2.13. De kantonrechter acht de volgende omstandigheden en overwegingen van belang:
a. [gedaagde] heeft niet betwist dat het hem bekend was dat de gemeente Utrecht de vorige eigenaar van de woning in verband met de herstructurering van het gebied had uitgekocht en dat zij voornemens was de woning na deze herstructurering weer te verkopen, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat [gedaagde] met deze achtergrond van het te huur aanbieden van de woning bekend was;
b. uit de hierboven geciteerde e mailwisseling volgt duidelijk dat aan beide partijen zowel voor de huur van de Johanitterweg als die van de [adres] een huurovereenkomst voor bepaalde duur voor ogen heeft gestaan; dat de door SSH in het geding gebrachte schriftelijke overeenkomst niet ondertekend is, is derhalve niet doorslaggevend;
c. uit deze e mailwisseling volgt tevens dat beide partijen er van zijn uitgegaan dat de huur van de woning in beginsel per 31 juli 2005 zou eindigen;
d. [gedaagde] heeft deze huurovereenkomsten gesloten met de afdeling Short Stay Solutions van SSH, uit welke benaming volgt dat deze afdeling zich met tijdelijke verhuur bezig hield; dit moet [gedaagde] duidelijk zijn geweest, ook omdat hij eerder via deze afdeling een tijdelijke huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de Johanitterweg had gesloten;
e. het had [gedaagde] duidelijk moeten zijn dat SSH in beginsel schadeplichtig zal zijn jegens de gemeente Utrecht indien zij niet in staat is de woning leeg aan de gemeente op te leveren;
f. [gedaagde] heeft geen contact opgenomen met SSH zodra bleek dat de herstructurering van het gebied rond het einde van de aanvankelijk overeengekomen periode nog (lang) niet voltooid was; indien dit voor hem een omstandigheid was die volgens hem meebracht dat hij de woning bij het voortduren van die herstructureringswerkzaamheden in het geheel niet meer zou behoeven te ontruimen, had het op zijn weg gelegen dit aan SSH kenbaar te maken in plaats van, zoals hij thans heeft gedaan, dit standpunt eerst in te nemen na verloop van ruim twee jaar en nadat hem de ontruiming was aangezegd; de ontstane vertraging levert [gedaagde] aldus geen verdergaande aanspraken op, maar is niet meer dan een voor hem gelukkige omstandigheid;
g. naar de kantonrechter begrijpt baseert [gedaagde] zijn aanspraak op voortgezet gebruik bovendien niet zozeer daarop, dat hij zich wil beroepen op huurbescherming, maar veeleer op de omstandigheid dat hij ervan uit is gegaan dat hij de woning te zijner tijd van de gemeente zou kunnen kopen, en dat de omstandigheid dat dit laatste niet het geval blijkt te zijn meebrengt dat niet van hem verlangd kan worden dat hij het gebruik beëindigt; naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] er echter niet op mogen vertrouwen dat hij de woning op enig moment zou kunnen kopen; hij stelt immers dat hij met SSH “gesproken heeft over” aankoop van de woning; ter comparitie heeft hij voorts verklaard dat SSH hem op dit punt geen toezeggingen heeft gedaan; hieruit volgt dat [gedaagde] zich er niet op kan beroepen dat hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat hij de woning zou mogen kopen; zijn aanbod om te bewijzen dat “over verkoop van de woning gesproken is” dient derhalve als niet relevant te worden gepasseerd;
h. [gedaagde] stelt zelf dat sprake was van vele gebreken aan het gehuurde en dat dit er de aanleiding voor was op zijn verzoek de huurprijs van € 1.500,- tot € 1.000,- per maand te verlagen;
i. ondanks het feit dat geen van partijen precieze gegevens met betrekking tot de woning heeft verschaft op grond waarvan beoordeeld kan worden wat een reële huurprijs zou zijn geweest, is het de kantonrechter mede op grond van de door [gedaagde] overgelegde foto’s voldoende duidelijk dat (zelfs) € 1.000, per maand inclusief energiekosten niet als een marktconforme huurprijs is aan te merken, ook niet in aanmerking genomen het achterstallig onderhoud, de afspraak tussen partijen dat bepaalde onderhoudswerkzaamheden voor rekening van [gedaagde] zouden blijven en de door [gedaagde] te ondervinden overlast van de herstructurering van de woonomgeving; [gedaagde] heeft overigens niet weersproken de stelling van SSH dat partijen zijn overeengekomen dat zij voor het overige gewoon aan haar onderhoudsverplichtingen als verhuurder zou voldoen;
j. [gedaagde] is gelet op zijn verzoek de woning tegen de taxatiewaarde te mogen kopen en als eigenaar van een (naar SSH onweersproken heeft gesteld: succesvol) ict-bedrijf als een kapitaalkrachtige woningzoekende aan te merken, derhalve niet als een woningzoekende voor wie de wettelijke woonruimtebeschermingsbepalingen in eerste instantie zijn geschreven;
k. [gedaagde] heeft er geen bezwaar tegen gemaakt dat de oppervlakte van het gehuurde van ongeveer 1500 m2 tijdens de duur van de huurovereenkomst met ongeveer een derde is teruggebracht.