ECLI:NL:RBUTR:2008:BG1625

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
3 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-711095-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mensenhandel en mishandeling in relatie tot een prostituee

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 3 oktober 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van mensenhandel en mishandeling. De verdachte, geboren in 1977 en afkomstig uit Suriname, was gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht. De officier van justitie had ten laste gelegd dat de verdachte in de periode van 1 januari 2005 tot en met 1 maart 2007 een ander, genaamd [aangever 1], had geworven en gedwongen tot prostitutie door middel van dwang, geweld en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van mensenhandel. De rechtbank concludeerde dat de aangeefster niet in een situatie van uitbuiting verkeerde, aangezien zij gedurende de relatie met de verdachte regelmatig contact had met haar familie en collega's en uiteindelijk zelf de keuze maakte om in de prostitutie te gaan werken. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit van mensenhandel.

Daarnaast was de verdachte ook beschuldigd van mishandeling van de aangeefster in de periode van 1 februari 2003 tot en met 1 maart 2007. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster meermalen heeft mishandeld, wat resulteerde in letsel en pijn. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de subsidiaire tenlastelegging van mishandeling en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet was komen vast te staan welk deel van de vordering betrekking had op de feiten waarvoor de verdachte was veroordeeld. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van het voorarrest.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/711095-08
Datum uitspraak: 3 oktober 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak
gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] (Suriname),
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht te Nieuwegein.
Raadsman: mr. S.J. Daniëls.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 september 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is –na een door de officier van justitie ten aanzien van het onder feit 1 gevorderde en door de rechtbank toegestane wijziging tenlastelegging- ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 01 maart 2007 te Amsterdam en/of Utrecht, althans in Nederland
een ander, genaamd [aangever 1],
(telkens) door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door
dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door misbruik van uit
feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, heeft geworven, vervoerd,
overgebracht, gehuisvest of opgenomen,
(telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [aangever 1]
en/of heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van arbeid of diensten en/of
enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest
vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het
verrichten van arbeid of diensten
en/of opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [aangever 1]
en/of die [aangever 1] heeft gedwongen dan wel bewogen hem te bevoordelen uit de
opbrengst van diens seksuele handelingen met of voor een derde
bestaande die/dat dwang en/of geweld en/of feitelijkheid en/of andere
feitelijkheid en/of misleiding en/of misbruik van uit feitelijke
omstandigheden voortvloeiend overwicht (telkens) uit het
(nadat hij
- een relatie met die [aangever 1] was aangegaan en/of
- ruzie met de ouders van die [aangever 1] had gemaakt en/of
- die [aangever 1] was weggelopen van haar ouderlijk huis en/of
- die [aangever 1] (mede) de zorg voor zijn dochter [dochter van verdachte] op zich had genomen
en/of
- die [aangever 1] vertelde dat hij schulden had en/of
- die [aangever 1] van haar salaris (van haar kantoorbaan) en/of haar spaargeld
(een deel van) zijn schulden betaalde en/of
- wist dat die [aangever 1] geen geld meer had om zijn schulden te betalen
- introduceren van en/of lopen door het Wallengebied (in Amsterdam) en/of
- voorstellen van die [aangever 1] aan een vrouw genaamd […] en/of een vrouw
genaamd […] wier vrouw(en) in de prostitutie werkten/hadden gewerkt)
- bemiddelen en/of regelen en/of huren van een zogeheten peeskamer in het
Wallengebied waar die [aangever 1] dier werkzaamheden als prostituee verrichtte
en/of
- geven van het telefoonnummer van een kamerverhuurder op het Wallengebied
en/of
- kopen van weed en/of joints en/of sigaretten voor die [aangever 1] en/of
-(laten) brengen/bezorgen van eten en/of drinken naar/bij die [aangever 1]
terwijl die [aangever 1] dier werkzaamheden als prostituee verrichtte en/of
- verblijven in de buurt van die [aangever 1] terwijl die [aangever 1] dier
werkzaamheden als prostituee verrichtte en/of
- mededelen aan die [aangever 1] dat die [aangever 1] geen Marokkanen, Turken,
Surinamers en/of vrienden van hem, verdachte, als klant van haar mocht
accepteren en/of
- zorgdragen voor controle en/of toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en/of
