ECLI:NL:RBUTR:2008:BE9604

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
3 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
239504/ HA ZA 07-2096
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige publicatie en aantasting van eer en goede naam in relatie tot een artikel over buitenplaatsen

In deze zaak vorderde eiser, [eiser], schadevergoeding van de gedaagden, waaronder de besloten vennootschap Audax Publishing BV en [partij], naar aanleiding van een artikel in HP/De Tijd waarin hij en zijn woning als 'barbaren' werden afgeschilderd. Eiser stelde dat de publicatie onrechtmatig was en zijn eer en goede naam had aangetast. De rechtbank onderzocht de feiten en oordeelde dat de term 'barbaren' in de context van het artikel als ironisch moest worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de uitlatingen van [partij] niet onrechtmatig waren, omdat deze een waardeoordeel over de woning van eiser betroffen en niet noodzakelijkerwijs feitelijk onderbouwd hoefden te worden. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd dat zijn eer en goede naam daadwerkelijk waren aangetast door de publicatie. De rechtbank wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de balans tussen het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de vrijheid van meningsuiting.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 239504 / HA ZA 07-2096
Vonnis van 3 september 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. J.M. van Noort,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUDAX PUBLISHING BV,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M.R. Ruygvoorn,
2. [verweerder],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. M.R. Ruygvoorn,
3. [verweerder],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. M.R. Ruygvoorn,
4. [verweerder],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. W.TH.A. Schermer.
Partijen zullen hierna respectievelijk [eiser], Audax c.s. (en, indien zo aangeduid, afzonderlijk als [verweerders]) en [partij] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 januari 2008;
- de brief van [eiser] van 13 mei 2008 ten behoeve van de comparitie;
- de brief van [eiser] van 23 mei 2008 ten behoeve van de comparitie;
- het proces-verbaal van comparitie van 27 mei 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Feiten
2.1. Audax is onder meer uitgever van het weekblad HP/De Tijd. [verweerder] is hoofdredacteur van HP/De Tijd. [verweerder] is als (freelance)redacteur bij HP/De Tijd werkzaam.
2.2. In het zomernummer van 13 juli 2007 van HP/De Tijd, met als thema Het goede leven, is een artikel over buitenplaatsen van de hand van [verweerder] verschenen. Het artikel heeft Rijkmans kasteel. In dit artikel wordt onder meer [partij] geciteerd. In het artikel zijn onder meer de volgende passages opgenomen:
“Maar als nieuwe buitenplaatsbewoner moet je je ook een beetje weten te gedragen. [partij]: “De mensen die hier komen wonen en hier aarden, weten heel goed hoe met hun omgeving om te gaan. Iedereen wordt hier in zijn waarde gelaten. Zoals zo’n [naam], die op buitenplaats [woonplaats] woont. Kijk, je moet hier niet met geld gaan smijten. Je moet een beetje gewoon doen, in het dorp kopen, bij de lokale middenstand. Niet voor alles naar de Bijenkorf en de Makro rennen.””
En:
“Maar niet altijd kunnen de barbaren buiten de poort worden gehouden. Eind jaren negentig werd in [woonplaats] een ‘moderne buitenplaats’ gebouwd door een vastgoedondernemer, opgetrokken uit lichte baksteen, met grote ronde ramen en een knalgroen dak. [partij]: “Ik zat toen in de monumentencommissie, en heb geprobeerd er een grijs dak op te krijgen. Want dit is erg opvallend, het detoneert.” Vervolgens zijn er leuzen op gespoten, waarvan de verf in de stenen is getrokken. Die moesten er worden uit gebikt, er moesten nieuwe stenen in, die weer niet helemaal de goede kleur hadden. “Het huis wekt agressie op, en dan zijn er mensen die zich niet kunnen beheersen… Maar je wint er niets mee, want de stenen werden vervangen en het huis staat er nog steeds.” Volgens mensen uit het dorp wordt het dak als oriëntatiepunt gebruikt door vliegtuigen die op Schiphol vliegen.”
2.3. Boven de voornoemde passages is een foto afgebeeld van de woning van [eiser]. Deze woning is ontworpen door [architect].
