RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600563-08
Datum uitspraak: 8 september 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Midden Holland, Huis van Bewaring
De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.
Raadsvrouwe: mr. H.S.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
7 augustus 2008 en 25 augustus 2008.
Aan bovengenoemde gedagvaarde persoon wordt - na wijziging ter terechtzitting
d.d. 7 augustus 2008, die hierna cursief is weergegeven - tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 10 mei 2008 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever 1] en/of [aangever 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde (personen)auto vanaf de weg waarop hij, verdachte, met die auto reed, het (gezien zijn rijrichting, rechts van die weg gelegen) fietspad is opgereden en/of (vervolgens)
- met die door hem, verdachte, bestuurde auto, tegen de fiets waarop die [aangever 2] op dat fietspad rijdende was, is gereden en/of gebotst
en/of
- met die door hem, verdachte, bestuurde auto, in de richting van de fiets waarop die [aangever 1] op dat fietspad rijdende was, is gereden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
hij op of omstreeks 10 mei 2008 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 1] en/of [aangever 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde (personen)auto vanaf de weg waarop hij, verdachte, met die auto reed, het (gezien zijn rijrichting, rechts van die weg gelegen) fietspad is opgereden
en/of (vervolgens)
- met die door hem, verdachte, bestuurde auto, tegen de fiets waarop die [aangever 2 ] op dat fietspad rijdende was, is gereden en/of gebotst
en/of
- met die door hem, verdachte, bestuurde auto, in de richting van de fiets waarop die [aangever 1] op dat fietspad rijdende was, is gereden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
hij in of omstreeks de periode van 10 mei 2008 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, [aangever 1] en/o [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht althans met zware mishandeling,
immers is/heeft verdachte opzettelijk dreigend
met een door hem, verdachte, bestuurde (personen)auto vanaf de weg waarop hij, verdachte, met die auto reed, het (gezien zijn rijrichting rechts van die weg gelegen) fietspad opgereden
(vervolgens) met die door hem, verdachte, bestuurde auto, tegen de fiets waarop die [aangever 2] op dat fietspad rijdende was, gereden en/of gebotst
met die door hem, verdachte, bestuurde auto, in de richting van de fiets waarop die [aangever 1] op dat fietspad rijdende was, gereden, in elk geval (aldus) toen aldaar opzettelijk een voor die [aangever 1] en/of [aangever 2]een (zeer) dreigende situatie doen ontstaan.
hij op of omstreeks 10 mei 2008 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, [aangever 1] (meerdere malen) en/of [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend:
- die [aangever 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je dood, wacht maar. Ik wacht buiten op jou." en/of "Ik wacht op je, ik maak je dood" en/of (binnen een paar uur vervolgens)
- die [aangever 1] en/of die [aangever 2] een mes, althans een scherp voorwerp, getoond en/of met dat mes, althans dat scherpe voorwerp een of meer stekende beweging(en) gemaakt in de richting van die [aangever 1] en/of die [aangever 2] en/of
- (daarbij) voornoemde [aangever 1] en/of [aangever 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Kom hier, ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
De beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht hetgeen verdachte onder de feiten 1 meer subsidiair en 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen. Voor hetgeen verdachte onder feit 1 primair en subsidiair is tenlastegelegd heeft de officier van justitie tot vrijspraak gerequireerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsvrouwe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair heeft de raadsvrouwe aangevoerd dat verdachte niet het opzet had op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel dan wel de bedreiging van [aangever 1] en [aangever 2]. De raadsvrouwe heeft in dit verband gesteld dat verdachte, terwijl hij in zijn auto reed, in slaap is gevallen en in zijn slaap het fietspad op is gereden. Verdachte is zich er niet bewust van geweest dat aangevers op dat moment op het fietspad reden, aldus de raadsvrouwe. De raadsvrouwe heeft voorts aangevoerd dat verdachte heeft geremd, waarmee hij een botsing heeft willen voorkomen.
De raadsvrouwe heeft ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de woorden zoals in de tenlastelegging zijn omschreven, heeft gebezigd tegen aangevers. Indien dit wel kan worden bewezen, dan kan dit onder de gegeven omstandigheden geen bedreiging in strafrechtelijke zin opleveren, aldus de raadsvrouwe. De raadsvrouwe heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 10 mei 2008 een mes bij zich droeg en ook niet dat hij aangevers daarmee heeft bedreigd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de verklaringen van aangevers [aangever 1] en [aangever 2] die zij bij de politie hebben afgelegd en ter terechtzitting hebben herhaald, de verklaring van getuige [getuige 1] , het proces-verbaal VerkeersOngevalAnalyse en het aanvullend proces-verbaal van de Verkeerspolitie Utrecht het onder 1 primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte is op 10 mei 2008 met zijn auto op de rijbaan langs aangevers die op het fietspad fietsten gereden, waarna hij is gekeerd. Vervolgens is verdachte het, gezien zijn rijrichting, rechts van die weg gelegen fietspad opgereden. Op dat moment reden [aangever 1] en [aangever 2] op het fietspad. Verdachte is op [aangever 1] en [aangever 2] toegereden en hij heeft met zijn auto de achterzijde van de fiets van [aangever 2] geschampt.
De rechtbank heeft gezien de voormelde verklaringen van [aangever 1] en [aangever 2] de overtuiging verkregen dat verdachte door te handelen zoals hiervoor omschreven, zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij [aangever 1] en [aangever 2] dodelijk letsel zou toebrengen.
Uit het proces-verbaal VerkeersOngevalAnalyse, voornoemd, blijkt dat ter hoogte van het punt waar de rijbaan en het fietspad samenkomen het begin van een blokkeerspoor is waargenomen, afkomstig van de linkervoorband van de auto van verdachte. Het blokkeerspoor liep in een rechte lijn door en had een lengte van 12,60 meter. Het spoor stond nagenoeg diagonaal op het fietspad afgetekend en eindigde in het midden van het fietspad. Uit voornoemd proces-verbaal blijkt voorts dat de snelheid van de auto van verdachte gezien de lengte van het blokkeerspoor op het moment dat hij op het fietspad reed, tussen de 20 kilometer per uur en 50 kilometer per uur was. Gelet op de snelheid van de auto van verdachte voordat hij remde (te weten ongeveer 50 kilometer per uur) en de plaats van het begin van de remsporen (daar waar rijbaan en fietspad bij elkaar komen) heeft verdachte het remmen op een zodanig laat moment ingezet dat op dat moment een eventuele aanrijding met aangevers onafwendbaar was. Dat geldt ook ten aanzien van de mogelijke gevolgen van die aanrijding.
De kans dat een fietser bij een (frontale) aanrijding met een auto met voornoemde snelheid dodelijk letsel oploopt is een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Verondersteld mag worden dat ook bij verdachte ten tijde van het toerijden op [aangever 1] en [aangever 2] wetenschap bestond van de aanmerkelijke kans dat zulk een gevolg kan intreden. Door desondanks te handelen zoals hiervoor omschreven, heeft verdachte die kans aanvaard en op de koop toegenomen.
De verklaring van verdachte dat hij achter het stuur in slaap is gevallen en pas weer wakker werd toen hij tegen de boom was aangebotst, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Gelet op het vorenoverwogene acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie, de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde stelt de rechtbank het volgende vast.
Verdachte heeft op 10 mei 2008 ruzie gehad met zijn collega [aangever 1].
Verdachte heeft tijdens deze ruzie [aangever 1] bedreigd met de woorden: “Ik maak je dood, wacht maar. Ik wacht buiten op jou” . Dat deze woorden onder de gegeven omstandigheden bedreigend waren, blijkt wel uit de reactie van de chef van aangever en verdachte, [getuige 2], die, nadat hij hoorde dat [aangever 1] op de fiets naar huis zou gaan, één van zijn werknemers heeft verzocht om op de scooter vooruit te gaan om te bezien of verdachte nog buiten stond te wachten.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank ook de onder 2 tenlastegelegde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, nadat hij tegen de boom was gebotst met zijn auto, [aangever 1] en [aangever 2] verbaal dan wel met een mes of een scherp voorwerp heeft bedreigd nu ter plaatste geen mes is aangetroffen en aangevers ter zitting hebben verklaard dat zij denken een mes te hebben gezien, maar hier niet zeker van zijn.
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 10 mei 2008 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever 1] en [aangever 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto vanaf de weg waarop hij, verdachte, met die auto reed, het gezien zijn rijrichting, rechts van die weg gelegen fietspad is opgereden en vervolgens
- met die door hem, verdachte, bestuurde auto, tegen de fiets waarop die [aangever 2] op dat fietspad rijdende was, is gereden en gebotst
en
- met die door hem, verdachte, bestuurde auto, in de richting van de fiets waarop die [aangever 1] op dat fietspad rijdende was, is gereden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
op 10 mei 2008 te Utrecht [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [aangever 1] de woorden toegevoegd: "Ik maak je dood, wacht maar. Ik wacht buiten op jou".
