ECLI:NL:RBUTR:2008:BF7078

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
8 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
227353/HA ZA 07-488 + 232863/ HA ZA 07-1232
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over herstel van vloer en aansprakelijkheid bij schade door doorbuiging van rails

In deze zaak, uitgesproken op 8 oktober 2008 door de Rechtbank Utrecht, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschappen Hulshoff Opslag Archivering B.V. en G.S.-Systems Europe B.V. over de aansprakelijkheid voor schade aan een vloer in een bedrijfspand. Hulshoff vordert dat G.S. wordt veroordeeld om herstelwerkzaamheden uit te voeren en schadevergoeding te betalen voor de kosten die zijn gemaakt in verband met de schade aan de vloer. De schade is ontstaan door het doorbuigen van rails waarop verrijdbare palletstellingen zijn gemonteerd. G.S. heeft verweer gevoerd en stelt dat de schade niet aan haar kan worden toegerekend, omdat de doorbuiging binnen de norm valt en de oorzaak van de schade anders is dan door Hulshoff gesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een aannemingsovereenkomst was tussen Hulshoff en G.S. voor de levering van opslagsystemen, en dat er ook een overeenkomst was voor het stralen van de rails. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de schade en de aansprakelijkheid onderzocht, inclusief rapporten van deskundigen. Het rapport van een deskundige wees op de mogelijkheid dat de schade had kunnen worden voorkomen door het aanbrengen van een folie tussen de rails en de dekvloer, maar de rechtbank oordeelt dat het niet duidelijk is wie verantwoordelijk was voor het aanbrengen van deze folie.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de vorderingen van Hulshoff in zowel de hoofdzaak als de reconventie worden afgewezen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat G.S. niet aansprakelijk is voor de schade aan de vloer en dat de kosten van de procedure voor Hulshoff komen. De proceskosten aan de zijde van G.S. zijn begroot op € 4.251,00, en de kosten aan de zijde van Kreeft op € 4.251,00. De rechtbank heeft de vorderingen van G.S. in de vrijwaringszaak afgewezen en de kosten aan de zijde van Kreeft toegewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 8 oktober 2008
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 227353 / HA ZA 07-488 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HULSHOFF OPSLAG ARCHIVERINGSMIJ. B.V.,
gevestigd te Almere,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. E.H. de Jonge-Wiemans,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
G.S.-SYSTEMS EUROPE B.V.,
gevestigd te Amerongen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.J.P. Ariëns,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 232863 / HA ZA 07-1232 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
G.S.-SYSTEMS EUROPE B.V.,
gevestigd te Amerongen,
eiseres,
advocaat mr. A.J.P. Ariëns,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KREEFT BETONTECHNIEKEN B.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
gedaagde,
advocaat mr. J.M. van Noort.
Partijen zullen hierna Hulshoff, G.S. onderscheidenlijk Kreeft genoemd worden.
1. De procedure in de hoofdzaak
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 augustus 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 23 november 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De procedure in de vrijwaringszaak
2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 augustus 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 23 november 2008.
2.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
3. De feiten
3.1. Hulshoff heeft in 2001 met Bouwbedrijf J.M. Deurwaarder B.V. (hierna: Deurwaarder) een aannemingsovereenkomst gesloten ter zake van de bouw van een bedrijfspand, bestaande uit in vijf hallen.
3.2. G.S. en Hulshoff hebben op 24 april 2001 een overeenkomst gesloten voor de levering opslagsystemen in die vijf hallen, voor een bedrag ad in totaal € 1.456.500,- exclusief BTW. In drie van deze hallen gaat het om verrijdbare palletstellingen op rails. Producent van dit systeem is Meta-Regalbau te Amsberg (BRD). Het betreft het type Multibloc. Volgens de bij de opdrachtbevestiging gevoegde productinformatie voldoet het systeem, uit oogpunt van veiligheid, aan RAL-RG 614/2/NEN-5051.