2.4. Op 23 augustus 2001 is in het weekblad VAR voor Vecht-, Amstel- en Rijnstreek een artikel verschenen onder de kop “Loenense villa beklad met tectyl”. In dit artikel, dat vergezeld gaat van een foto, wordt onder meer geschreven:
“Van zaterdag 11 op zondag 12 augustus is het in aanbouw zijnde woonhuis op [adres] in [woonplaats] beklad met woorden als ‘kuthuis, wansmaak en schande’. Door de politie is een onderzoek naar deze ‘graffiticriminaliteit’ ingesteld. De woorden zijn aangebracht met tectyl.”
2.5. Op 23 augustus 2001 is in het Utrechts Nieuwsblad een artikel verschenen waarin onder meer wordt geschreven:
“Een wereldberoemde Amerikaanse architect, [architect], ontwerpt een woonhuis voor een particulier in [woonplaats]. In plaats dat iedereen daar trots op is, wordt de woning beklad door onbekenden, die het pand maar groot en lelijk vinden. Ze gebruiken nauwelijks verwijderbare tectyl om er de woorden ‘schande’, ‘wansmaak’en ‘kuthuis’ op te spuiten. Een aantal stenen moet worden uitgehakt en vervangen, wat volgens de aannemer zeker 40.000 gulden kost. Kenners van architectuur zijn geschokt. De eigenaar voelt zich slachtoffer van een hetze.”
2.6. Uit bijlage 7 bij het jaarverslag 1999 van de PUWC, Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit (de Provinciale Utrechtse welstandscommissie), blijkt dat het bouwplan voor de woning van [eiser] in januari door medewerkers van de PUWC is genomineerd als plan van de maand.
2.7. In opdracht van de Vechtplassencommissie heeft Landscape Architects for Sale in juli 2002 een rapport uitgebracht. Op p. 32 van dit rapport wordt gezegd:
“Tussen de identiteitsloze urban villa’s en historiserende kopieën die de afgelopen vijftig jaar zijn neergezet, is het gebouw van [architect] en [eiser] een verademing. Zij zijn de enige die het gedurfd hebben en erin geslaagd zijn om een modern Vechts gebouw te ontwikkelen. Door kenmerken uit de omgeving te vertalen, met aandacht voor detail en de mooiste materialen te gebruiken is dit een zeldzaam voorbeeld van innovatie gebaseerd op traditie.”
2.8. In oktober 2007 is in Quote een artikel verschenen, waarin over de woning van [eiser] wordt gezegd:
“Wordt er wel eens wat nieuws gebouwd aan de Vecht? Zeer zeker, al is het zelden modern. ABN Amro-voorman [abn amro voorman] is een van de weinigen die een eigentijdse variant van een buitenplaats liet bouwen. (…)
[abn amro voorman]s optrekje is een uitzondering, meent landschapsarchitect [ar[architect]. ‘Zonder slag of stoot komen hier geen moderne gebouwen. De “welkomstboodschap” voor [architect] en [eiser] een aantal jaar geleden, is daar een goed voorbeeld van.’ [architect] ontwierp in opdracht van ondernemer [eiser] een gebouw opgetrokken uit gelig baksteen, met een opvallend groen dak en ronde ramen. Eenmaal opgeleverd heeft het de gemoederen zo verhit, dat het met de kreet ‘Wansmaak’ werd beklad. In zwarte verf. [architect]: ‘Het woord wansmaak verraadt de afkomst van de tagger. Iemand moet de volgende dag met zwarte randen onder zijn nagels in zijn krijtstreep hebben gezeten.’
Hoewel [architect] het moderne buiten van [eiser] een ‘verademing’ vindt en het ontwerp door de provinciale Utrechtse Welstandscommissie een van de allerbeste van het jaar werd genoemd, is [eiser] de running gag van het dorp. ‘In [woonplaats] wordt al jaren gesproken over “het crematorium”, vanwege die rare schoorsteen en de kleur’, lacht [eigenaar], voormalig eigenaar van De Nederlanden. De dorpse geest is bekrompen, de weerzin van de buitenbezitters tegen veranderingen groot. [architect] verwoordt het als volgt: ‘Het zijn allemaal haantjes in die streek, dat gaat soms fout. Die welkomstboodschap is exemplarisch voor de sfeer aan de Vecht. Nee, die is niet gemoedelijk.’”
