en openlijk geweld, gepleegd in vereniging. De verdachte had, onder invloed van alcohol, meerdere geweldsdelicten gepleegd, waaronder het toebrengen van letsel aan een medegedetineerde. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, geheel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, waaronder reclassering en behandeling. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een werkstraf van 120 uur op, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en oordeelde dat dergelijk gedrag in de openbare ruimte onacceptabel is. De verdachte werd ook veroordeeld tot het volgen van een werkend-lerentraject en behandeling bij een forensische psychiatrische instelling. De rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen goederen en verklaarde de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600763-08
Datum uitspraak: 02 september 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak
gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres], [woonplaats];
Raadsman: mr. J.J. van de Beek, advocaat te De Bilt.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 augustus 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
Vrijspraak
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 3. is ten laste gelegd.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Uit het dossier blijkt dat één van de twee verdachten tijdens zijn vlucht in de woning zijn zwarte Nike-petje heeft verloren. Dit petje is door de technische recherche veilig gesteld in afwachting van nader DNA-onderzoek. Dit onderzoek is niet verricht. Enig nader onderzoek naar de identiteit van verdachte(n) middels een confrontatie met aangeefster heeft ook niet plaatsgevonden. Verdachte ontkent. Nu er slechts de aangifte en een tapgesprek resteert is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs aanwezig is teneinde verdachte te kunnen veroordelen.
De bewezenverklaring
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Aangever is werkzaam in een café te Vianen. Wanneer hij op zaterdagochtend 07 juni 2008 op straat loopt ziet aangever dat verdachte sigaretten wegneemt van iemand. De aangever vraagt aan verdachte deze terug te geven aan de eigenaar, waarop hij vervolgens door verdachte met een vuist in zijn gezicht wordt gestompt. Hierdoor heeft aangever hevige pijn en een bloedende lip opgelopen.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij aangever met een vlakke hand in het gezicht heeft geslagen. Gelet op de verklaringen van aangever, getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2] acht de rechtbank echter bewezen dat het om een vuistslag ging.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Op 26 november 2007 doet een medegedetineerde van verdachte aangifte van mishandeling op die dag welke plaatsvond in het huis van bewaring Wolvenplein te Utrecht. Wanneer aangever verdachte wijst op zijn gedrag ontvangt hij daarop een vuistslag tegen zijn neus. Hierdoor had aangever veel pijn en werd in het ziekenhuis een gebroken neus geconstateerd.
De verdachte bekent onderhavig feit ter terechtzitting.
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Op zaterdag 05 november 2006 worden twee broers en één jonge vrouw na het stappen in Utrecht ’s morgens vroeg aangevallen door een groep jongens. Hierbij krijgt jongen 1.
([aangever 1]) een slag in zijn gezicht met gebalde vuist van één van de daders. In zijn aangifte verklaart [aangever 1] dat hij een man aan ziet komen lopen richting zijn broer. De houding van deze man is agressief. Achter deze man ziet hij een groep van nog ongeveer vijf man staan. Wanneer hij de man vraagt wat er aan de hand is wordt er naar hem gescholden en voelt hij dat vanuit de groep om hem heen geduwd wordt. Aangever ziet vervolgens dat een jongen een fles op dusdanige wijze in zijn handen had, dat hij er elk moment mee zou kunnen slaan. Aangever krijgt van één van de jongens een vuistslag in zijn gezicht. Vervolgens ziet hij dat de groep naar zijn broer loopt en hem met kracht schopt en slaat. Aangever verklaart vervolgens te zien dat het meisje zijn broer wil afschermen en zij hierop geslagen wordt door de jongen met de fles. Hij slaat haar met kracht met de fles op haar bovenrug en haar been. Intussen is aangever bezig zichzelf te verdedigen door de groep van zich af te duwen. Aangever ziet het meisje op de grond liggen en belt de politie.
Jongen 2. ([aangever 2]) doet aangifte en verklaart dat hij uit het niets drie jongens ziet verschijnen en dat het meisje met een fles wordt geslagen. Vervolgens voelt ook hij dat hij met kracht met de glazen fles op zijn achterhoofd wordt geslagen. Alle drie de daders staan dan bij elkaar op een rijtje. Aangever [aangever 2] verklaart voorts dat toen zij, aangevers, op een gegeven moment op de grond lagen de drie daders met gebalde vuisten klaarstonden. Hij voelde zich erg bedreigd.
De jonge vrouw ([aangever 3]) doet ook aangifte en verklaart dat zij ineens uit het niets worden aangevallen door een paar jongens. Zij verklaart dat beide broers op hun hele lichaam worden geslagen met behulp van een (whisky)fles. Aangeefster besluit, in de overtuiging dat een vrouw niet geslagen zou worden, er tussen te springen. Zij voelt en ziet op dat moment dat zij met veel kracht met behulp van de fles tegen haar linker schouder wordt geslagen. Door de pijn en de klap valt zij direct op de grond. Vervolgens wordt zij meerdere malen met zeer veel kracht getrapt tegen haar benen en onderrug. Tien minuten na het incident worden verdachten aangehouden.
Middels de camerabeelden wordt waargenomen welk aandeel verdachte heeft. Te zien is dat verdachte een fles overhandigt aan [medeverdachte 1] en dat hij trapt naar een van de jongens.