3.3. Paragraaf 4-3.3.4.6.10 van de RAL-RG614 van het RAL Deutsches Institut für Gütesicherung und Kennzeichnung e.V., luidt - voor zover van belang - als volgt:
“Die Neigung der Bodenschienen darf nicht mehr als 1 mm je laufenden Meter betragen. Dieses gilt in Schienenlängsrictung und quer hierzu. Ortlich dürfen an beliebigen Stellen in Schienenlängsrichting bei einem festen Meßabstand von 1 Meter Höhenabweichungen vom maximal 2 mm auftreten.”
3.4. Tussen G.S. en Hulshof is op 14 februari 2002 een overeenkomst tot stand gekomen voor het stralen van die railsgoten en het ondersabelen van de rails met krimpvrije mortel voor een aanneemsom ad € 42.598,- exclusief BTW.
3.5. In het voorjaar van 2002 heeft G.S. de rails in de goten aangebracht en gesteld. De rails van de verrijdbare systemen zijn gemonteerd op een metalen onderconstructie die is aangebracht in de railsgoten/sponningen van de onderheide, betonnen ondervloer. Deze ondervloer is door Deurwaarder aangebracht. De rails zijn ondersabeld met mortel, aangebracht door Kreeft. De rails is zodanig gesteld dat de bovenkant van de rails gelijk zal liggen met de bovenkant van de nog aan te brengen afwerkvloer (dekvloer).
3.6. Vervolgens heeft Deurwaarder (of diens onderaannemer) een dekvloer op de ondervloer aangebracht. Deze dekvloer is tegen de boven de ondervloer uitstekende delen van de rails aangestort.
3.7. In oktober 2004 is in diverse hallen geconstateerd dat schollen van de naast de rails aangebrachte dekvloer loskomen, dat de dekvloer onthecht en dat de dekvloer craqueléscheuren bevat.
3.8 De heer ing. [naam], van Adviesburo [X] heeft in opdracht van Hulshoff onderzoek gedaan naar de oorzaken en daarvan op 6 september 2005 een rapport opgesteld. Het hoofdstuk 1. Algemeen Deel van dit rapport luidt - voor zover van belang -:
“De vloer vertoont op meerdere plaatsen:
• loskomende schollen naast de rails
• onthechting van de pantserdekvloer
• craquelé scheuren in de pantservloer
Het doel van het onderzoek is vast te stellen wat de oorzaak is van het verbrokkelen van de pantserdekvloer en hoe de schade problematiek hersteld moet worden om een bedrijfszekere en technisch optimale vloer te verkrijgen. Met het vaststellen van de herstelmethode moet rekening worden gehouden met het feit dat de stellingen met archieven overdag bereikbaar moeten blijven.”
Het hoofdstuk 2. Inspectie luidt - voor zover van belang -:
“2.3 Op diverse plaatsen langs de rails, maar vooral in hal 3 en 4 worden schollen beton afgedrukt. Nabij de rails hebben deze schollen een dikte variërend van enkel mm’s tot ruim een centimeter. De dikte verloopt naar 0 mm over een lengte van enkele cm’s tot maximaal 10 cm, foto 1 en 2.
2.9 De pantserdekvloer is tegen de rail aan gelegd. Het is visueel niet waargenomen dat er maatregelen getroffen zijn om de hechting van de dekvloer aan de rail te voorkomen. Ook ter plaatse van de geboorde kern direct tegen de rail is daarvan niets waar te nemen.”
