ECLI:NL:RBUTR:2008:BF1805

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
24 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
226028/ HA ZA 07-303
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van een vaste prijs voor werkzaamheden en de verplichting tot betaling van het resterende bedrag inclusief BTW

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Utrecht op 24 september 2008, gaat het om een geschil tussen Alert Advies & Management B.V. en een gedaagde partij over de betaling van een factuur voor geleverde diensten. Alert, vertegenwoordigd door haar directeur, stelt dat er een vaste prijs van EUR 15.000,- (exclusief BTW) was afgesproken voor de werkzaamheden die zij heeft verricht. De gedaagde partij betwist deze prijsafspraak en stelt dat er geen concrete bedragen zijn genoemd tijdens hun communicatie.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de verklaringen van de betrokken partijen, waaronder die van de directeur van Alert en zijn echtgenote, die beiden bevestigen dat er een prijsafspraak is gemaakt. Ook een derde getuige, die betrokken was bij de werkzaamheden, heeft verklaard dat de directeur van Alert hem had verteld dat hij EUR 15.000,- zou verdienen voor de werkzaamheden. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van de directeur en zijn echtgenote consistent zijn en voldoende bewijs leveren voor de prijsafspraak.

De rechtbank wijst het verweer van de gedaagde partij af, waarin wordt gesteld dat de werkzaamheden van Alert al gedekt waren door een afsluitprovisie aan de bank. De rechtbank concludeert dat de gedaagde partij gehouden is het resterende bedrag van EUR 12.850,- aan Alert te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 2 januari 2006. Daarnaast wordt de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op EUR 2.306,85. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 226028 / HA ZA 07-303
Vonnis van 24 september 2008
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALERT ADVIES & MANAGEMENT BV,
gevestigd te Appelscha,
eiseres,
advocaat mr. M.C. Franken-Schoemaker,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. J. van Ravenhorst.
Partijen zullen hierna respectievelijk Alert en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 oktober 2007;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 16 januari 2008;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 12 juni 2008;
- de conclusie na getuigenverhoor van Alert;
- de antwoordconclusie na getuigenverhoor van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. In haar tussenvonnis van 24 oktober 2007 heeft de rechtbank Alert opgedragen haar stelling te bewijzen dat zij en [gedaagde] voor de door Alert te verrichten werkzaamheden een vaste prijs van EUR 15.000,- (exclusief BTW) overeen zijn gekomen.
2.2. In het kader van voornoemde bewijsopdracht heeft [directeur eiser], statutair directeur en aandeelhouder van Alert Appelscha Beheer BV, welke rechtspersoon aandeelhouder en bestuurder is van Alert, een verklaring afgelegd. Over de door Alert gestelde prijsafspraak heeft [directeur eiser] verklaard:
“Tijdens het telefoongesprek dat ik half juli 2004 met de heer [x] van [gedaagde] had, heb ik hem meegedeeld dat mijn werkzaamheden onder de bovengenoemde omstandigheden EUR 15.000,- zouden kosten. Ik kan mij niet herinneren de woorden ‘fixed price’ of ‘vaste prijs’ te hebben genoemd. Ik heb wel duidelijk gemaakt dat EUR 15.000,- het te betalen bedrag zou zijn. Aangezien wij beiden ondernemers zijn, moet deze prijs vermeerderd worden met BTW. Wij zijn een no cure no pay constructie overeengekomen. De heer [x] heeft niet geprotesteerd tegen dit bedrag, maar mij juist gezegd dat Alert aan de slag kon.”
Voorts heeft [directeur eiser] verklaard:
“Helaas staan de afspraken niet op papier, maar tijdens het telefoongesprek van half juli 2004 hebben de heer [x] en ik weldegelijk een prijs afgesproken.”
[directeur eiser] heeft ook verklaard:
“Ik heb de heer [x] door middel van specificaties aangegeven welke werkzaamheden ik heb verricht. Aangezien wij een vaste prijs overeen waren gekomen, was dit op zich niet nodig, maar ik wilde hem laten zien dat het bedrag van EUR 15.000,- gerechtvaardigd was.”
2.3. In het kader van voornoemde bewijsopdracht heeft ook [vrouw directeur], echtgenote van [directeur eiser], een verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard:
“Ik herinner mij dat mijn echtgenoot op een zaterdag ergens in juli 2004 een telefoongesprek heeft gevoerd met de heer [x]. Ik zat namelijk met mijn echtgenoot op het terras. Ik weet dat de gesprekspartner van mijn echtgenoot de heer [x] was, omdat mijn echtgenoot deze naam meermalen heeft gebruikt. Ik heb mijn echtgenoot een vaste prijs van EUR 15.000,- horen afspreken.”
