ECLI:NL:RBUTR:2008:BG3687

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
5 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
194211 / HA ZA 05-907
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van Axa Schade N.V. voor letselschade na verkeersongeval

In deze zaak vorderde eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A.W. Ketelaars, dat Axa Schade N.V. aansprakelijk werd gesteld voor de gevolgen van een verkeersongeval dat plaatsvond op 22 juni 1996. Eiseres stelde dat zij als gevolg van het ongeval nek- en rugklachten, evenals concentratie- en geheugenstoornissen had opgelopen. Axa, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C. Franken-Schoemaker, erkende aansprakelijkheid voor het ongeval, maar betwistte dat de door eiseres genoemde klachten het gevolg waren van het ongeval. De rechtbank oordeelde dat eiseres haar vordering onvoldoende had onderbouwd en dat zij in strijd had gehandeld met artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat vereist dat alle relevante feiten volledig en naar waarheid worden gepresenteerd. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van eiseres niet ontvankelijk waren en wees deze af. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Axa werden begroot op EUR 2.052,00. Het vonnis werd uitgesproken op 5 november 2008 door de rechtbank Utrecht.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 194211 / HA ZA 05-907
Vonnis van 5 november 2008
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. M.A.W. Ketelaars,
tegen
de naamloze vennootschap
AXA SCHADE N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. M.C. Franken- Schoemaker.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Axa genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken,
- de akte wijziging eis,
- de antwoordakte na wijziging eis.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] is op 22 juni 1996, terwijl zij een auto bestuurde, van achteren aangereden door een auto waarvan de bestuurder verzekerd was bij (een rechtsvoorganger van) Axa.
2.2. Axa heeft (de raadsman van) [eiseres] met de brief van 22 oktober 1996 medegedeeld dat zij aansprakelijkheid erkent voor de schade die door dat ongeval is ontstaan.
2.3. Met de brief van 26 mei 1997 heeft Axa (de raadsman van) [eiseres] aangegeven niet te kunnen erkennen dat er een verlies van arbeidsvermogen is en zo ja, dat dat het gevolg is van het ongeval. Tot dat moment had Axa een bedrag van fl. 3.000,- aan voorschot onder algemene titel aan [eiseres] uitgekeerd.
2.4. Met de beschikking van 10 februari 1999 heeft de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam het verzoekschrift van [eiseres] strekkende tot het bevelen van een voorlopig deskundigenonderzoek toegewezen en neuroloog dr. A.G.M. van Vliet (hierna te noemen: Van Vliet) tot deskundige benoemd. Op 3 mei 1999 heeft Van Vliet zijn definitieve rapport aan partijen aangeboden.
2.5. Op 15 februari 2002 heeft de huidige raadsman van [eiseres] zich tot Axa gericht. Vervolgens heeft tussen partijen enige correspondentie plaatsgevonden en met de brief van 21 maart 2003 heeft Axa medegedeeld dat zij de causaliteit tussen de gepresenteerde klachten en het ongeval uiterst dubieus acht, dat de reeds betaalde fl. 3.000,- wordt gezien als slotbetaling en dat wordt overgegaan tot sluiting van het dossier.
2.6. Vervolgens heeft [eiseres] zich in januari 2005 weer tot Axa gericht maar dit heeft niet tot enige verdere betaling van Axa aan [eiseres] geleid.