Deze medeverdachte, [medeverdachte 1], verklaart dat hij die bewuste avond met [verdachte] (alias [B]) was en weet dat er een ruzie is geweest die een beetje uit de hand was gelopen. Hij verklaart dat hij gezien heeft dat [verdachte] ruzie aan het maken was. Voorts verklaart [medeverdachte 1] dat hij een fles in zijn handen had en dat ze voordat ze gingen stappen met zijn tweeën al een fles whiskey hadden gedronken .
Ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:
Naar aanleiding van het onder 4 bewezenverklaarde feit, worden de verdachten aangehouden. De verbalisanten geven weer dat verdachte bij aanhouding zich van zijn jas weet te ontdoen en wegrent. Wanneer verbalisant hem achtervolgt en verdachte bij diens shirt grijpt, probeert verdachte zich los te rukken door rukkende bewegingen te maken in tegenovergestelde richting dan waarin verbalisant hem trachtte te brengen. Wanneer verbalisant vervolgens verdachte in een controlegreep houdt, probeert verdachte zich hieruit met kracht te bevrijden. Ten gevolge van dit verzet heeft verbalisant een verzwikte enkel en enkele schaafplekken aan zijn hand opgelopen.
Ter terechtzitting verklaart de verdachte terzake van de feiten 4 en 5 dat hij die dag dronken was en die dag samen met [medeverdachte 1] een fles whisky heeft gedronken.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage II van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De rechtbank komt tot deze bewezenverklaring op grond van de bewijsmiddelen, vermeld in de ambtsedig opgemaakte processen-verbaal met dossiernummers, zoals hiervoor vermeld.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde:
Mishandeling, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:
Wederspannigheid terwijl het misdrijf enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
-Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal geweldsdelicten. Zo heeft hij
alleen, danwel tezamen met een aantal andere jongens, onder invloed van een (behoorlijke) hoeveelheid alcohol, in het openbare uitgaansleven ’s nachts op straat mensen op gewelddadige wijze gestompt, geslagen en/of geschopt. Voorts heeft hij een medegedetineerde een forse tik uitgedeeld waaraan het slachtoffer een gebroken neus overhield. Wanneer verdachte wordt aangehouden na een openlijke geweldpleging pleegt verdachte dusdanig veel verzet dat een verbalisant daaraan licht letsel overhoudt.
-De rechtbank acht dergelijk agressief handelen ontoelaatbaar en meent dat
slachtoffers in deze nog geruime tijd (psychische) gevolgen van dergelijke feiten kunnen ondervinden. Daarenboven veroorzaken dergelijke geweldsdelicten met name op de openbare weg veel angst en onrust in de maatschappij. Voorts draagt dergelijk handelen jegens willekeurige slachtoffers gepleegd, in hoge mate bij aan gevoelens van onveiligheid, worden gepleegd, zoals in twee van de onderhavige gevallen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 02 juli 2008, waaruit blijkt dat de verdachte reeds vele malen eerder is veroordeeld wegens onder andere geweldsdelicten.
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van het Leger des Heils d.d. 07 augustus 2008, opgemaakt door mw. M.P.E. Elbersen, reclasseringswerker, waaruit blijkt dat verdachte sinds januari 2008 in het kader van een werkend-leertraject werk heeft bij een loodgietersbedrijf. Ook blijkt uit dit rapport dat de kans op herhaling van geweldsdelicten hoog is als verdachte niet zou werken en als hij zich niet laat diagnosticeren en behandelen.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte voor feit 3 wordt vrijgesproken en ter zake van de overige ten laste gelegde feiten onder meer wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden dat verdachte de aanwijzingen van de reclassering moet opvolgen, ook als die inhouden dat hij het werkend-lerentraject moet blijven volgen, dat hij verblijft bij zijn moeder dan wel op een adres waarvoor de reclassering toestemming geeft en dat hij zich laat diagnosticeren en behandelen bij Het Dok of een soortgelijke instelling;
- een werkstraf van 120 uur met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank legt aan verdachte dezelfde straffen op als door de officier van justitie gevorderd.
Teruggave in beslag genomen goederen:
Met betrekking tot het in beslag genomen voorwerp, te weten een zilverkleurig mes, Nieto, lemmet 11,5 cm lang en 1,5 cm breed, zal de rechtbank de teruggave gelasten aan verdachte, bij wie dit voorwerp in beslag is genomen.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 3].
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 3. ten laste gelegde feit.
Nu aan de verdachte voor wat betreft het onder 3. ten laste gelegde feit geen straf of maatregel zal worden opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing zal vinden, dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57, 63, 141, 181, 300, van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld vermeld in bijlage II van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarden niet naleeft:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens het Leger des Heils te Utrecht te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Waarbij verdachte voorts:
- het werkend-leren traject volgt bij De Gildevaart;
- bij zijn moeder verblijft dan wel op een adres waarvoor de reclassering toestemming verleent en huisbezoeken toe zal staan;
- zich zal laten diagnosticeren bij het DOK, een instelling voor forensische psychiatrie (of een soortgelijke instelling) en zich conformeert aan het door het DOK (of een soortgelijke instelling) aangeboden behandeltraject.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een TAAKSTRAF, bestaande deze straf uit:
een werkstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de uitvoering van de werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Gelast de teruggave van het zilverkleurig mes, zoals hierboven beschreven.
Verklaart de benadeelde partij [aangever 3] niet ontvankelijk in de vordering.
Verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil.
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A. Wassing, J.K.J. van den Boom en M.H.L. Schoenmakers, bijgestaan door mr. K.F. van Dam als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 02 september 2008.
Mr. M.H.L. Schoenmakers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen