RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600275-08
Datum uitspraak: 26 september 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Utrecht,
Huis van Bewaring locatie Nieuwegein.
Raadsman: mr. H.J. Veen, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
20 juni 2008 en 12 september 2008.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 04 maart 2008 te Soest, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
geldbedrag van (ongeveer) 175 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Domino's Pizza, in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke
diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en /
of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van
voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of diens mededader(s)
- dreigend een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- (vervolgens) dat (vuur)wapen, althans dat voorwerp op [slachtoffer]
heeft/hebben gericht en/of
- dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben
getoond en/of
- (vervolgens) met dat mes, althans dat scherpe en/of puntige voorwerp over de
(winkel)balie is/zijn gesprongen/geklommen en/of
- (vervolgens) dreigend met het mes, althans dat scherpe en/of puntige
voorwerp op die [slachtoffer] is/zijn afgelopen en/of
- (daarbij) de woorden heeft/hebben toegevoegd "Geef mij al jullie geld"
en/of "Zal ik je anders neersteken" en/of "Loop naar het kantoor toe en pak de
sleutel om het open te doen" en/of "Ik kom straks terug".
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en overweegt daartoe als volgt.
De in de noten genoemde paginanummers verwijzen naar het einddossier met nummer PL0930/08-003788C, voor zover niet uitdrukkelijk anders aangeduid.
Vast is komen te staan dat op 4 maart 2008 omstreeks 20:45 uur een gewapende overval is gepleegd bij Domino’s Pizza te Soest. Hiervan is aangifte gedaan door de heer [slachtoffer] en medeverdachte [medeverdachte A] heeft als getuige onder ede ter terechtzitting van 20 juni 2008 bekend dat hij zich aan deze overval schuldig heeft gemaakt .
Medeverdachte [medeverdachte A] heeft verklaard dat hij die middag de auto van getuige [getuige Z] heeft geleend. Het betrof een auto van het merk Opel, type Corsa, kleur blauw, voorzien van het kenteken [kenteken]. Bij het huis van getuige [getuige Z] stapten ook verdachte en medeverdachte [medeverdachte B] in de auto. Vervolgens hebben zij medeverdachte [medeverdachte C] opgehaald. Met zijn vieren hebben zij toen enkele uren in de auto rondgereden. Omstreeks 18:00 uur is iedereen naar huis gegaan, aldus medeverdachte [medeverdachte A].
Alhoewel vanaf dat moment de verklaringen gedeeltelijk uiteen lopen, staat vast dat medeverdachte [medeverdachte A] in ieder geval medeverdachten [medeverdachte B] en [medeverdachte C] na het eten weer heeft opgehaald. Dit volgt uit de getuigenverklaringen ter terechtzitting van 20 juni 2008 van verdachte en medeverdachte [medeverdachte C] , alsmede uit de getuigenverklaring ter terechtzitting van 12 september 2008 van medeverdachte [medeverdachte B] . Voorts staat vast dat twee overvallers in de pizzeria aanwezig waren en dat een deel van de buit van de overval een doorzichtige plastic bus met daarin muntgeld was. Tijdens de overval is één persoon achter het stuur van de auto met genoemde kenmerken blijven wachten. Nadat de twee overvallers Domino’s Pizza hadden verlaten, stapten zij in de gereedstaande auto en reed de bestuurder weg. Getuige [getuige X] heeft dit waargenomen en hiervan melding gedaan bij de politie .
Later die avond is verdachte, tezamen met zijn medeverdachten [medeverdachte B], [medeverdachte A] en [medeverdachte C] in de binnenstad van Amersfoort gesignaleerd, nabij de Krijco. Getuige [getuige Z] was samen met medeverdachte [medeverdachte C] in de binnenstad op zoek gegaan naar medeverdachte [medeverdachte A], nadat medeverdachte [medeverdachte C] zijn auto veel later dan afgesproken bij hem had teruggebracht. Getuige [getuige Z] heeft verklaard dat hij medeverdachten [medeverdachte A] samen met de Somaliër en Marokkaan, die er ’s middags bij waren toen medeverdachte [medeverdachte A] de auto bij hem kwam ophalen, nabij de Krijco aantrof. Aldaar waren zij een plastic tas met inhoud aan elkaar aan het doorgeven, aldus [getuige Z] . De camerabeelden van de Krijco bevestigen dat in ieder geval verdachte die avond bij de Krijco naar binnen is gegaan. Uit deze camerabeelden volgt dat verdachte aan de balie een doorzichtige cilinder met goud en zilverkleurige inhoud uit een witte plastic tas heeft gehaald en aan de baliemedewerker heeft getoond. Als de baliemedewerker de cilinder niet wil aannemen, loopt verdachte vervolgens weer naar buiten . Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 juni 2008 bevestigd dat hij die avond in de Krijco was en over zijn handelingen aldaar heeft hij verklaard dat hij probeerde het muntgeld uit de plastic pot te wisselen .
De rechtbank dient thans de vraag te beantwoorden of verdachte degene was die in de vluchtauto zat ten tijde en direct na afloop van de overval of dat dit een ander persoon betrof.
Verdachte heeft zowel ter terechtzitting van 20 juni 2008, als ter terechtzitting van
12 september 2008, iedere betrokkenheid bij de overval ontkend . Hij heeft verklaard dat hij na het eten niet meer is meegegaan met de anderen. Wel is hij omstreeks 21:00 uur weer naar de stad gegaan. Daar heeft hij eerst enige tijd in een coffeeshop doorgebracht en later is hij daar medeverdachte [medeverdachte A] weer tegen gekomen. Op diens verzoek heeft hij vervolgens getracht de pot met geld bij de Krijco te wisselen, aldus verdachte.
De verklaring van verdachte wordt ondersteund door de verklaring die medeverdachte [medeverdachte B] ter terechtzitting van 12 september 2008 als getuige heeft afgelegd . Ook volgens hem was verdachte er in de avond niet meer bij. Wie de auto dan wel heeft bestuurd laat hij in het ongewisse.
Ter terechtzitting van 20 juni 2008 is op enig moment verklaard dat niet verdachte, doch medeverdachte [medeverdachte C] de persoon in de auto was . De rechtbank sluit dit echter uit op grond van de navolgende feiten en omstandigheden.
Medeverdachte [medeverdachte C] heeft zelf over zijn rol verklaard , dat hij na het eten weliswaar nog enige tijd met zowel verdachte, als medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] in de auto heeft rondgereden, doch dat hij eerder dan de anderen naar huis is gegaan. Hij zat zelf achter het stuur. Toen hij op enig moment het idee kreeg dat de anderen van plan waren iets te gaan doen wat niet goed was, is hij naar Amersfoort terug gereden. Om 20:25 uur is hij vervolgens thuis uitgestapt, waarna hij zag dat medeverdachte [medeverdachte A] tezamen met verdachte en medeverdachte [medeverdachte B] als een achterlijke wegreed. Hij hoorde dat de banden van de auto daarbij begonnen te slippen. Met zijn eigen auto is hij vervolgens naar getuige [getuige Y] gegaan, waarvandaan zij tezamen omstreeks 20:45 zijn weggereden. Op enig moment daarna belde getuige [getuige Z] hem. Weer later, omstreeks 21:10 uur, belde medeverdachte [medeverdachte A] hem. Toen hij de telefoon wilde opnemen, werd de verbinding echter direct verbroken. Nadat hij medeverdachte [medeverdachte A] vervolgens had teruggebeld, is hij samen met getuige [getuige Y] naar hem toe gereden. Op verzoek van medeverdachte [medeverdachte A] heeft hij de auto van het merk Opel Corsa toen teruggebracht naar getuige [getuige Z].
De rechtbank is van oordeel dat de gedetailleerdheid van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte C] bijdraagt aan de geloofwaardigheid ervan. Zulks geldt te meer, daar deze verklaring op belangrijke onderdelen wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige Y] . Hij heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte C] hem op de avond van 4 maart 2008 tussen circa 20:15 uur en 20:30 uur heeft opgehaald op de Liendertsweg te Amersfoort. Medeverdachte [medeverdachte C] had hem kort daarvoor gebeld. Ze zijn toen rond gaan rijden en hebben bij de Volvodealer op de Amsterdamseweg te Amersfoort een stop gemaakt.
Tussen 20:30 uur en 21:15 uur werd medeverdachte [medeverdachte C] meerdere malen gebeld door getuige [getuige Z], aldus getuige [getuige Y]. Medeverdachte [medeverdachte C] zag dat op zijn display. Omstreeks 21:15 uur belde medeverdachte [medeverdachte A] hem vervolgens.