2.4. Tevens heeft [Y], die door Alert is ingeschakeld bij de werkzaamheden voor [gedaagde], een verklaring afgelegd. [Y] heeft verklaard:
“Ik ben niet aanwezig geweest bij de prijsafspraken tussen Alert Advies & Management B.V. en [x]. Wel heb ik in de loop van het traject gesproken met [directeur eiser] over wat hij eraan verdiende. Dat was medio oktober 2004. Hij vertelde mij dat hij EUR 15.000,- verdiende. Bij dit gesprek zijn geen getuigen aanwezig geweest.”
[Y] heeft verder verklaard:
“Ik heb nu vier maal samengewerkt met [directeur eiser] en hij heeft mij verteld altijd op basis van no cure no pay te werken. Ik werk inmiddels 22 jaar in de bancaire wereld, waarin ook wordt geherfinancierd. In deze branche komen constructies via no cure no pay wel vaker voor. Het werken met vaste prijzen is evenmin ongebruikelijk.”
Over de BTW heeft [Y] verklaard:
“Ik heb niet expliciet met [directeur eiser] besproken of het bedrag van EUR 15.000,- inclusief of exclusief BTW was. Je hebt het eigenlijk altijd over bedragen exclusief BTW.”
2.5. In tegenverhoor is [x] gehoord. Over de prijs die gemoeid was met de werkzaamheden van Alert heeft hij verklaard:
“U houdt mij de verklaringen voor van de heer [directeur eiser] en zijn partner afgelegd op 16 januari 2008 alsmede de verklaring die de heer [Y] zojuist heeft afgelegd. De door hen genoemde vaste prijs van EUR 15.000,- is niet met mij overeengekomen.”
Alsmede:
“Ik herhaal dat er geen bedragen zijn genoemd over wat Alert Advies & Management B.V. zou berekenen. Dat zijn ook geen dingen die je vergeet. Er is tussen [directeur eiser] en mij nooit gesproken over prijzen. Ik nam aan dat tussen 0,5% en 1% berekend zou worden. Dat is ook het percentage dat wordt gehanteerd bij de afsluitprovisie. Ik zal dit nader toelichten. Ik ging ervan uit dat de afsluitprovisie die ik voor de herfinanciering aan de bank zou betalen ook de kosten voor de bemiddelaars zou dekken. Daarom heb ik niet nagedacht over de prijs die [directeur eiser] in rekening zou brengen en vond ik het ook niet vreemd dat wij tijdens het telefoongesprek van juli 2004 niet over een prijs hebben gesproken. Later heb ik van mijn relatie bij de bank, mevrouw [Z], ook begrepen dat het voornoemde percentage gebruikelijk is. Dit heb ik ook eerder, voor juli 2004, van anderen, waaronder [accountmanager] (de accountmanager van [gedaagde] bij de bank; toevoeging rechtbank), begrepen.”
[x] heeft verder verklaard:
“Ik vind wel dat [Y] en [directeur eiser] goed werk hebben verricht, maar ik schrok me rot van de rekening.”
Voorts heeft [x] verklaard:
“Nu ik er nogmaals over nadenk, herinner ik mij wel dat ik aan [directeur eiser] heb gezegd dat ik mogelijk meer zou betalen als zou blijken dat een hoger bedrag redelijk zou zijn. Hierover zou ik nog in overleg treden met mevrouw [Z] en mijn boekhouder, [boekhouder]. Dit heeft ertoe geleid dat een bedrag van EUR 5.000,- volgens mij redelijk is. Aangezien Alert Advies & Management B.V. goed werk heeft verricht, vond ik uiteraard wel dat zij door mij betaald moest worden. Zoals gezegd vonden wij EUR 5.000,- een redelijk bedrag.”
2.6. Ingevolge artikel 164 lid 2 Rv. kan de door [directeur eiser] afgelegde verklaring geen bewijs in zijn voordeel opleveren, tenzij deze strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. Hiervan is sprake als er aanvullende bewijzen zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen dat zij de verklaring van [directeur eiser] voldoende geloofwaardig maken.
2.7. De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [directeur eiser], inhoudende dat hij tijdens voornoemd telefoongesprek een prijs van EUR 15.000,- aan [x] heeft genoemd, wordt ondersteund door de verklaring van [echtgenote directeur]. Door [echtgenote directeur] is verklaard dat zij – voor zover van belang – heeft gehoord dat [directeur eiser] tijdens dit telefoongesprek een prijs van EUR 15.000,- heeft horen afspreken.
2.8. De rechtbank stelt voorts vast dat de verklaring van [directeur eiser] wordt bevestigd door de verklaring van [Y]. [Y] heeft immers verklaard dat [directeur eiser] hem heeft meegedeeld dat hij voornoemd bedrag aan de werkzaamheden zou verdienen.