Het hoofdstuk 3. Onderzoek, luidt - voor zover van belang -:
“Om de oorzaak van het afbrokkelen van de pantserdekvloer en de vorming van de craqueléscheuren en het onthechten van de pantserdekvloer te kunnen vast stellen is het volgende onderzoek uitgevoerd:
• Bestudering stukken en tekeningen
• Visuele inspectie
• Bepalen van los liggende en of onthechte delen van de dekvloer door middel van kloppen
• Meting van de (eventuele) doorzakking/doorbuiging van de rail tijdens de belasting
• Meting homogeniteit van de betonvloer met de pantserdekvloer met behulp van de Impact-Echo techniek
3.2 METING DOORBUIGING
Met behulp van een waterpasinstrument en een baak met mm-verdeling is de doorbuiging van de rail gemeten tijdens het verplaatsen van de stelling. De baak is ongeveer midden tussen twee stellingen op de rail geplaatst.
Met behulp van een waterpasinstrument op een betrekkelijk korte afstand van die baak is de (eventuele) zetting gemeten die optreedt tijden het verrijden van de stelling in de richting van de baak, foto 7 en 8. ca 15 cm voor de baak is de stelling tot stilstand gebracht.
De afstand van het voorste wiel van de stelling tot de baak is daardoor 40 cm. Nadat het waterpasinstrument en de baak waren opgesteld zijn ze niet meer aangeraakt. De meting is uitgevoerd nadat de stelling tot vlak bij de baak was gereden en nogmaals gecontroleerd nadat de stelling weer was terg gereden of de beginstand weer was ingenomen.
In alle gevallen van enige doorbuiging is de rail weer in de beginstand terug gekeerd nadat de stelling weer naar de uitgangspositie is verreden.
De resultaten van de metingen van de doorbuiging zijn in mm’s weergegeven in tabel 1
Rail no/ hal/vak 3B 3C 4b
1 0.1 0.1
2 0.0 0.0
3 0.15 0.1
4 0.0 0.15 0.05
5 0.3 0.15 0.05
6 0.1 0.25
7 0.2 0.1 0.0
8 0.1 0.1 0.0
9 0.0 0.25
10 0.0 0.3
Hoofdstuk 4 Bespreking, luidt - voor zover van belang -:
“4.5 DOORBUIGING
De doorbuiging van de rail is niet standaard gelijk. Dat houdt in dat de rail op diverse plaatsen niet volledig wordt ondersteund. De doorbuiging kan alleen dan plaats vinden indien er onder de rail ruimte is. Op een aantal plaatsen is de doorbuiging 0,3 mm.”
Hoofdstuk 5 Conclusie, luidt - voor zover van belang -:
“5. CONCLUSIE
Geconcludeerd mag worden dat:
..
5.4 DOORZAKKEN RAIL: Uit de meting blijkt dat de doorbuiging van de rails, met behulp van het waterpas, blijkt dat diverse rails plaatselijk iets doorzakken of doorbuigen als de stelling zich verplaatst naar de meetlocatie. Deze doorbuiging wordt zeker niet bij alle rails geconstateerd. Bij diverse rails is een doorbuiging van 0,3 mm gemeten. Op dat moment is de belasting van het voorste wiel van de stelling nog ca. 40 cm van het meetpunt verwijderd en de volle belasting nog niet aanwezig.
Omdat bij diverse andere rails geen doorbuiging of doorzakking is gemeten en de constructie overal gelijk is moet de ruimte tussen de rails en de mortel zijn ontstaan na het ondersabelen. Doordat de mortel van de pantserdekvloer aan de rails is gaan hechten ontstaan, door de bewegingen van de rail, spanningen in die mortel en brokkelt de vloer langs die rail af.
5.5 AFBROKKELENDE SCHOLLEN UIT RANDEN: De oorzaak dat de schollen beton uit de pantserdekvloer worden gedrukt vlak naast de rails, komt door het feit dat de mortel aan de pantser dekvloer tegen de rails is aangebracht en dat deze aan de rails is gaan hechten. Door de bewegingen in verticale richting van de rails tengevolge van de be- en ontslasting ontstaan trek- en drukkrachten op het naastliggende beton, omdat deze beton aan de rail heeft gehecht.