De verklaring van getuige [getuige Y] wordt op zijn beurt in grote lijnen onderstreept door de belgegevens van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte C] . Uit deze belgegevens volgt immers dat medeverdachte [medeverdachte C] om 20:41 uur gedurende 22 seconden naar getuige [getuige Y] heeft gebeld. Dit tijdstip komt nagenoeg overeen met het tijdstip waarop medeverdachte [medeverdachte C] volgens getuige [getuige Y] belde om te zeggen dat hij bij hem was. Voorts volgt uit de belgegevens van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte C] dat hij, conform de verklaring van getuige [getuige Y], die avond tussen 20:32 uur en 21:15 uur meermalen is gebeld door getuige [getuige Z]. Ten slotte wordt door de belgegevens bevestigd dat medeverdachte [medeverdachte A] om 21:03 uur tweemaal naar medeverdachte [medeverdachte C] heeft gebeld, doch dat de verbinding steeds meteen werd verbroken. Tussen 21:04 uur en 21:36 uur heeft medeverdachte [medeverdachte C] vervolgens meermalen naar medeverdachte [medeverdachte A] terug gebeld, waarbij wel steeds korte gesprekken hebben plaatsgevonden.
De tijdstippen uit de verklaringen en het overzicht met telefoongegevens komen weliswaar niet exact met elkaar overeen, maar zij komen dicht genoeg bij elkaar in de buurt om tot de conclusie te kunnen komen dat medeverdachte [medeverdachte C] en getuige [getuige Y] die avond vanaf in ieder geval 20:41 uur samen zijn geweest.
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat gezien de omstandigheid dat de telefoon van [medeverdachte C] op de dag van de overval om 20:31 en 20:32 paallocaties in Soest heeft aangestraald, het aannemelijk is dat niet zijn cliënt maar [medeverdachte C] degene is die de vluchtauto heeft bestuurd.
De rechtbank neemt in dit verband het volgende in overweging. Soest ligt dicht bij Amersfoort. Paallocaties in open gebied zoals Soest en omgeving kunnen vanaf relatief grote afstand worden aangestraald. Indien een paallocatie bij veel gebruik op dat moment niet beschikbaar is, kan een nabijgelegen paallocatie worden aangestraald. Deze omstandigheden in samenhang bezien met de vaststelling dat [medeverdachte C] in elk geval vanaf 20:41 en dus tijdens de overval samen met [getuige Y] is geweest, brengen de rechtbank tot het oordeel dat hetgeen de raadsman heeft betoogd niet aannemelijk is.
Medeverdachte [medeverdachte B] heeft weliswaar als getuige onder ede de suggestie gewekt dat medeverdachte [medeverdachte C] de persoon in de auto was, doch de rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig. Zij overweegt daartoe dat medeverdachte [medeverdachte B] slechts over gedeelten van het gebeurde een verklaring heeft willen afleggen en dat hij eerst na verloop van tijd een deels open proceshouding heeft aangenomen.
Nu de rechtbank de betrokkenheid van medeverdachte [medeverdachte C] gelet op het bovenstaande uitsluit, dient beoordeeld te worden of zich voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier bevindt om de betrokkenheid van verdachte bij de overval aan te nemen. De rechtbank zal deze vraag bevestigend beantwoorden. Zij overweegt daartoe allereerst dat medeverdachte [medeverdachte A] belastend over verdachte heeft verklaard. Niet alleen tijdens zijn eerste verhoren bij de politie, doch ook tijdens zijn verhoor als getuige onder ede ter terechtzitting van 20 juni 2008, heeft hij eenduidig verklaard dat verdachte degene was die tijdens de overval als bestuurder in de auto aan het wachten was en dat hij ook degene was die na afloop van de overval de auto heeft bestuurd. De rechtbank acht deze verklaring betrouwbaar, aangezien medeverdachte [medeverdachte A] vanaf het begin van het onderzoek volledige openheid van zaken heeft gegeven over zowel de rol van zijn medeverdachten, als over zijn eigen rol. In deze verklaringen, die zeer gedetailleerd zijn, zijn bovendien nooit tegenstrijdigheden naar voren gekomen.
Voorts volgt de betrokkenheid van verdachte naar het oordeel van de rechtbank uit de omstandigheid dat verdachte op 4 maart 2008 steeds tezamen met zowel medeverdachte [medeverdachte A], als met medeverdachte [medeverdachte B] is gesignaleerd. Allereerst waren zij tezamen bij het huis van getuige [getuige Z] toen zij de auto gingen ophalen, vervolgens waren zij tezamen toen zij die middag gingen tanken bij het Esso tankstation te Hoogland , en ’s avonds bij de Krijco zijn zij weer met zijn drieën aangetroffen .