2.9. Op 4 augustus 2007 heeft [partij] een mail gestuurd aan HP/De Tijd. In deze mail zegt hij:
“Geachte heer [verweerder], In het artikel HP De Tijd van 13 juli j.l. over enige buitenplaatsen waaronder die van de heer [abn amro voorman] staan op blz. 43 enige zinnen, die mij in de mond lijken te worden gelegd. Het gaat daar om het huis met het groenen koperen dak aan het Oudover te [woonplaats]. Ik hecht er zeer aan om vast te leggen dat ik de term “barbaren”, die buiten de poort gehouden zouden moeten worden, niet gebruikt heb. Ik wil U verzoeken dit in HP De Tijd te rectificeren. De bewoners van dat huis voelen zich beledigd door die term.”
2.10. Bij mail van 7 augustus 2007 reageert J. [partij] van de eindredactie van HP/De Tijd op voornoemd emailbericht van [partij]. In deze reactie wordt onder meer gezegd:
“De bewuste passage in het artikel komt niet uit uw mond en is ook niet aan u toegeschreven. Er valt voor ons dus weinig te rectificeren. Mocht u zich niettemin van die passage willen distantiëren, dan kan dat via een ingezonden brief.”
2.11. In het nummer van HP/De Tijd van 10 augustus 2007 is een ingezonden brief van [eiser] geplaatst naar aanleiding van het artikel van 13 juli 200 (zie r.o. ?2.2 en r.o. ?2.3).
2.12. In een schriftelijke verklaring van 30 oktober 2007 van Schilder voornoemd staat onder meer:
“Op vrijdagmorgen 27 juli 2007 om een uur of tien kreeg ik ter redactie een telefoontje van de heer [eiser]. Hij was bijzonder ontstemd over het artikel ‘Rijkmans kasteel’ in het zomernummer van HP/De Tijd (nr. 28, 13 juli, 2007), over landhuizen aan de Vecht, geschreven door [schrijver]. [eiser] stoorde zich met name aan de zin: “Maar niet altijd kunnen de barbaren buiten de poort worden gehouden”, waarna de komst van zijn villa werd beschreven en de weerstand in de omgeving waarmee dat gepaard was gegaan. Hij zei ook dat er diverse onjuistheden in het artikel stonden, maar kwam steeds weer terug op de zin over de barbaren.
[eiser] eiste rectificatie. Ik heb toen uitgelegd dat die zin niet rectificeerbaar is. Het gaat hier immers niet om een feitelijke onjuistheid. Ook verwoordt die zin niet per se de mening van blad of auteur; deze verwijzing naar een bekende Amerikaanse boektitel is een vrije vertaling van de gevoelens die volgens de auteur in de omgeving leefden, en die ook mogen blijken uit de in het artikel vermelde bekladding van het pand.
[eiser] zei verder dat hij ook zo boos was omdat de gemoederen aan de Vecht eindelijk tot bedaren waren gekomen, en dat hij vreesde dat deze publicatie de boel weer zou oprakelen; het zou vervelende gevolgen kunnen hebben voor de manier waarop zijn vrouw en kinderen in de buurt werden bejegend, aldus [eiser]. Daarmee bevestigde hij de lezing in het artikel dat de bouw in het verleden tot grote opschudding had geleid.
Ik stelde voor dat [eiser] zijn bezwaren tegen het artikel op schrift zou zetten, en dat wij die dan zouden afdrukken in de rubriek voor ingezonden brieven. (…)
Om 11:12 uur ontving ik van [eiser] per email iets wat leek op een tamelijk uitvoerige brief: zijn bezwaren tegen het artikel stonden er in. Maar aan het eind ook een eis tot rectificatie. (…) Om 11.38 uur heb ik [eiser] geantwoord dat we, zoals gezegd, zijn kant van het verhaal konden afdrukken in de Brievenrubriek. (…)
Om 14.02 uur kreeg ik antwoord: “Geachte heer [partij], Onderstaande, iets aangepaste tekst kan wat ons betreft afgedrukt worden. Met vriendelijke groeten, [eiser].” Met daarbij de tekst, nu zonder eis tot rectificatie. Ik meende dat de zaak daarmee was afgedaan. (…)
De brief is afgedrukt in HP/De Tijd nr. 32 (10 augustus). Interessant is misschien nog dat [eiser] verwijst naar een rapport over contemporaine woningen aan de Vecht; ook daaruit blijkt dat de bouw van zijn woning in de regio voor verhitte gemoederen heeft gezorgd. Oftewel: de auteur van het artikel in HP/De Tijd had zulks allerminst verzonnen.”