Hetgeen onder 1 primair en 2 telkens meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en onder 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair en onder 2 bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Poging tot doodslag, meermalen gepleegd
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte voor de feiten 1 meer subsidiair en 2 wordt veroordeeld tot - kort gezegd -:
- een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht;
- een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, [aangever 1], met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft betoogd verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De raadsvrouwe heeft met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij slechts aangevoerd dat, mede gezien de foto’s uit het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, de schade aan de fiets onvoldoende is onderbouwd.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft tijdens een ruzie zijn collega [aangever 1] bedreigd met onder meer de woorden “Ik maak je dood, wacht maar. Ik wacht buiten op jou”. Enige uren later heeft verdachte gepoogd de daad bij het woord te voegen door met zijn auto op de fietsende [aangever 1] toe te rijden. Dat [aangever 2] op dat moment naast [aangever 1] fietste, weerhield verdachte er niet van om door middel van geweld zijn gelijk te halen. Verdachte is met een snelheid van maximaal 50, minimaal 20 kilometer per uur het fietspad opgereden, waarna hij is toegereden op aangevers, die door - letterlijk- te fietsen voor hun leven een fatale botsing konden voorkomen. Verdachte heeft de achterzijde van de fiets van [aangever 2] geschampt.
Het betreft hier ernstige feiten, waarmee verdachte toont geen respect te hebben voor het menselijk leven. Het gaat om een grove inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, ook leert de ervaring dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lang de psychische en emotionele gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Dat de slachtoffers geen (dodelijk) letsel hebben opgelopen, is een gelukkige omstandigheid, die echter geenszins aan verdachte te danken is.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 13 mei 2008, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld;
- een voorlichtingsrapport betreffende verdachte van Reclassering Nederland d.d. 29 juli 2008, opgemaakt door I. van Aernsbergen, reclasseringswerker;
- een psychologische rapportage betreffende verdachte d.d. 21 juli 2008, opgemaakt door Drs. F.C.P. Zuidhof justitieel forensisch GZ-psycholoog.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank voorts gelet op het feit dat verdachte geen blijk heeft gegeven van enig inzicht in zijn handelen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur passend en geboden.
Dit betekent dat aan verdachte een hogere straf wordt opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd, nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel is dat het onder 1 primair tenlastegelegde is bewezen.
De in beslag genomen goederen
De in beslag genomen en niet teruggegeven Opel Corsa met kenteken [kenteken], toebehorende aan verdachte, wordt verbeurd verklaard aangezien met betrekking tot dit voorwerp het onder 1 primair tenlastegelegde feit is begaan.
Met betrekking tot de in beslag genomen fiets, acht de rechtbank [aangever 2] de rechthebbende. De rechtbank gelast de teruggave van voornoemd goed aan voornoemd persoon.
De benadeelde partij [aangever 2] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 1 primair ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 75,00 wegens materiële schade alsmede € 850,00 wegens immateriële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 1 primair bewezenverklaarde feit. De materiële schade wordt begroot op € 75,00. De rechtbank acht met de officier van justitie aannemelijk dat de kosten betreffende de reparatie van de fiets de aankoopwaarde van de fiets (€ 75,00) te boven gaan. De immateriële schade wordt naar billijkheid naar beneden vastgesteld op € 500,00. De vordering van in totaal € 575,00 zal daarom worden toegewezen, met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 45, 57, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en 2 telkens meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1 primair en onder 2 bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte wegens het onder 1 primair bewezen verklaarde feit voorts tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen Opel Corsa met kenteken [kenteken].
Gelast de teruggave van de in beslag genomen fiets aan [aangever 2].
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 2], wonende te Utrecht, toe tot een bedrag van € 575,00 (zegge: vijfhonderdvijfenzeventig euro en nul eurocent) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij, voornoemd, te betalen € 575,00 (zegge: vijfhonderdvijfenzeventig euro en nul eurocent) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 11 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Dit vonnis is gewezen door mrs. C.E.M. Nootenboom-Lock, A. Wassing en D.C.P.M Straver, bijgestaan door mr. D.A. Groenevelt-Timmer als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 september 2008.