ECLI:NL:RBUTR:2008:BF9673
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoekschrift tot vestiging van vruchtgebruik door onterfde weduwe
In deze zaak heeft de onterfde weduwe, aangeduid als [verzoekster], een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 4:30 BW. Zij verzoekt om het vestigen van vruchtgebruik op alle goederen die behoren tot de nalatenschap van haar overleden echtgenoot [G], met uitzondering van de echtelijke woning en de inboedel. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de procedure had moeten worden ingeleid met een dagvaarding en dat de verdere procedure volgens de regels van de dagvaardingsprocedure moet verlopen. De kantonrechter heeft daarbij rekening gehouden met alle relevante omstandigheden, waaronder het inkomen van [verzoekster] en haar jong-meerderjarige zoon [J].
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoekster] geen aanspraak kan maken op voortzetting van haar oude leefpatroon, maar dat zij recht heeft op een passende voorziening. De beoordeling van de behoefte van [verzoekster] is gebaseerd op het gezinsinkomen ten tijde van het huwelijk en de duur van de samenleving. De kantonrechter heeft ook rekening gehouden met de toekomstige ontwikkelingen, zoals de verwachte uitkeringen van polissen en de leeftijd van [J], die op korte termijn 21 jaar zal worden.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat [verzoekster] met ingang van 2008 geen behoefte heeft aan het vestigen van het gevraagde vruchtgebruik, en heeft het verzoek afgewezen. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van de verwerende partijen toegewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 3 september 2008 door mr. P. Krepel, kantonrechter.