verdiensten (daaruit) van die [aangever 1] en/of het afdragen van de verdiensten
door die [aangever 1] aan verdachte en/of
- die [aangever 1] al haar verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan,
heeft laten afgeven aan verdachte, althans die [aangever 1] geen gedeelte,
althans weinig van haar verdiensten heeft laten behouden en/of
- feitelijk bezitten en/of beheren van de bankpas/pinpas met bijbehorende
pincode welke bankpas/pinpas op naam van die [aangever 1] stond en/of
- maken van (een) (digitale) foto('s) en/of (een) (digitale) film(s) van die
[aangever 1] en (vervolgens) opslaan van die foto('s) en/of die film(s) op een
zogeheten usb-stick en laten liggen/achterlaten van die usb-stick bij een
derde-persoon en/of
- afspreken met die [aangever 1] en/of mededelen aan die [aangever 1] dat hij,
verdachte het door die [aangever 1] verdiende geld met prostitutiewerkzaamheden
op kwam halen (in de peeskamer waar die [aangever 1] haar werkzaamheden als
prostituee verrichtte) en/of
- verrichten van prostitutiewerkzaamheden onder de naam van "Jane" en/of
"Gaby" en/of
- kopen en/of leveren en/of geven van condooms en/of glijmiddel voor die
[aangever 1] welke condooms en/of welk glijmiddel door die [aangever 1] werden
gebruikt tijdens het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of
- schreeuwen tegen die [aangever 1] nadat/terwijl die [aangever 1] hem, verdachte,
kenbaar had gemaakt niet als prostituee te willen werken en/of
- laten doorwerken van die [aangever 1] met prostitutiewerkzaamheden in het
zogeheten Wallengebied terwijl die [aangever 1] grieperig en/of koorts had en/of
terwijl die [aangever 1] menstrueerde en/of
- die [aangever 1] (te weinig) liet eten waardoor zij sterk vermagerde en/of
- die [aangever 1] stelselmatig heeft mishandeld en/of
- bepalen van de dag(en) en/of de uren waarop die [aangever 1] dier werkzaamheden
als prostituee in het zogeheten Wallengebied moest verrichten en/of
- tonen van een vuurwapen, althans een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die
[aangever 1] en/of
- toevoegen van de volgende woorden aan die [aangever 1]: "Je bent gestoord"
en/of "Je bent psychisch." en/of "Je ziet spoken." en/of "Stresskip" en/of
"Het ligt allemaal aan jou." en/of We hebben een tachtig jarig contract tot
de schijt ons doodt." en/of "Ik heb de voeten van mijn ex gebroken." en/of "Ik
heb vrienden die in het criminele circuit zitten." en/of
- toevoegen van de volgende woorden aan die [aangever 1] (terwijl hij, verdachte
en die [aangever 1] naar het televisieprogramma van Peter R. de Vries keken):
"Wat een goed idee om iemand in de duinen te begraven. Als er zoiets met jou
gebeurt, zal niemand je vinden. Ik heb connecties om dat soort problemen op
te lossen." en/of
- tegenhouden van die [aangever 1] op het moment dat die [aangever 1] op het punt
stond hem, verdachte, te verlaten althans bij hem, verdachte, weg te gaan;
art. 273a lid 1 afh/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art. 273a lid 1 afh/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art. 273a lid 1 afh/sub 6 Wetboek van Strafrecht
art. 273f lid 1 afh/sub 9 Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 4° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 6 Wetboek van Strfrecht
art 273a lid 1 ahf/sub 9° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 februari
2003 tot en met 01 maart 2007 te Utrecht en/of te Amsterdam, althans in
Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
[aangever 1], (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
(telkens)
- in dier gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of
- tegen dier be(e)n(en) en/of (boven)lichaam heeft geschopt en/of geslagen
en/of
- tegen/op dier hoofd heeft geslagen en/of geschopt
- aan dier hoofdhaar heeft getrokken en/of op een bed heeft gegooid en/of
terwijl die [aangever 1] op bed lag heeft gestompt en/of geslagen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 februari
2003 tot en met 01 maart 2007 te Utrecht en/of te Amsterdam, althans in
Nederland, (telkens) opzettelijk mishandelend [aangever 1],
-in dier gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of
- tegen dier be(e)n(en) en/of (boven)lichaam heeft geschopt en/of geslagen
en/of
- tegen/op dier hoofd heeft geslagen en/of geschopt
- aan dier hoofdhaar heeft getrokken en/of op een bed heeft gegooid en/of
terwijl die [aangever 1] op bed lag heeft gestompt en/of geslagen,
waardoor die [aangever 1] (telkens) letsel heeft bekomen en / of (telkens) pijn
heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De rechtbank heeft op grond van de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging gekregen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Door de officier van justitie is ten laste gelegd dat verdachte zich in de periode van 1 januari 2005 tot en met 1 maart 2007 schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte aangeefster door dwang, geweld, feitelijkheden danwel misbruik uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht heeft uitgebuit.
