ECLI:NL:RBUTR:2008:BG2714

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
244527 / HAZA 08-415
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van een geldlening en de gevolgen van verpanding

In deze zaak vorderde Hoogstraten Beheer B.V. terugbetaling van een geldlening die per 1 januari 2008 opeisbaar was geworden. De lening was oorspronkelijk verstrekt aan Telematch Holding B.V. en was onderworpen aan een achterstellingsbepaling ten opzichte van een kredietrelatie met een bank. Hoogstraten stelde dat de achterstelling niet meer van toepassing was, omdat de lening van de bank inmiddels was afgelost. Telematch voerde echter aan dat de vordering van Hoogstraten nog steeds achtergesteld was bij de vordering van de bank, en dat de bevoegdheid om betaling te vorderen bij de bank lag, aangezien Hoogstraten zijn vordering openbaar had verpand aan de bank.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel de achterstelling van de lening van Hoogstraten aan Telematch niet meer van toepassing was, de verpanding van de vordering aan de bank de bevoegdheid van Hoogstraten om betaling te vorderen uitsloot. De rechtbank benadrukte dat de verpanding van de vordering aan de bank een openbaar pandrecht creëerde, waardoor de bank de enige partij was die kon vorderen. De rechtbank wees de vordering van Hoogstraten af en veroordeelde haar in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van verpanding en de gevolgen daarvan voor de bevoegdheid om vorderingen te innen. De rechtbank concludeerde dat de vordering van Hoogstraten niet kon worden toegewezen, omdat de bevoegdheid tot het vorderen van betaling bij de bank berustte, en niet bij Hoogstraten. Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Willems en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2008.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 244527 / HA ZA 08-415
Vonnis van 29 oktober 2008
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOOGSTRATEN BEHEER B.V. A.J.,
gevestigd te Maarssen,
eiseres,
advocaat mr. E.D. Omvlee,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TELEMATCH HOLDING B.V.,
gevestigd te Zoeterwoude,
gedaagde,
advocaat mr. J.M. van Noort.
Partijen zullen hierna Hoogstraten en Telematch genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 mei 2008
- de brief van 4 september 2008 van de raadsman van Telematch, waarbij ter voorbereiding op de comparitie van partijen drie producties aan de rechtbank zijn toegezonden
- het proces-verbaal van comparitie van 16 september 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 7 juli 1999 is tussen partijen een overeenkomst van geldlening gesloten op basis waarvan Hoogstraten aan Telematch een bedrag van EUR 92.571,16 (f 204.000,= ) ter leen heeft verstrekt. In deze overeenkomst is onder meer bepaald, zakelijk weergegeven, dat de vorderingen van Hoogstraten op Telematch uit hoofde van die overeenkomst een lagere rang nemen dat de vorderingen van C&E Bankiers (hierna: de bank) op Telematch uit hoofde van een tussen de bank en Telematch gesloten kredietovereenkomst van 25 juni 1999.
2.2. De achterstelling van de geldlening van Hoogstraten ten opzichte van de vordering van de bank is neergelegd in een achterstellingsakte van 13 juli 1999 (door de bank ondertekend op 25 oktober 1999), waarbij Hoogstraten, Telematch en de bank partij zijn. In de achterstellingsakte, waarin Hoogstraten “debiteur” en Telematch “crediteur” worden genoemd, is onder meer het navolgende bepaald:
In aanmerking nemende:
- dat tussen de bank en de crediteur op 25 juni 1999 een overeenkomst tot stand is gekomen hierna te noemen “de geldlening” op grond waarvan de bank wegens te leen ontvangen gelden een bedrag ad f 3.700.000,= (…) aan de crediteur heeft verstrekt onder de voorwaarde dat de vordering van de debiteur uit hoofde van een tussen de debiteur en crediteur op 7 juli 1999 gesloten overeenkomst van geldlening ten bedrage van f 204.000,= (…) hierna te noemen “” de vordering”, wordt achtergesteld bij die van de bank;
(…)
verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
1. De vordering zal pas opeisbaar zijn en de voldoening van de vordering, waaronder begrepen de eventuele periodieke aflossingsverplichting zal, behoudens schriftelijke toestemming van de bank, eerst mogen plaatshebben wanneer de crediteur al hetgeen zij uit hoofde van de geldlening aan de bank verschuldigd is, zal hebben voldaan;
(…)
3. Tot meerderde zekerheid voor de terugbetaling van al hetgeen de crediteur aan de bank nu of te eniger tijd uit welke hoofde ook schuldig mocht zijn of worden, verpandt de debiteur de vordering aan de bank. De crediteur verklaart dat de verpanding aan hem als debiteur van de vordering is medegedeeld. Indien en voor zover de bank dat wenst, wordt ingeval van faillissement of surséance van betaling van de crediteur of in geval de crediteur een gerechtelijke of buitengerechtelijk akkoord sluit, de achterstelling geacht vervallen te zijn. De bank is dan bevoegd in en buiten rechte nakoming van de vordering te eisen en betalingen in ontvangst te nemen.