Door de bewegingen van de rail kunnen vanwege de hechting aan die rail inwendige scheuren ontstaan in de aangrenzende mortel. Deze scheuren zullen in grootte toenemen door de herhaalde bewegingen van de rail, tot uiteindelijk de bovenliggende schol geheel los komt. Dit probleem had voorkomen kunnen worden door de mortel niet aan de rail te laten hechten. Dat kan door er een folie tegen aan te brengen.”
3.9 Naar aanleiding van het rapport van [X] hebben partijen op 6 oktober en op 20 oktober 2005 overleg gevoerd op het kantoor van Hulshoff te Amsterdam. De heer [Y] van G.S. heeft op het laatste overleg aan Hulshoff toegezegd om, indien dat technisch mogelijk, is maatregelen te zullen treffen die doorbuiging van de rails tegen gaan.
3.10 Op 24 mei 2006 heeft Balm B.V. te Vianen aan G.S. een offerte uitgebracht ‘voor het injecteren van holle ruimtes tussen de stalen rail en de pantservloer’ conform een eerder uitgevoerde proefinjectie in vak B rail 3, voor een som groot € 252.392,82 te vermeerderen met een stelppost ad € 20.000,-.
3.11 Hulshoff heeft de tweede en de derde termijnfactuur d.d. ter zake van de overeenkomst tot levering van de magazijnsystemen van ad € 55.335,00 respectievelijk ad
€ 11.067,00 onbetaald gelaten.
3.12 G.S. heeft Hulshoff op 12 januari 2007 en op 16 januari 2007 facturen doen toekomen van ad elk € 261,80, beide wegens reparatiewerkzaamheden, welke evenzeer onbetaald zijn gelaten.
4. Het geschil
in de hoofdzaak
in conventie:
4.1. Hulshoff vordert samengevat - primair veroordeling van G.S. om binnen vijf maanden na datum van dit vonnis de op 20 oktober 2006 overeengekomen werkzaamheden, zoals omschreven de offerte van Balm B.V. voor haar rekening en in overleg met Hulshoff te doen uitvoeren op straffe van een dwangsom, en - subsidiair - vordert Hulshoff een verklaring voor recht dat G.S. aansprakelijk is voor de schade aan de vloer bestaande uit het doorbuigen van de rails en het loskomen van de schollen en G.S. te veroordelen tot het vergoeden van de herstelkosten van die schade, nader op te maken bij staat.
Daarnaast vordert Hulshoff veroordeling van G.S. tot betaling van;
- de kosten van vaststelling van schade ad € 9.131,95,
- kosten voor het aanwezig houden van een medewerker van Hulshoff tijdens de herstelwerkzaamheden, nader op te maken bij staat,
- kosten van de eindinspectie, nader op te maken bij staat,
- buitengerechtelijke kosten ad € 3.500,-
Tenslotte vordert Hulshoff veroordeling van G.S. in de kosten van het geding, waaronder begrepen de door Hulshoff onder zichzelf gelegde conservatoire beslagen.
4.2. G.S. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak
4.3. G.S. vordert samengevat - dat Kreeft wordt veroordeeld om aan G.S. te betalen al hetgeen waartoe G.S. jegens Hulshoff in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, met veroordeling van Kreeft in de kosten van de hoofdzaak en de vrijwaring.
4.4. Kreeft voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling
in de hoofdzaak
in conventie
5.1. Hulshoff legt aan haar primaire vordering ten grondslag de op 20 oktober 2005 getroffen schikking tussen partijen. Aan haar subsidiaire vordering legt zij ten grondslag dat G.S. toerekenbaar tekort is geschoten bij het aanbrengen van de rails, zoals blijkt uit het rapport [X]. Daardoor kunnen de aangebrachte rails doorbuigen en is scholvorming in de dekvloer opgetreden. Hulshoff heeft ter terechtzitting aangevoerd dat haar vordering niet alleen betrekking heeft op de G.S.’ aansprakelijkheid voor schade aan de vloer, maar ook op de door [X] geconstateerde doorbuiging van de rails. Deze doorbuiging is een op zichzelf staand, aan G.S. toerekenbaar gebrek, omdat daardoor de stabiliteit van de verrijdbare hoge archiefkasten in het geding is, aldus Hulshoff.