De officier heeft daartoe aangevoerd dat verdachte aangeefster heeft losgeweekt van haar familie en haar vervolgens heeft geïsoleerd van haar vrienden. Als aangeefster verdachte zou verlaten zou zij [dochter van verdachte], de dochter van verdachte, nooit meer zien. Hierdoor zou een afhankelijke situatie zijn ontstaan, een feitelijkheid waardoor verdachte in staat was om aangeefster aan zich te binden. Dit in combinatie met het toepassen van fysiek geweld maakte, volgens de officier van justitie, dat verdachte misbruik maakte van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht. Toen verdachte wist dat aangeefster geen geld meer had om zijn schulden te betalen, heeft hij haar geïntroduceerd in het Wallengebied in Amsterdam waar ze als prostituee is gaan werken. Verdachte heeft vervolgens voordeel getrokken uit deze uitbuiting.
De rechtbank overweegt dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat voor het oordeel dat aangeefster door de hiervoor genoemde middelen is bewogen om zich beschikbaar te stellen voor de prostitutie.
De rechtbank stelt voorop dat van een uitbuitingssituatie sprake kan zijn, indien de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Een eventuele instemming met haar uitbuiting is niet bepalend. Wezenlijk is dat het slachtoffer in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs geen andere keuze heeft dan in een toestand van uitbuiting te geraken of te blijven, en in feite de vrijwilligheid bij het slachtoffer in ernstige mate ontbreekt. Dat van een dergelijke situatie sprake was, is onvoldoende aannemelijk geworden.
Uit verklaringen van aangeefster blijkt het volgde. Aangeefster en verdachte hebben in 2002 een relatie gekregen. Nadat aangeefster ruzie met haar ouders heeft gekregen is ze bij verdachte ingetrokken en met hem gaan samenwonen. Toen verdachte in 2004 een gevangenisstraf moest uitzitten voor mishandeling van zijn vorige vriendin, kwam aangeefster er achter dat verdachte schulden had. Aangeefster heeft deze schulden betaald omdat ze er nachtmerries van kreeg. Later in de relatie heeft verdachte diverse keren tegen aangeefster gezegd dat ze makkelijk kon gaan werken in de prostitutie. Aangeefster heeft dat toen niet gedaan. Toen de schulden zo hoog opliepen dat aangeefster daar niet meer tegen kon heeft ze tegen verdachte gezegd dat hij het dan maar moest regelen. Aangeefster is vervolgens een paar maanden later, in november 2006, als prostituee in Amsterdam gaan werken.
Aangeefster heeft gedurende de gehele periode dat ze een relatie had met verdachte, namelijk van 2002 tot en met februari 2007, op kantoor bij [Bedrijf 1] en later bij [Bedrijf 2] gewerkt.
Uit haar verklaringen blijkt voorts dat zij, behoudens een korte periode, regelmatig contact had met haar familie en collega’s. Verder blijkt uit het dossier dat aangeefster, toen zij in februari 2007 het vermoeden kreeg dat verdachte een andere relatie had, zonder dat haar door verdachte iets in de weg werd gelegd, bij hem is weggegaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat verdachte in 2002 een relatie met aangeefster is aangegaan om haar vervolgens in november 2006 te dwingen in de prostitutie te gaan werken.
