ECLI:NL:RBUTR:2008:BG1650

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
17 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-604130-07
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van seksuele handelingen met minderjarige in affectieve relatie

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 17 september 2008, stond de verdachte terecht voor het ten laste gelegde feit van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, [slachtoffer], geboren in 1992. De feiten vonden plaats in de periode van 21 oktober 2006 tot en met 30 oktober 2006, waarbij de verdachte, destijds 19 jaar oud, seksuele handelingen zou hebben verricht met de 14-jarige [slachtoffer]. De verdachte heeft ontkend dat er sprake was van een ontuchtige relatie en heeft verklaard dat de seksuele handelingen vrijwillig plaatsvonden in het kader van een affectieve relatie.

De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer en getuigen in overweging genomen. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de verdachte en het slachtoffer een relatie hadden, er geen sprake was van een ontuchtig karakter aan de seksuele handelingen. Dit oordeel is gebaseerd op de bijzondere omstandigheden van de zaak, waaronder het geringe leeftijdsverschil en de affectieve relatie tussen de betrokkenen. De rechtbank verwijst naar een arrest van de Hoge Raad uit 1997, waarin werd overwogen dat het ontuchtige karakter kan ontbreken indien de handelingen vrijwillig plaatsvinden in een affectieve relatie.

De rechtbank concludeert dat de verdachte niet gericht was op het hebben van een puur seksuele relatie en dat de omstandigheden in deze zaak, in onderlinge samenhang bezien, leiden tot de conclusie dat de wederrechtelijkheid van de seksuele handelingen ontbreekt. Daarom heeft de rechtbank, op basis van de wettige bewijsmiddelen, niet de overtuiging verkregen dat de verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan, en spreekt de verdachte vrij. Dit vonnis is gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. D. Kuipers als een van de rechters, die buiten staat was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer(s): 16/604130-07
Datum uitspraak: 17 september 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] (Peru),
wonende te [woonplaats],
Raadsman: mr. T.J. Roest Crollius.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 september 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is het ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 21 oktober
2006 tot en met 30 oktober 2006 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1992, die de leeftijd van twaalf,
maar nog niet die van zestien jaren bereikt, buiten echt, ontuchtige
handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit
het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij zijn penis en/of vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht/geduwd;
Vrijspraak
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan aanwijzingen van de reclassering, ook indien dat inhoudt dat hij begeleid moet wonen, een onderzoek moet ondergaan en trainingen dient te volgen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
De rechtbank overweegt het volgende.
Uit de verklaringen van het slachtoffer, getuigen en verdachte zelf, komen de volgende feiten naar voren.
Verdachte en [slachtoffer] zijn in de zomer van 2006 verliefd op elkaar geworden. Ten tijde van deze relatie was verdachte 19 jaar en [slachtoffer] 14 jaar.
Een eerste seksueel contact zoals ten laste gelegd, heeft plaats gevonden in de laatste week van oktober 2006. Volgens [slachtoffer] is dit het enige seksuele contact geweest. Verdachte echter heeft verklaard over een tweede seksueel contact dat kennelijk op een later tijdstip heeft plaats gevonden.
Artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht strekt tot bescherming van jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaar tegen het ondergaan van ernstige seksuele handelingen. Jeugdigen in deze leeftijdsgroep worden geacht daartoe in het algemeen onvoldoende in staat te zijn. Naar het oordeel van deze rechtbank echter kan onder omstandigheden het ontuchtige karakter (de wederrechtelijkheid) aan de seksuele handelingen ontbreken.
De Hoge Raad heeft in een arrest uit 1997 met vindplaats LJN ZD0775 al overwogen dat het ontuchtige karakter aan seksuele handelingen kan ontbreken indien die handelingen, zoals in het onderhavige geval, vrijwillig plaatsvinden in het kader van een affectieve relatie en voorts sprake is van een gering leeftijdsverschil. De rechtbank is van oordeel dat er in onderhavige strafzaak geen sprake is van een gering verschil in leeftijd. Wel zijn er de volgende (andere) bijzondere omstandigheden: Verdachte komt op de rechtbank over als een weinig volwassen en jeugdig ogende jongen die, gelet op de persoonlijke omstandigheden die ten tijde van de tenlastegelegde periode speelden, geborgenheid en warmte zocht en ontving in het gezin van [slachtoffer]. Verdachte was aanvankelijk bevriend met [broer van het slachtoffer], de broer van [slachtoffer]. Verdachte heeft [slachtoffer] via [broer van slachtoffer] leren kennen. Toen echter voor de ouders van [slachtoffer] en [broer van slachtoffer] duidelijk werd dat verdachte serieuze omgang had met [slachtoffer], was verdachte niet langer welkom in het gezin. Verdachte en [slachtoffer] onderhielden ondanks het omgangsverbod een relatie waarin [slachtoffer] zelf contact zocht met verdachte en waaruit op geen enkele wijze is gebleken van ondergeschiktheid van [slachtoffer] aan verdachte. Verdachte en [slachtoffer] verklaren beiden dat ze ten tijde van hun relatie verliefd op elkaar waren èn erg goed met elkaar konden opschieten. Uit het tijdstip waarop het eerste seksuele contact heeft plaats gevonden, eind oktober 2006, en uit het feit dat de relatie daarna is voortgezet, blijkt naar het oordeel van deze rechtbank dat verdachte niet gericht was op het hebben van een puur seksuele relatie.
De hiervoor genoemde bijzondere omstandigheden tezamen genomen en in onderlinge samenhang bezien brengen de rechtbank tot het oordeel dat in onderhavige strafzaak aan de seksuele handelingen het ontuchtige karakter (de wederrechtelijkheid) ontbreekt.
De rechtbank heeft daarom op grond van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging verkregen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mrs P.M.E. Bernini, J.W. Veenendaal en D. Kuipers, bijgestaan door mr. L.M. Janssens-Kleijn als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 september 2008.
Mr D. Kuipers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.