5.2. Volgens G.S. is haar toezegging zinloos is geweest, omdat, op grond van de wetten van de mechanica, een zware constructie als de onderhavige altijd iets zal doorbuigen. Het afbreken van de schollen heeft een andere oorzaak of oorzaken dan die door [X] zijn gerapporteerd. G.S. bestrijdt de juistheid van het rapport [X] en de door hem – [X] – gestelde oorzaken van de schade aan de vloer. Op grond van één en ander komt Hulshoff in redelijkheid derhalve geen beroep toe op de door [Y] gedane toezeggingen, aldus nog steeds G.S.
G.S. heeft zich op de terechtzitting ertegen verzet dat Hulshoff de stabiliteit van de archiefkasten onderdeel van het geschil uitmaakt. Zij bestrijdt dat partijen ooit hebben gesproken over de (in)stabiliteit van de kasten als gevolg van de doorbuiging.
5.3. Tussen partijen is niet in geschil dat G.S. niet aansprakelijk is voor de andere door [X] geconstateerde schades aan de dekvloer, te weten; onthechting en craquelévorming. De rechtbank zal voor het resterende probleem (de scholvorming) allereerst de aansprakelijkheidsvraag behandelen.
5.4. [X] meldt in zijn rapport dat de scholvorming voorkomen had kunnen worden door het aanbrengen van een folie bij de (verticale) aansluiting van de rails en de dekvloer. Door het aanbrengen van folie, zo begrijpt de rechtbank, wordt voorkomen dat de mortel van dekvloer zich hecht aan het metaal van de rails, waardoor de dekvloer, na het uitharden, en de rails zich onafhankelijk van elkaar kunnen blijven bewegen. Met andere woorden; tussen de rails en de dekvloer had in de optiek van [X] een glijfolie moeten worden aangebracht. [X] laat in zijn rapport in het midden tot wiens taak het aanbrengen van die folie moet worden gerekend. Uit de opdrachtbevestiging van G.S. aan Hulshoff blijkt niet dat dit tot de taak van G.S. behoorde. Aangezien pas nadat G.S. de rails in de sponningen in de ondervloer had aangebracht, Deurwaarder de dekvloer heeft gestort, ligt het eerder voor de hand dat Deurwaarder deze folie zou aanbrengen. De heer Hulshoff heeft ter terechtzitting weliswaar verklaard dat naar zijn mening het aanbrengen van de folie tot de taak van G.S. behoorde, maar dit standpunt is niet verder onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. Daargelaten het antwoord op de vraag of de conclusies van het rapport [X] over de oorzaak van de scholvorming juist zijn, kunnen deze niet de stelling dragen dat G.S. aansprakelijk is voor de schade aan de vloer die teweeg is gebracht door die scholvorming.
5.5. Over de doorbuiging als een zelfstandig gebrek oordeelt de rechtbank als volgt. In het rapport van [X], dat Hulshoff ten grondslag legt aan zijn vorderingen, is niets te vinden over een mogelijke instabiliteit van de het archiefkastensysteem. Daar komt bij dat Hulshoff aan de stabiliteit van de archiefkasten geen specifieke eisen heeft gesteld, althans eisen die verder gaan dan de op het systeem van toepassing zijnde Duitse RAL norm. Deze norm houdt onder meer in dat bij belasting de doorbuiging niet meer mag zijn dan 1 mm. per strekkende meter en plaatselijk 2 mm. (feitenrelaas onder 3.3.). Uit de door [X] verrichte metingen blijkt reeds dat de doorbuiging ver binnen de in die norm geformuleerde tolerantiegrenzen blijft. Zonder nadere toelichting die ontbreekt, valt derhalve niet in te zien dat de stabiliteit van de archiefkasten niet voldoet aan hetgeen partijen zijn overeengekomen en derhalve evenmin dat sprake is van een aan G.S. toerekenbare tekortkoming.