Voor de overtuiging acht de rechtbank daarnaast van belang dat getuige [getuige Z] over de gedragingen van verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte A], [medeverdachte B] en [medeverdachte C] bij de Krijco heeft verklaard, dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte B] zich steeds op medeverdachte [medeverdachte A] richtten. Met medeverdachte [medeverdachte C] spraken zij helemaal niet. Achteraf kwam bij getuige [getuige Z] bovendien het besef dat verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] op dat moment vaag aan het doen waren.
Voorts neemt de rechtbank voor de overtuiging in aanmerking dat verdachte over de gebeurtenissen in de middag tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Dit maakt hem ongeloofwaardig. Eerst ter terechtzitting van 20 juni 2008 is hij teruggekomen op zijn verklaring ten overstaan van de politie, waar hij heeft ontkend dat hij ’s middags samen met medeverdachten [medeverdachte A], [medeverdachte B] en [medeverdachte C] op stap is geweest . Bovendien acht de rechtbank het onaannemelijk dat iemand een grote hoeveelheid kleingeld gaat wisselen, terwijl hij niet weet waar dat geld vandaan komt. Ten slotte heeft verdachte geen alibi gegeven, dat zijn verklaring kan bevestigen, hetgeen bijdraagt aan zijn ongeloofwaardigheid.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat boven gerede twijfel staat dat verdachte degene was die ten tijde van de overval in de auto zat. Nu hij ook degene was die na afloop van de overval als bestuurder van de auto is weggereden en hij later op de avond heeft geprobeerd het kleingeld dat ten tijde van de overval is weggenomen in te wisselen bij de Krijco, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte enerzijds en zijn medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] anderzijds. De rol van verdachte kan dan ook worden aangemerkt als medepleger, zodat het aan hem ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Verdachte heeft op 04 maart 2008 te Soest, tezamen en in vereniging met
anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weggenomen
een geldbedrag van ongeveer 175 euro, geheel toebehorende aan Domino's
Pizza, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met
geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat de mededaders
- dreigend een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
hebben getoond en
- vervolgens dat vuurwapen, althans dat voorwerp op [slachtoffer]
hebben gericht en
- dreigend een mes hebben getoond en
- vervolgens met dat mes over de balie zijn gesprongen en
- vervolgens dreigend met het mes op die [slachtoffer] zijn afgelopen en
- daarbij de woorden hebben toegevoegd "Geef mij al jullie geld"en
"Zal ik je anders neersteken" en "Loop naar het kantoor toe en pak de sleutel om
het open te doen" en "Ik kom straks terug".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Voor de persoon van verdachte is met name gelet op het uittreksel justitiële documentatie van d.d. 21 juli 2008, waaruit blijkt dat de verdachte in 2003 éénmaal eerder door de kinderrechter te Middelburg onherroepelijk is veroordeeld ter zake van belediging.
Daarnaast is acht geslagen op de vordering ter terechtzitting van de officier van justitie, inhoudende dat verdachte voor het ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken.
Uit het voorgaande volgt reeds dat de rechtbank een ander oordeel is toegedaan dan de officier van justitie. Het bewezenverklaarde feit is bovendien een heel ernstig feit, waarvoor hoge straffen niet ongebruikelijk zijn.
Voor de ernst van het feit heeft de rechtbank met name gelet op de navolgende omstandigheden. Verdachte heeft deelgenomen aan een roofoverval in een pizzeria met een enigszins afgelegen ligging. Er zijn twee personen naar binnen gegaan en zij hebben niet alleen een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, doch ook een mes aan de medewerkers getoond. Gelet op het tijdstip van de dag, omstreeks 20:45 uur, zal het er rustig zijn geweest. De medewerkers bevonden zich daardoor in een kwetsbare positie en verdachte heeft daar tezamen met zijn mededaders op brute wijze misbruik van gemaakt. Het moet een zeer beangstigende gebeurtenis zijn geweest voor de slachtoffer, waarvan zij de psychische gevolgen nog lang met zich mee zullen moeten dragen.
De rechtbank is van oordeel dat de rollen van verdachte en zijn mededaders als geheel inwisselbaar kunnen worden aangemerkt. Nu verdachte degene was die na afloop het geld probeerde te wisselen, zijn er in ieder geval geen aanwijzingen om aan te nemen dat zijn rol kleiner was dan die van de anderen. Gelet hierop, alsmede gelet op het feit dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen, acht de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van twee jaren.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. P.K. van Riemsdijk, J.W. Veenendaal en Y.A.T. Kruyer, bijgestaan door mr. C.W.M. Maase-Raedts als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 september 2008.
Mr. Veenendaal is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.