2.13. In een schriftelijke verklaring van 8 mei 2008 van [verweerder] staat onder meer:
“Terwijl ik bezig was in het dorp de stemming te peilen over [abn amro voorman]s huis, werd ik regelmatig geattendeerd op het huis van de heer [eiser], dat in tegenstelling tot [abn amro voorman]s huis, wat de meeste mensen best mooi vonden, echt niet zou kunnen. Mensen spraken er schande van, vonden het foeilelijk, etcetera. Zelf ben ik ook nog even wezen kijken, en ik kon mij de ophef erover wel voorstellen – het is behoorlijk groot, heeft een fluoricerend dak, staat pal aan de weg midden tussen de andere huizen. Een vrouw die de heg stond te knippen zei dat het huis werd gebruikt als oriëntatiepunt voor vliegtuigen die willen landen op Schiphol. Namen heb ik niet – behalve dan die ik in het stuk heb genoemd – maar de nagenoeg unaniem negatieve reacties van de dorpsbewoners deden mij besluiten het huis kort in het artikel te noemen als contrapunt tegen de manier waarop [abn amro voorman] te werk is gegaan. Vandaar dat ik ook de term ‘barbaren voor de poort’ gebruikte: [woonplaats] is een dorp met veel rijke, welgemanierde ons-kent-ons mensen (zoals ik in het artikel ook laat zien), en dan komt er iemand van buiten die het spel niet volgens de regels wilt spelen. De term ‘barbaren voor de poort’ heb ik dan ook tongue in cheek gebruikt. Ik heb [eiser] zelf niet gesproken, het artikel ging over [abn amro voorman], niet over hem. Er is ook maar een enkele alinea aan het huis van [eiser] besteed. Trouwens, ik noem ook enkele andere nieuwe rijken die zich in de regio hebben gevestigd, tot ongenoegen van verschillende bewoners. [eiser] pik ik er dus niet alleen uit.
Het enige wat ik heb willen aantonen is dat er een hoop gedoe over dat huis was (en is), niets meer. Daar valt weinig aan af te dingen, dunkt mij.”
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. verklaart voor recht dat de publicatie getiteld Rijkmans Kasteel d.d. 13 juni 2007 in HP/De Tijd en in het bijzonder de kwalificatie: ‘barbaren’ en ‘het huis wekt agressie op’ onrechtmatig zijn jegens [eiser] en zijn gezin;
2. gedaagden 1. tot en met 3. te veroordelen tot het vergoeden van schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3. gedaagde sub 4 te veroordelen tot vergoeding van een voorschot op schadevergoeding ten bedrage van EUR 7.500,-;
4. gedaagden ieder hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2. [eiser] legt aan zijn vorderingen tegen Audax c.s. ten grondslag dat hij – kort gezegd – in zijn eer en goede naam is aangetast, omdat Audax c.s. hem en zijn gezin in voornoemd artikel in HP/De Tijd als barbaren heeft afgeschilderd. Tijdens de comparitie heeft [eiser] toegelicht dat de term barbaren een waardeoordeel is en onder meer ‘zonder gevoel, zonder zedelijke smaak’ betekent. Tijdens de comparitie heeft [eiser] nader toegelicht dat zijn vrouw regelmatig wordt aangesproken op voornoemd artikel.
3.3. Voorts neemt [eiser], in reactie op het verweer van Audax c.s., het standpunt in dat in het artikel geen sprake is van ironie. Het artikel gaat immers hoofdzakelijk om [abn amro voorman] die ten tijde van de publicatie onder grote druk stond in verband met de overname van ABN Amro. Juist omdat het artikel niet ironisch van aard is, is de woning van [eiser] als contrapunt gebruikt om het artikel spannend te maken, aldus [eiser], die hierbij verwijst naar de verklaring van [verweerder] (zie r.o. ?2.13). Volgens [eiser] blijkt uit [verweerder]s verklaring dat hij evenmin afstand heeft genomen van de vermeende opvattingen van de dorpsbewoners over de woning van [eiser]. Daarom is het artikel tendentieus.