5.6. Vast staat dat de heer [Y] op 20 oktober 2005 heeft toegezegd dat G.S., indien dat technisch mogelijk is, maatregelen zal treffen die het doorbuigen van de rails tegen gaan. Onbepaald gebleven is, wat partijen hebben afgesproken over de mate waarin de doorbuiging zou worden tegengegaan, en derhalve evenzeer welke maatregelen getroffen zouden worden. Hulshoff gaat voor dit laatste uit van de door Balm geoffreerde werkzaamheden ad € 272.392,82 inclusief een stelpost.
5.7. De rechtbank stelt voorop dat de betekenis van de toezegging wordt bepaald door de zin die partijen daaraan in de gegeven omstandigheden over en weer mochten toekennen en door hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
5.8. Voor zover bij de bepaling van de toezegging wordt uitgegaan van een tot nihil te reduceren doorbuiging stelt de rechtbank het volgende voorop. Feit van algemene bekendheid is dat bij constructies als de onderhavige, door de aanzienlijke puntbelasting van de wielen van het rijdend materieel op de rails en de daaronder gelegen constructies, altijd enige vervorming en doorbuiging zal optreden, die niet kan worden tegengegaan. Dit geldt niet alleen voor het metaal van de rails zelf, dat elastisch is, of de metalen onderconstructie in de sponningen, maar ook voor de betonnen ondergrond waarop de rails en de metalen onderconstructie is aangebracht. Dit betekent dat het technisch niet mogelijk is de doorbuiging tot nihil te reduceren, zodat in zoverre de toezegging van de heer [Y] inderdaad zinledig is geweest.
5.9. Indien wordt uitgegaan van een toezegging inhoudende het nemen van maatregelen die een vermindering van de geconstateerde doorbuiging teweeg zullen brengen, moeten de volgende omstandigheden in aanmerking worden genomen. Voor het aanbrengen van de rails zijn partijen een aanneemsom overeengekomen van € 42.598,-. Wat betreft doorbuiging blijkt reeds uit de metingen van [X] dat de aangebrachte rails overal ver binnen de daaraan gestelde tolerantiegrenzen blijven en derhalve van een (aan G.S. toerekenbaar) gebrek geen sprake is. Ook de door [X] gestelde oorzaak van het loskomen van de schollen uit de dekvloer - de ontbrekende glijfolie - , levert niet een aan G.S. toerekenbaar gebrek op. Deze omstandigheden in aanmerking nemende, kon Hulshoff aan de toezegging van de heer [Y] niet die betekenis ontlenen dat G.S. ongeacht welke kosten dan ook, bereid was maatregelen te nemen om de doorbuiging tegen te gaan. Evenmin kan Hulshoff redelijkerwijs van G.S. verwachten dat zij - G.S. - de kosten van de werkzaamheden van Balm voor haar rekening neemt.
5.10. Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot de slotsom dat zowel de primaire en subsidiaire vordering in conventie moeten worden afgewezen. Hetzelfde lot is dan Hulshoffs vorderingen tot vergoeding van de kosten tot vaststelling van schade en aansprakelijkheid alsmede van de buitengerechtelijke incassokosten beschoren.
5.12. Hulshoff zal als de volledig in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van de procedure. De proceskosten aan de zijde van G.S. worden begroot op:
- vast recht € 251,00
- salaris advocaat € 4.000,00 (2 punten x factor 1,0 x tarief VI € 2.000,00)
Totaal € 4.251,00.
in reconventie
5.13. G.S. vordert - samengevat - betaling van de tweede termijnfactuur ad € 55.335,- d.d. 8 februari 2007 en de beide reparatiefacturen ad in totaal € 523,60 te vermeerderen met contractuele rente, kosten van TNO, Buijs De Mooij en [X], wettelijke handelsrente, buiten gerechtelijke incassokosten. Tenslotte vordert G.S. veroordeling van Hulshof in de kosten van het geding.