3. De vordering
3.1. [eiseres] vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
1. voor recht wordt verklaard dat Axa aansprakelijk is voor alle gevolgen van het ongeval, met name nekklachten, rugklachten, concentratie- en geheugenstoornissen, waarvoor Axa aansprakelijk is,
2. Axa wordt veroordeeld aan [eiseres] te betalen, een schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot de algehele voldoening van het verschuldigde,
3. Axa wordt veroordeeld in de kosten van het geding.
3.2. Axa voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
4. De beoordeling
Niet-ontvankelijkheid
4.1. Axa voert aan dat [eiseres] niet in haar vordering kan worden ontvangen omdat zij, in strijd met hetgeen is bepaald in artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de van belang zijnde feiten niet volledig en naar waarheid heeft aangevoerd. Met Axa is de rechtbank van oordeel dat [eiseres] haar vordering bij dagvaarding zeer summier heeft onderbouwd. Gezien de door Axa naar voren gebrachte stellingen en ingebrachte stukken (waaronder de eerdere correspondentie tussen partijen, de stukken aangaande het voorlopige deskundigenonderzoek) dient geconcludeerd te worden dat [eiseres] de van belang zijnde feiten en omstandigheden inderdaad niet volledig heeft aangevoerd. Gelet op hetgeen in artikel 21 Rv is bepaald kan de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht. Zij zal evenwel niet oordelen dat dit tot niet-ontvankelijkheid van de vordering dient te leiden maar daar andere, hierna te noemen, gevolgen aan verbinden.
4.2. Hoewel de rechtbank voorts met Axa van oordeel is dat het bewijsaanbod van [eiseres] in deze zeer summier en niet specifiek is, ziet de rechtbank ook daarin onvoldoende aanleiding om, op grond van het bepaalde in artikel 120, lid 1 Rv, de dagvaarding nietig te verklaren.
4.3. De stelling van Axa dat door [eiseres] slechts een declaratoir vonnis wordt verlangd waarbij [eiseres] geen belang heeft en zij op grond van het bepaalde in artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek (BW) niet-ontvankelijk dient te worden verklaard kan niet slagen. Hoewel Axa reeds aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval heeft erkend vordert [eiseres] in deze procedure een verklaring voor recht dat Axa aansprakelijk is voor specifiek door haar genoemde gevolgen als nekklachten en rugklachten waarvoor Axa geen aansprakelijk heeft erkend.
Vermeerdering eis
4.4. [eiseres] heeft bij akte verzocht haar eis zodanig te vermeerderen dat bij vonnis subsidiair wordt bepaald dat een nieuwe deskundige wordt benoemd om in deze een expertise te verrichten. Axa heeft verweer gevoerd tegen het toestaan van deze eiswijziging omdat dit strijd met een behoorlijke procesorde zou opleveren en de procedure hierdoor onredelijk wordt vertraagd.
4.5. Op grond van het bepaalde in artikel 130 Rv kan [eiseres], zolang nog geen eindvonnis is gewezen, haar eis vermeerderen. Hoewel ook de rechtbank van oordeel is dat het de voorkeur had verdiend dat [eiseres] dit verzoek tot eisvermeerdering eerder in de procedure had gedaan, kan niet worden gezegd dat het thans toestaan van dat verzoek strijd met een behoorlijke procesorde zou opleveren. Ook van een onredelijke vertraging van deze procedure zal hierdoor geen sprake zijn. De rechtbank zal dan ook oordelen op de gewijzigde eis.
Rechtsverwerking
4.6. Axa doet subsidiair een beroep op rechtsverwerking. Dit verweer slaagt evenmin. Uitgangspunt is dat enkel tijdsverloop geen toereikende grond oplevert voor het aannemen van rechtsverwerking. Daartoe is immers ook vereist de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in geval de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken. Hoewel er verschillende periodes tussen partijen geen verder overleg heeft plaatsgevonden, heeft Axa onvoldoende onderbouwd op grond waarvan bij haar een dergelijk gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt of op grond waarvan haar positie hierdoor onredelijk is benadeeld of verzwaard.
Inhoudelijk
4.7. Door Axa wordt erkend dat zij aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval. Zij betwist evenwel dat de door [eiseres] genoemde klachten het gevolg zijn van het ongeval en zij stelt dan ook dat er voor verwijzing naar de schadestaatprocedure geen aanleiding bestaat.