2.9. [gedaagde] voert als verweer aan dat geen vaste prijs van EUR 15.000,- overeen is gekomen voor de werkzaamheden van Alert. [x] heeft in dit verband verklaard dat tijdens het telefoongesprek van medio juli 2004 niet over bedragen is gesproken. Volgens [x] bevreemdde hem dit niet, omdat hij ervan uitging dat de kosten voor de werkzaamheden van Alert inbegrepen waren in de afsluitprovisie die hij voor de herfinanciering aan de bank zou betalen. De rechtbank passeert dit verweer.
2.10. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [x] innerlijk tegenstrijdig is en niet in overeenstemming is met zijn handelwijze. [x] heeft immers enerzijds verklaard dat hij ervan uitging dat de werkzaamheden van Alert werden gedekt door de afsluitprovisie die hij aan de bank moest betalen. In deze verklaring ligt besloten dat [gedaagde] zich op het standpunt stelt dat zij niet gehouden is enig bedrag aan Alert te betalen voor de door Alert verrichte werkzaamheden. Anderzijds heeft [x] verklaard dat hij zich rot geschrokken is van de rekening en dat hij een bedrag van EUR 5.000,- redelijk vindt. Tevens staat vast dat [gedaagde] in januari 2006 een bedrag van EUR 5.000,- aan Alert heeft betaald (zie r.o. 2.3 van het tussenvonnis van 24 oktober 2007). [x] heeft tevens – kort gezegd – verklaard dat hij aan [directeur eiser] heeft meegedeeld dat hij bereid zou zijn meer dan EUR 5.000,- te betalen, als dat in zijn ogen redelijk zou zijn.
2.11. Als de kosten voor Alerts werkzaamheden – zoals [x] heeft verklaard – reeds deel uitmaakten van de afsluitprovisie, valt niet in te zien waarom [gedaagde] enkel tegen de hoogte van de factuur van Alert heeft geprotesteerd en niet tegen het zenden van de factuur als zodanig. Evenmin valt dan in te zien waarom [gedaagde] een bedrag van EUR 5.000,- aan Alert heeft betaald en onder omstandigheden bereid was meer te betalen.
2.12. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank tevens de tussen partijen gevoerde correspondentie. Blijkens deze correspondentie heeft [gedaagde] zich nimmer op het standpunt gesteld dat Alert niet gerechtigd was voor haar werkzaamheden te factureren, maar heeft zij steeds de stelling betrokken dat het factuurbedrag niet in een redelijke verhouding staat tot de door Alert verrichte diensten. De rechtbank wijst op de brief van 17 februari 2007 van [gedaagde] aan Alert. In deze brief wordt gezegd:
“Wij waren erg geschrokken en teleurgesteld over het berekende bedrag en hebben daarom overleg gepleegd met onze boekhouder. (…)
Zelf dachten wij dat de kosten ongeveer EUR 5.000,- zouden bedragen, hetgeen wij al zeer goed betaald vinden (…).”
Voorts wijst de rechtbank op de brief die Adviesburo Krebo op 31 juli 2006 namens [gedaagde] aan Alert heeft gezonden, waarin staat:
“De heer [x] heeft vanaf de eerste ontvangst van de rekening van Alert aangegeven het niet eens te zijn met de hoogte van het bedrag.
De rekening staat in geen enkele verhouding tot de geleverde inspanning, zo is door de heer [x] aangegeven.”
2.13. De rechtbank wijst er tot slot op dat Alert in haar conclusie na getuigenverhoor de stelling, welke stelling niet door [gedaagde] is weersproken, heeft betrokken dat – kort gezegd – het bij hypotheekverstrekkingen aan particulieren voorkomt dat de kosten van derden begrepen zijn in de afsluitprovisie, maar dat dit bij omvangrijke en complexe zakelijke (her)financieringen als de onderhavige niet gebruikelijk is.
2.14. [gedaagde] voert in haar antwoordconclusie na getuigenverhoor aan dat het echtpaar [directeur eiser] en [echtgenote directeur] hun verklaringen wellicht op elkaar hebben afgestemd. Kennelijk bedoelt [gedaagde] hiermee te zeggen dat aan deze verklaringen geen waarde moet worden gehecht. De rechtbank passeert dit verweer.
2.15. Hoewel het niet uitgesloten is dat [directeur eiser] en [echtgenote directeur] het getuigenverhoor (tot op zekere hoogte) gezamenlijk hebben voorbereid, brengt dit naar het oordeel van de rechtbank echter nog niet mee dat hun verklaringen daarom aan geloofwaardigheid hebben ingeboet.