2.3. Het krediet van f 3.700.000,= aan de bank is door Telematch op 19 juli 2003 afgelost. Gelijktijdig werd tussen de bank en Telematch een nieuwe kredietovereenkomst gesloten.
2.4. Op 9 februari 2006 is tussen Hoogstraten en Telematch een verlenging van en aanvulling op de overeenkomst van geldlening van 7 juli 1999 overeengekomen. In deze aanvullende overeenkomst is onder meer bepaald dat de achterstelling van de geldlening ten opzichte van de bank komt te vervallen en is een aflossingsschema overeengekomen, zijnde dat de verschuldigde hoofdsom in drie gelijke termijnen van EUR 30.857,05 wordt afgelost en wel op 31 december van 2007, respectievelijk 2008 en 2009.
2.5. Door Telematch is nagelaten de per 1 januari 2008 verschuldigde aflossingstermijn en contractuele rente aan Hoogstraten te voldoen. Op grond van de verlengde en aangevulde overeenkomst van geldlening van 7 juli 1999 is daarmee de hoofdsom alsmede de daarover vervallen en nog niet betaalde rente in zijn geheel direct en zonder ingebrekestelling opeisbaar geworden.
2.6. Na dagvaarding heeft Telematch de per 1 januari 2008 verschuldigde aflossingstermijn betaald, als gevolg waarvan Hoogstraten ter comparitie haar eis met dat bedrag heeft verminderd.
3. Het geschil
3.1. Hoogstraten vordert, na vermindering van eis, dat de rechtbank Telematch, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, zal veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van EUR 61.258,84 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en de proceskosten.
3.2. Telematch voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Hoogstraten vordert terugbetaling van de per 1 januari 2008 in zijn geheel opeisbaar geworden vordering uit hoofde van de (verlengde en aangevulde) overeenkomst van geldlening. Daarbij stelt zij zich op het standpunt dat de achterstelling daaraan niet in de weg staat, nu de achterstelling niet langer van toepassing is op de onderhavige vordering. De achterstelling had immers betrekking op de door de bank op 25 juni 1999 aan Telematch verstrekte lening, die op 19 juli 2003 is afgelost.
Daarnaast stelt Hoogstraten dat Telematch in de aanvullende overeenkomst heeft ingestemd met het vervallen van de achterstellingsbepaling.
4.2. Telematch betwist niet dat de vordering van Hoogstraten per 1 januari 2008 in zijn geheel opeisbaar is geworden. Zij stelt echter dat deze vordering nog altijd achtergesteld is bij de vordering van de bank op Telematch uit hoofde van de huidige kredietrelatie en dat de bank het haar niet toestaat om betalingen te doen aan Hoogstraten buiten het overeengekomen aflossingsschema. Ter onderbouwing van haar stelling dat de bank de vordering van Hoogstraten nog altijd beschouwt als te zijn achtergesteld op die van haarzelf, wijst Telematch op een brief van de bank aan de raadsvrouw van Hoogstraten van 4 augustus 2008 en op een kredietovereenkomst van 3 augustus 2005 tussen de bank en Telematch, waarin onder het hoofdstuk “zekerheden” ook de akte van achterstelling ter zake de lening door Hoogstraten is opgenomen. Aan het feit dat in de aanvullende overeenkomst tussen Hoogstraten en Telematch de achterstellingsbepaling is vervallen, komt geen betekenis toe, nu de bank daarin niet is gekend en daarvoor geen toestemming heeft gegeven, aldus Telematch. Tot slot stelt Telematch, onder verwijzing naar artikel 3:246 BW dat Hoogstraten niet bevoegd is om betaling te vorderen, omdat die bevoegdheid bij de bank berust vanwege de in de achterstellingsakte opgenomen openbare verpanding daarvan door Hoogstraten aan de bank.
4.3. Telematch stelt terecht dat het gegeven dat Hoogstraten en Telematch in de aanvullende overeenkomst van geldlening zijn overeengekomen dat de achterstelling komt te vervallen, de bank niet zonder meer regardeert. De akte van achterstelling was immers een meerpartijen overeenkomst, waarbij ook de bank partij was. De in de akte van achterstelling neergelegde rangorde tussen de vorderingen van Hoogstraten en die van de bank op Telematch verandert in de rechtsverhouding tussen de bank en Hoogstraten niet door de enkele nadere afspraak tussen Hoogstraten en Telematch op dat punt.