4.8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] haar stelling dat de door haar genoemde klachten gevolg zijn van het ongeval, onvoldoende onderbouwd. Zij heeft aangevoerd dat zij ten gevolge van het ongeval nek- en rugklachten heeft opgelopen welke klachten tot op de dag van de dagvaarding bestaan. Tevens heeft zij, naar zij stelt, sinds het ongeval concentratie- en geheugenstoornissen en is haar reuk en smaak veranderd. Deze stellingen heeft zij bij dagvaarding evenwel op geen enkele wijze nader onderbouwd; ook niet door overlegging van enig schriftelijk stuk. Vervolgens is Axa bij conclusie van antwoord uitgebreid ingegaan op zowel deze specifiek genoemde klachten alsmede op [eiseres]’s medische voorgeschiedenis, de rapportage van Van Vliet en de vraag of er in dat rapport (of in ander stukken) steun is te vinden voor de stelling van [eiseres] dat de door haar genoemde klachten ongevalsgerelateerd zijn. Ten aanzien van het rapport van Van Vliet heeft Axa aangevoerd dat de rugklachten en de concentratie- en geheugenstoornissen niet worden toegeschreven aan het ongeval en dat de nekklachten er niet in worden vermeld. Daarnaast heeft Axa gemotiveerd aangevoerd dat er sprake is van een forse pre-existente psychische problematiek en dat [eiseres] na het ongeval in 1996 nog tweemaal betrokken is geweest bij een aanrijding waardoor de (eventuele) causaliteit is doorbroken.
4.9. Bij conclusie van repliek heeft [eiseres] vervolgens volstaan met de stelling dat zij zich in elk geval kan conformeren aan het oordeel van Van Vliet dat haar klachten ten tijde van het onderzoek als gevolg van het ongeval beschouwd konden worden en dat zij haar klachten niet zou hebben gehad indien het ongeval niet had plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank had het, gezien het uitgebreid gemotiveerde verweer van Axa
-onder meer betrekking hebbend juist op dat rapport van Van Vliet-, op de weg van [eiseres] gelegen haar stellingen nader te onderbouwen en inhoudelijk in te gaan op het hiervoor omschreven verweer van Axa. Ook nadat Axa voor dupliek had geconcludeerd en haar standpunt nader had bepaald heeft [eiseres] haar stellingen terzake bij pleidooi niet nader onderbouwd.
4.10. De rechtbank zal [eiseres] in deze fase van de procedure ook niet in de gelegenheid stellen haar stellingen alsnog nader te onderbouwen. Enerzijds gezien de verschillende mogelijkheden die zij daartoe reeds onbenut heeft gelaten, anderzijds gelet op hetgeen in rechtsoverweging 4.1 is overwogen omtrent het handelen van [eiseres] in strijd met het bepaalde in artikel 21 Rv.
4.11. Nu daarmee niet is komen vast te staan dat de door [eiseres] genoemde klachten het gevolg zijn van het ongeval kan evenmin geconcludeerd worden dat zij ten gevolge van het ongeval schade heeft geleden die nog niet door Axa is vergoed. Verwijzing naar de schadestaatprocedure is dan ook niet aan de orde. Dit geldt onverkort voor de subsidiaire vordering van [eiseres] een nieuwe deskundige te benoemen om in deze een expertise te verrichten. De vorderingen van [eiseres] zullen derhalve worden afgewezen.
4.12. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Voor een veroordeling tot de volledige proceskosten, zoals Axa stelt, is geen aanleiding nu het de in het ongelijk gestelde partij ook in deze omstandigheden vrij stond Axa in rechte te betrekken. De kosten aan de zijde van Axa worden dan ook volgens het liquidatietarief begroot op:
- vast recht EUR 244,00
- salaris advocaat 1.808,00 (4,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 2.052,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Axa tot op heden begroot op EUR 2.052,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Phaff, mr. J.P. Killian en mr. A. van Maanen en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2008.?
wg griffier wg rechter