Vaste prijs
2.16. [echtgenote directeur] heeft verklaard dat zij [directeur eiser] tijdens het telefoongesprek van juli 2004 met [x] een vaste prijs van EUR 15.000,- heeft horen afspreken. Voor zover zij daarmee bedoelt te zeggen dat [directeur eiser] met zoveel woorden een vaste prijs heeft afgesproken, gaat de rechtbank aan deze verklaring voorbij. [directeur eiser] heeft immers verklaard dat hij zich niet kan herinneren de woorden ‘fixed price’ of ‘vaste prijs’ te hebben genoemd. [directeur eiser] heeft evenwel verklaard dat hij aan [x] duidelijk heeft gemaakt dat EUR 15.000,- het te betalen bedrag zou zijn.
2.17. Het niet noemen van de woorden ‘vaste prijs’ of ‘fixed price’ staat het overeenkomen van een vaste prijs evenwel niet in de weg. Voldoende voor een vasteprijsafspraak is immers dat partijen overeen zijn gekomen dat een bepaald bedrag betaald zal worden, welk bedrag niet wordt beïnvloed door de omvang of de duur van de te verrichten werkzaamheden.
2.18. De rechtbank acht van belang dat de factuur die Alert aan [gedaagde] heeft gestuurd (zie r.o. 2.2 van voornoemd tussenvonnis), een niet gespecificeerd bedrag van EUR 15.000,- voor begeleiding en bemiddeling vermeldt. Het ontbreken van een specificatie ondersteunt naar het oordeel van de rechtbank de stelling van Alert dat een vaste prijs is afgesproken. Het enkele feit dat Alert nadien wel een specificatie van de werkzaamheden aan [gedaagde] heeft verstrekt, maakt dit oordeel niet anders. [gedaagde] heeft zich immers op het standpunt gesteld dat voornoemd bedrag niet in een redelijke verhouding staat tot de verrichte werkzaamheden en [directeur eiser] heeft verklaard dat hij de werkzaamheden heeft gespecificeerd om [x] te laten zien dat dit bedrag gerechtvaardigd was.
BTW
2.19. Resteert de vraag of het bedrag van EUR 15.000,- vermeerderd dient te worden met BTW. Alert heeft in haar conclusie na getuigenverhoor – met verwijzing naar de verklaringen van [directeur eiser] en [Y] – gesteld dat het tussen ondernemers gebruikelijk is te spreken over bedragen exclusief BTW, omdat omzetbelasting bij handelstransacties geen kostenpost is. Hiermee bedoelt Alert kennelijk te zeggen dat BTW in het algemeen kostenneutraal is, omdat een ondernemer de aan hem in rekening gebrachte omzetbelasting in beginsel als voorbelasting kan aftrekken van de omzetbelasting die hij verschuldigd is over de eigen omzet in verband met de levering van goederen of diensten. Deze stelling is niet door [gedaagde] weersproken.
2.20. Nu niet in geschil is dat Alert BTW-plichtige diensten aan [gedaagde] heeft geleverd, tussen partijen als vaststaand heeft te gelden dat tussen ondernemers overeengekomen bedragen op grond van in het handelsverkeer geldende gebruiken vermeerderd moeten worden met omzetbelasting en niet is gebleken van afwijkende afspraken op dit punt, dient het bedrag van EUR 15.000,- vermeerderd te worden met BTW.
2.21. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [directeur eiser] consistent is en in voldoende mate wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen. Deze overige bewijsmiddelen zijn zodanig sterk en betreffen zodanig essentiële punten dat zij de verklaring van [directeur eiser] voldoende geloofwaardig maken. Alert is dan ook in haar bewijsopdracht is geslaagd.
2.22. Tussen partijen staat vast dat Alert [gedaagde] een factuur heeft gestuurd ten bedrage van EUR 17.850,- (inclusief BTW) en dat [gedaagde] hiervan een bedrag van EUR 5.000,- aan Alert heeft betaald (zie r.o. ?2.10). Dit brengt met zich dat [gedaagde] gehouden is het resterende bedrag van EUR 12.850,- aan Alert te voldoen.
2.23. De vordering van Alert tot betaling van de wettelijke handelsrente zal in die zin worden toegewezen dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van de wettelijke handelsrente over het bedrag van EUR 12.850,- vanaf 2 januari 2006 tot aan de dag van voldoening (zie r.o. 4.5 van het tussenvonnis van 24 oktober 2007).
2.24. In r.o. 4.6 van voornoemd tussenvonnis heeft de rechtbank tot slot geoordeeld dat Alerts vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke (incasso)kosten zal worden afgewezen.
2.25. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Alert worden begroot op:
- dagvaarding EUR 70,85
- overige explootkosten 0,00
- vast recht 202,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 2.034,00 (4,5 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 2.306,85
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt [gedaagde] om aan Alert te betalen een bedrag van EUR 12.850,00 (twaalfduizendachthonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over voornoemd bedrag vanaf 2 januari 2006 tot de dag van volledige betaling,
3.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Alert tot op heden begroot op EUR 2.306,85,
3.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2008.