ECLI:NL:RBUTR:2008:BF1278

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
22 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
SBR 07-3131
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijstelling voor gebruik pand als kantine en sport- en recreatieruimte in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, waarbij vrijstelling is verleend op grond van artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) voor het gebruik van een pand als kantine/lounge en sport- en recreatieruimte. Het perceel heeft in het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Winkels', en het verzochte gebruik is in strijd met dit bestemmingsplan. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 11 juni 2008, maar eisers zijn niet verschenen. Namens verweerder was mr. R.C. Alblas aanwezig.

De rechtbank overweegt dat de vrijstellingsbevoegdheid discretionair is en dat de toetsing beperkt moet blijven tot de vraag of het bestuursorgaan in redelijkheid tot verlening van de vrijstelling heeft kunnen besluiten. Eisers hebben aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met de te verwachten parkeerdruk en de openingstijden van de kantine, wat zou leiden tot overlast. De rechtbank oordeelt dat verweerder in het bestreden besluit heeft aangegeven dat de bijdrage van het gewijzigde gebruik aan de verkeersdrukte te verwaarlozen is en dat de meeste bezoekers te voet zullen komen.

De rechtbank concludeert dat er geen objectieve gegevens zijn die de stelling van eisers over een toename van de parkeerdruk onderbouwen. Ook de lichte horeca-functie van de kantine en de bijbehorende exploitatievergunning met voorschriften ter voorkoming van overlast zijn in de overwegingen meegenomen. De rechtbank oordeelt dat het beoogde gebruik van het pand niet leidt tot een verstoring van de woon- en leefsituatie in de omgeving. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummer: SBR 07/3131
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2008
inzake
[eisers],
wonende te [woonplaats],
eisers,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug,
verweerder.
Inleiding
1.1 Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 24 september 2007, (het bestreden besluit), waarbij verweerder op grond van artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) vrijstelling heeft verleend voor het gebruik van het pand [adres] als kantine/lounge (begane grond) en sport- en recreatieruimte (eerste verdieping).
1.2 Het beroep is behandeld ter zitting van 11 juni 2008 waar eisers en hun gemachtigde met voorafgaand bericht van verhindering niet zijn verschenen. Namens verweerder is verschenen mr. R.C. Alblas, werkzaam bij de gemeente Utrechtse Heuvelrug.
Overwegingen
2.1 Het perceel heeft in het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Loolaankwartier" de bestemming "Winkels". Ingevolge artikel 2.05-1 van de planvoorschriften zijn de gronden met deze bestemming bestemd voor detailhandelsbedrijven alsmede voor wonen in verband hiermee, met de daartoe nodige gebouwen, andere bouwwerken en werken, benevens voor tuinen en erven. Tussen partijen is niet in geschil dat het verzochte gebruik van het pand in strijd is met het geldende bestemmingsplan.
2.2 In het voorontwerpbestemmingsplan "Woongebied Driebergen-Rijsenburg" heeft het perceel de bestemming "Bedrijf" met nadere aanduiding "Sportschool". Het beoogde gebruik van de eerste verdieping als sportschool is in overeenstemming met het voorontwerp. Het gebruik van de begane grond als kantine/lounge past niet in dit voorontwerp aangezien aan het perceel vooralsnog geen horecabestemming is en zal worden toegekend.
2.3 Artikel 19, derde lid, van de WRO bepaalt dat burgemeester en wethouders vrijstelling kunnen verlenen van het bestemmingsplan in bij algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen. Ingevolge artikel 20, eerste lid, aanhef en sub e, van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (Bro) komt voor de toepassing van artikel 19, derde lid, van de WRO in aanmerking een wijziging in het gebruik van opstallen in de bebouwde kom, mits het aantal woningen gelijk blijft en het gebruik niet meer omvat dan een bruto-vloeroppervlak van 1500 m².
2.4 Eisers zijn het niet eens met de verleende vrijstelling en voeren daartoe aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de te verwachten parkeerdruk. Daarnaast wijzen eisers op de ruime openingstijden van de kantine, die met zich brengen dat zij meer overlast van bezoekers zullen ondervinden dan voorheen.