5.14. Hulshoff voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5.15. Hulshoff erkent de tweede termijnfactuur niet te hebben voldaan. Wat betreft de (niet-)betaling daarvan beroept Hulshoff zich primair op verrekening met de schade die is ontstaan aan de vloer, subsidiair op opschorting, zolang G.S. niet aan haar herstelverplichting heeft voldaan. Meer subsidiair stelt zij dat toewijzing van de vordering van G.S. feitelijk een opheffing van het door haar onder zichzelf gelegde beslag (eigenbeslag) zal betekenen. Voor opheffing is geen grond aanwezig, omdat haar vordering in conventie niet kennelijk ongegrond is en G.S geen vervangende zekerheid heeft geboden, aldus nog steeds Hulshoff.
5.16. In aanmerking nemende hetgeen is geoordeeld en beslist in conventie, snijden deze verweren van Hulshoff geen hout en dient de vordering op dit onderdeel te worden toegewezen.
5.17. Hetzelfde heeft te gelden voor van de facturen wegens de door G.S. aan de opslagstellingen verrichte reparaties ad in totaal € 523,60. De heer Hulshoff heeft deze ter terechtzitting alsnog erkend, maar gesteld dat deze vanwege het eigenbeslag niet door Hulshoff zijn voldaan.
5.18. G.S. vordert de contractuele rente over de factuurbedragen. Volgens artikel 7.2 van de algemene voorwaarden bedraagt deze rente 1% per maand, vanaf de vervaldag van de desbetreffende factuur. De heer [Y] van G.S. heeft ter terechtzitting verklaard dat G.S. sinds een jaar of drie de door haar gebruikte algemene voorwaarden afdrukt op de achterzijde van haar briefpapier. Voordien werd een set van deze voorwaarden apart bijgevoegd.
5.19. Hulshoff betwist dat de algemene voorwaarden van G.S. van toepassing zijn.
5.20. De rechtbank heeft bij de als productie 1 bij de conclusie van antwoord aangetroffen kopie van de opdrachtbevestiging van 24 april 2001 een set van de door G.S. gebruikte algemene voorwaarden aangetroffen. In het algemeen vindt een opdrachtbevestiging pas plaats, nadat de overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. De toepasselijkheid van de algemene voorwaarden kan derhalve niet worden afgeleid uit deze opdrachtbevestiging. Nu G.S. geen andere feiten of omstandigheden zijn gesteld waaruit de toepasselijkheid van deze algemene voorwaarden kan worden afgeleid, dient de gevorderde contractuele rente te worden afgewezen. Dit laat onverlet dat de wettelijke rente op de voet van artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek (BW) kan worden toegewezen vanaf de vervaldata van de desbetreffende facturen.
5.21. G.S. vordert door haar gemaakte onderzoekskosten, alle bedragen exclusief BTW. Het betreft hier kosten van onderzoek door T.N.O. ad € 1.774,70 en € 1.609,22, kosten van daarvoor verrichte metingen door de fa. Buijs ad € 419,03, kosten van controlewerkzaamheden door fa. Mooij ad € 180,75 en tenslotte een gedeelte van de kosten van de heer [X] ad € 887,50. Van alle bedragen heeft G.S. kopieën van facturen overgelegd.
5.22. Hulshoff stelt dat, anders dan voor Hulshoff zelf, er voor G.S. geen noodzaak bestond om kosten voor technische bijstand te maken.