Niet gezegd kan worden dat aangeefster redelijkerwijs geen andere keuze had dan in een toestand van uitbuiting te geraken of te blijven, en in feite de vrijwilligheid bij aangeefster in ernstige mate heeft ontbroken. Van misleiding is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
Nu niet bewezen kan worden dat er sprake is geweest van uitbuiting van aangeefster, is er evenmin plaats voor het oordeel dat verdachte voordeel heeft getrokken uit uitbuiting.
Het feit dat aangeefster door omstandigheden, namelijk dat ze niet meer tegen de schulden kon, zich gedwongen voelde om in de prostitutie te gaan werken, is onvoldoende voor een strafrechtelijk verwijt aan verdachte.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde:
Door de officier van justitie is ten laste gelegd dat verdachte in de periode van 1 februari 2003 tot en met 1 maart 2007 meermalen heeft gepoogd [aangever 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar te mishandelen.
De rechtbank overweegt dat op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat verdachte wanneer hij aangeefster mishandelde de opzet heeft gehad om haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 primiar is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan eveneens worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring
Ten aanzien van het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde:
Door de officier van justitie is ten laste gelegd dat verdachte in de periode van
1 februari 2003 tot en met 1 maart 2007 [aangever 1] heeft mishandeld.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen:
Uit de verklaringen van aangeefster [aangever 1] blijkt dat ze een relatie met verdachte heeft gehad van 2002 tot en met 1 maart 2007. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar al vrij snel nadat ze een relatie kregen een klap of een schop gaf. In het begin sloeg hij haar met vlakke hand in haar gezicht en later vaak met gebalde vuist tegen haar achterhoofd. Hij sloeg tegen haar schedel en tegen haar oren. Hij schopte vaak tegen haar benen. De mishandelingen gebeurden hoofdzakelijk in Utrecht.
Toen ze een paar maanden in de prostitutie werkte heeft verdachte haar aan haar haren gesleept, op bed gegooid en haar geslagen. Doordat verdachte haar sloeg kreeg ze pijn en letsel, onder andere blauwe plekken, bulten op haar schedel, een blauw oog en bloeduitstortingen.
Op 21 februari 2007 heeft verdachte haar een klap tegen haar rug gegeven.
[getuige 1] , huisarts, heeft verklaard dat aangeefster op 22 februari 2007 bij hem kwam, dat er bloed uit een van haar oren vloeide en dat ze had aangegeven dat ze was mishandeld door haar partner.
De rechtbank heeft de bewezenverklaring voorts gegrond op de verklaringen van
[getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] , die allen hebben verklaard dat ze wel eens blauwe plekken en/of letsel bij aangeefster hebben gezien.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op de wijze als hierna is vermeld.
2
Subsidiair
hij op tijdstippen in de periode van 01 februari 2003 tot en met 01 maart 2007 te Utrecht,
(telkens) opzettelijk mishandelend [aangever 1],
-in dier gezicht heeft geslagen en gestompt en
- tegen dier benen en bovenlichaam heeft geschopt en geslagen
en
- tegen/op dier hoofd heeft geslagen en
- aan dier hoofdhaar heeft getrokken en op een bed heeft gegooid en
terwijl die [aangever 1] op bed lag heeft geslagen,
waardoor die [aangever 1] telkens letsel heeft bekomen en telkens pijn
heeft ondervonden;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder 2 subsidiair telkens meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Mishandeling, meermalen gepleegd.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft meermalen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer [aangever 1] ernstig geschonden door haar gedurende enkele jaren onder andere te slaan, te schoppen en te stompen.
Het slachtoffer heeft tengevolge van deze mishandelingen letsel en pijn bekomen.
Door de handelwijze van verdachte zijn bedreigende situaties ontstaan voor het slachtoffer. Het is bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd last kunnen hebben van gevoelens van onveiligheid.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie
d.d. 28 juli 2008, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit op 17 maart 2003 tot een gevangenisstraf van 4 maanden.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten onder meer wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 1]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Nu niet is komen vast te staan welk deel van de vordering betrekking heeft op het onder 2 subsidiair ten laste gelegde en verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde is vrijgesproken, is de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Daarom zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het 2 subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 1] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mrs A.G. Bakker, J.R. Krol en Z.J. Oosting, bijgestaan door
M.C.H. Franckena als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 oktober 2008.