4.4. De stelling van Hoogstraten dat de bank, in de persoon van de heer [naam], wel degelijk gekend is in het laten vervallen van de achterstelling kan echter onbesproken blijven. Naar Hoogstraten terecht heeft aangevoerd moet het ervoor worden gehouden dat de achterstelling daarvóór al is komen te vervallen, namelijk op het moment dat de geldlening waaraan in de akte van achterstelling een hogere rangorde was toegekend volledig was afgelost. Niet in geschil is dat dit op 19 juli 2003 is gebeurd.
4.5. Telematch heeft te dien aanzien gesteld dat de achterstelling betrekking had op vorderingen uit hoofde van de kredietrelatie in het algemeen tussen de bank en Telematch, en dat er geen moment is geweest waarop de bank geen vorderingen op Telematch heeft gehad. De geldlening van 25 juni 1999 is immers afgelost onder gelijktijdige verstrekking van een nieuw krediet. Het is volgens Telematch de bedoeling van partijen geweest om de achterstelling ook voor die doorlopende kredietrelatie te laten gelden. De rechtbank gaat aan dit standpunt voorbij omdat blijkens de achterstellingsakte de vordering van Hoogstraten is achtergesteld ten opzichte van de in die akte gespecificeerde lening van de bank van 25 juni 1999 en niet, bijvoorbeeld, ook van al hetgeen de bank uit hoofde van deze of toekomstige kredietovereenkomsten of anderszins te vorderen heeft of zal hebben. Dat de bank toen – in 1999 – niettemin die bedoeling heeft gehad, blijkt niet uit de tekst van de achterstellingsakte en daarvoor zijn ook overigens geen aanknopingspunten aangereikt. Dat het vervolgens in juli 2003 de bedoeling van de bank is geweest om na aflossing van het krediet de hogere rangorde van haar vordering uit hoofde van de nieuwe kredietovereenkomst ten opzichte van de vordering van Hoogstraten te handhaven, is niet onaannemelijk. Gegeven de expliciete benoeming van de vordering waarop de oorspronkelijke achterstelling betrekking had, was daarvoor op dat moment echter een nieuwe overeenkomst tussen haar en Hoogstraten van die strekking noodzakelijk geweest. Vast staat dat een dergelijke afspraak niet is gemaakt. Nu in de rechtsverhouding tussen Hoogstraten en Telematch sinds de aanvullende overeenkomst van 9 februari 2009 geen sprake meer is van een achterstellingsbepaling, is niet langer een rechtsgrond aanwezig op grond waarvan aan Hoogstraten kan worden tegengeworpen dat haar vordering lager in rang is dan enige, nog bestaande vordering van de bank op Telematch.
4.6. Toewijzing van de vordering stuit echter af op het feit dat Hoogstraten haar vordering op Telematch uit hoofde van de overeenkomst van geldlening heeft verpand aan de bank. Deze verpanding heeft blijkens de akte betrekking op huidige en toekomstige vorderingen van de bank op Telematch en ziet dus, anders dan de achterstelling, niet alleen op de in de akte genoemde kredietovereenkomst maar ook op de vorderingen van de bank uit hoofde van de thans bestaande rekening-courant- en kredietrelatie met Telematch.
Van de verpanding is in de akte mededeling gedaan aan Telematch, zodat sprake is van een openbaar pandrecht op de vordering van Hoogstraten. Telematch heeft terecht aangevoerd dat bij deze stand van zaken artikel 3:246 BW aan de bevoegdheid van Hoogstraten om thans nakoming te vorderen en betaling te ontvangen in de weg staat. Die bevoegdheid berust nu immers bij de bank als pandhouder en gesteld noch gebleken is dat zij Hoogstraten haar toestemming heeft gegeven om die bevoegdheden uit te oefenen.
Dat, zoals Hoogstraten ter zitting heeft aangevoerd, het pandrecht alleen betrekking heeft op het geval dat sprake is van een surséance of faillissement berust op een onjuiste lezing van het betreffende artikel. Hoogstraten heeft er ter zitting ook nog op gewezen dat de bank geen mededeling heeft gedaan dat zij haar pandrecht wil uitwinnen en dat door de bank aan Hoogstraten niet is medegedeeld dat zij zich op haar pandrecht beroept. Dit is echter, gelet op de aard van het onderhavige pandrecht en de daaraan verbonden overgang van bevoegdheden krachtens artikel 3:246, eerste lid, BW niet van belang.
4.7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van Hoogstraten niet kan worden toegewezen.
4.8. Hoogstraten zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Telematch worden begroot op:
- explootkosten EUR 0,00
- vast recht 2.025,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2,0 punten × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 3.813,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt Hoogstraten in de proceskosten, aan de zijde van Telematch tot op heden begroot op EUR 3.813,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Willems en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2008.
w.g. griffier w.g. rechter?