5.23. Ten aanzien van onderzoekskosten geldt dat zij op de voet van art. 6:96 BW voor vergoeding in aanmerking komen, onder meer als het gaat om redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Dit is niet alleen van toepassing op degene die voldoening van een vordering verlangt, maar moet van overeenkomstige toepassing worden geacht op degene op wie een ander pretendeert een vordering te hebben en die kosten voor onderzoek maakt teneinde zich tegen die vordering te verweren. Het voorgaande in aanmerking nemende, komen de gevorderde de vergoedingen voor het onderzoek door T.N.O. , Buijs en Mooij voor toewijzing in aanmerking. Dit geldt evenwel niet voor de kosten van de heer [X] die kennelijk gedeeltelijk zijn voldaan door G.S. Het onderzoek door de heer [X] is verricht in opdracht van Hulshoff en is ook door Hulshoff gebruikt ter onderbouwing van haar – Hulshoffs – vordering in conventie. Dit onderzoek is door G.S. dus niet is gebruikt ter onderbouwing van haar verweer tegen die vordering van Hulshoff.
5.24. De rechtbank stelt het totaal van de toewijsbare kosten vast op € 3.983,70. Nu aan de verschuldigdheid van deze kosten geen handelsovereenkomst ten grondslag ligt, is uitsluitend de wettelijke rente op de voet van art. 6: 119 BW daarover toewijsbaar. De rechtbank zal deze rente toewijzen vanaf de datum van de conclusie van eis in reconventie, of wel vanaf 25 juli 2007.
5.25. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voor-werk II - worden afgewezen. G.S. heeft immers nagelaten een omschrijving te geven van de voor haar rekening verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. De kosten waarvan G.S. vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
5.26. Hulshoff zal als de volledig in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van de procedure. De proceskosten aan de zijde van G.S. worden begroot op:
- vast recht € 251,00
- salaris advocaat € 1.341,00(1,5 punten x factor 1,0 x tarief IV € 894,00)
Totaal € 1.592,00.
in de vrijwaringszaak
5.27. Hetgeen is overwogen en beslist in de hoofdzaak in conventie brengt met zich dat Kreeft geen enkel verwijt treft. G.S. heeft Kreeft derhalve ten onrechte in rechte betrokken. Dit betekent dat de vordering van G.S. zal worden afgewezen en dat G.S. als de in het ongelijk gestelde partij zal worden verwezen in de kosten. De proceskosten aan de zijde van Kreeft worden begroot op:
- vast recht € 251,00
- salaris advocaat € 4.000,00 (2 punten x factor 1,0 x tarief VI € 2.000,00)
Totaal € 4.251,00.
6. De beslissing
De rechtbank
in de hoofdzaak
in conventie
6.1. wijst de vordering af
6.2. veroordeelt Hulshoff in de proceskosten aan de zijde van G.S. tot op heden begroot op € 4.251,00 (vierduizend tweehonderd éénenvijftig euro).
in reconventie:
6.3. veroordeelt Hulshoff om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan G.S. te betalen;
- € 55.335,00 (vijfenvijftigduizend driehonderd vijfendertig euro) te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 10 februari 2007,
- € 261,80 (tweehonderd éénenzestig euro en tachtig cent) te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 7 februari 2007,
- € 261,80 (tweehonderd éénenzestig euro en tachtig cent) te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 13 februari 2007,
- € 3.983,70 (drieduizend negenhonderd drieëntachtig euro en zeventig cent) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 juli 2007,
in alle gevallen tot aan de dag van algehele voldoening
6.4. veroordeelt Hulshoff in de proceskosten aan de zijde van G.S. tot op heden begroot op € 1.592,00 (éénduizend vijfhonderd tweeënnegentig euro)
6.5. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
in conventie en in reconventie
6.6. wijst af hetgeen anders of meer is gevorderd.
in de vrijwaring
6.7. wijst de vordering af
6.8. veroordeelt G.S. in de proceskosten aan de zijde van Kreeft tot op heden begroot op € 4.251,00 (vierduizend tweehonderd éénenvijftig euro)
6.9. verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad
6.10. wijst af hetgeen anders of meer is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.J. van Maanen en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2008.