2.5 De rechtbank overweegt allereerst dat niet in geschil is dat is voldaan aan de voorwaarden om gebruik te maken van de vrijstellingsbevoegdheid. Deze vrijstellingsbevoegdheid is discretionair van aard. Bij de toetsing van het gebruik van een dergelijke bevoegdheid dient de rechtbank zich te beperken tot de vraag of het bestuursorgaan onder afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot verlening van die vrijstelling heeft kunnen komen. In het onderhavige geval dient de beoordeling dan ook beperkt te blijven tot het antwoord op de vraag of sprake is van een zodanige onevenwichtigheid van de afweging van de betrokken belangen, dat moet worden geoordeeld dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot verlening van de gevraagde vrijstelling heeft kunnen besluiten.
2.6 Ten aanzien van de te verwachten parkeerdruk heeft verweerder in het bestreden besluit vermeld dat hij de bijdrage van het gewijzigde gebruik van het pand aan de reeds aanwezige verkeersdrukte, mede gelet op het beperkte oppervlak van de ruimtes, te verwaarlozen acht. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder hieraan toegevoegd dat de ruimte op de eerste verdieping die zal worden gebruikt voor sportactiviteiten gelijk is aan die van de huidige sportschool, zodat daarvan geen extra parkeerdruk valt te verwachten. Het grootste gedeelte van de bezoekers van de begane grond zal, gezien de functie als theehuis/ontmoetingscentrum met een buurtkarakter, te voet komen. Voor het parkeren kan gebruikt worden gemaakt van het parkeerterrein dat tegenover het pand ligt en er kan worden geparkeerd langs de Van Oosthuyselaan. Dat buurtbewoners wellicht in bepaalde situaties hun auto's op grotere afstand van hun woning moeten parkeren, acht verweerder niet zodanig onaanvaardbaar, dat hij had moeten afzien van het verlenen van medewerking.
2.7 Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de parkeerdruk in de buurt toeneemt in die mate, dat verweerder in redelijkheid niet heeft kunnen besluiten vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan. Dat op (geringe) afstand van het pand in normale omstandigheden voldoende parkeergelegenheid aanwezig is, is door eisers niet met objectieve gegevens bestreden, zodat daar vanuit wordt gegaan. Gelet op het kleinschalige karakter van de activiteiten die in het pand worden georganiseerd en het feit dat sprake is van slechts een beperkte toename van de parkeerdruk, heeft verweerder kunnen oordelen dat de parkeeroverlast voor eisers binnen aanvaardbare grenzen zal blijven.
2.8 Wat betreft de kantine/loungefunctie op de begane grond heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het gaat om een lichte vorm van horeca met nauwelijks nadelige gevolgen voor de omgeving. Ten aanzien van de openingstijden en de gevreesde overlast van bezoekers heeft verweerder verwezen naar de verleende exploitatievergunning waaraan voorschriften zijn gekoppeld ter voorkoming van overlast.
2.9 De rechtbank is van oordeel dat hetgeen eisers hebben aangevoerd niet de verwachting rechtvaardigt dat het beoogde gebruik van het pand zal leiden tot een zodanige verstoring van de woon- en leefsituatie in de omgeving van het pand en/of van de openbare orde, dat verweerder niet in redelijkheid tot het verlenen van vrijstelling heeft kunnen komen. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat de toegestane openingstijden zijn opgenomen in de verleende exploitatievergunning en dat aan deze vergunning voorschriften zijn verbonden om een nadelige beïnvloeding van het woon- en leefklimaat in de naaste omgeving (zo veel als mogelijk) te voorkomen. Eisers hebben geen beroep ingesteld tegen de in bezwaar gehandhaafde vergunning zodat deze rechtens onaantastbaar is. Dat naleving van de opgenomen voorschriften niet mogelijk zou zijn, is vooralsnog niet gebleken. Bij eventuele overtreding van die voorschriften kan daartegen bovendien handhavend worden opgetreden. Het beoogde gebruik van het pand heeft tot slot naar het oordeel van de rechtbank niet een zodanig ruimtelijke uitstraling dat in het kader van de onderhavige belangenafweging nog extra aandacht had moeten worden besteed aan de openingstijden of de gevreesde overlast.
2.10 Hetgeen door eisers in beroep is aangevoerd, kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Het beroep is ongegrond en voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank Utrecht,
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2008.
De griffier: De rechter:
mr. M.H.L. Debets mr. B.J. van Ettekoven
Afschrift verzonden op:
Tegen de beslissing op beroep staat, binnen zes weken na de dag van verzending hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Let wel
Ook als u in deze uitspraak (gedeeltelijk) in het gelijk bent gesteld, kan het van belang zijn hoger beroep in te stellen voor zover de rechtbank gronden uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft verworpen en u daar niet in wilt berusten.