Volgens [eiser] heeft Audax c.s. zich als spreekbuis van [partij] laten gebruiken die zich zeer diskwalificerend over [eiser] en zijn gezin heeft uitgelaten door hen als barbaren af te schilderen.
3.4. Het beroep van Audax c.s. op rechtsverwerking kan volgens [eiser] niet slagen, omdat de ingezonden brief van [eiser] (zie r.o. ?2.11) gezien moet worden als een soort weerwoord achteraf. Audax c.s. heeft immers verzuimd hoor en wederhoor toe te passen, aldus [eiser].
3.5. [eiser] legt aan zijn vorderingen tegen [partij], kort gezegd, ten grondslag dat hij zich zeer diskwalificerend over [eiser] en zijn gezin heeft uitgelaten. Ter comparitie heeft [eiser] echter aangegeven dat zijn verwijt jegens [partij] enkel de wijze betreft waarop hij zich uitlaat over de woning en geen betrekking meer heeft op het gebruik van de term “barbaren”.
3.6. [eiser] verwijt [partij] verder dat hij in voornoemd artikel feitelijk onjuiste mededelingen over [eiser]s woning heeft gedaan. Volgens [eiser] wekt zijn woning geen agressie op en hoefden de stenen niet vervangen te worden, nadat de woning met graffiti was beklad. Ter onderbouwing van zijn stelling dat zijn woning geen agressie opwekt, verwijst [eiser] onder meer naar het feit dat de woning door Provinciale Staten van Utrecht genomineerd is (zie r.o. ?2.6) en door Landscape Architects for Sale wordt genoemd als voorbeeld van innovatie (zie r.o. ?2.7).
Ter comparitie heeft [eiser] in dit verband toegelicht dat hij vrijwel zeker weet dat de bekladding van zijn woning te maken had met een relatie uit het verleden en niet met enige aversie tegen deze woning. Bovendien is volgens [eiser] sprake van een incident dat zich jaren geleden heeft voorgedaan. Het gaat niet aan dat [partij] daar nu nog op terug komt, aldus [eiser]. De bewering dat zijn woning agressie opwekt, is volgens [eiser] bovendien gevaarzettend, omdat deze bewering bij de gemiddelde lezer de indruk achterlaat dat deze agressief mag zijn tegen de woning.
Voorts stelt [eiser] dat [partij] niet via bestuursrechtelijke wegen bezwaar heeft gemaakt tegen het dak van de woning. Tot slot stelt [eiser] dat zijn woning niet als aanvliegroute voor Schiphol wordt gebruikt. Door het doen van deze onjuiste mededelingen wordt door [partij] schade toegebracht aan de reputatie van [eiser] en wordt afbreuk gedaan aan de waarde van zijn huis.
3.7. Audax c.s. voert – kort gezegd – als verweer aan dat het artikel duidelijk ironisch en spottend bedoeld is, waarbij zij verwijst naar enkele passages in het artikel. De strekking van het artikel is volgens Audax c.s. het weergeven van de aversie tegen nieuwkomers en de ons-kent-ons mentaliteit. Het artikel geeft blijk van de vrije vertaling door de auteur van de gevoelens die volgens hem in de omgeving leven jegens nieuwkomers die het spel niet volgens hun regels spelen, waarbij zij verwijst naar de verklaring van [partij] (zie r.o. ?2.12).
Ter comparitie heeft Audax c.s. nader toegelicht dat het woord “barbaren” overduidelijk beeldspraak is en in de literatuur ook als zodanig veelvuldig wordt gebruikt. In dit verband verwijst Audax c.s. naar het boek ‘Barbarians at the gate’. Voor de goede verstaander is dan ook duidelijk dat sprake is van ironie, aldus Audax c.s.
3.8. Voorts stelt Audax c.s. zich op het standpunt dat [eiser] niet in zijn eer en goede naam is aangetast, omdat het artikel niet over het gezin [eiser] gaat maar over diens woning. Volgens Audax c.s. staat vast dat er aversie tegen de woning van [eiser] bestond en bestaat, waarbij zij verwijst naar voornoemde verklaring van [partij] en het artikel in Quote (zie r.o. ?2.8). Volgens Audax c.s. heeft zij gedegen onderzoek verricht. Tijdens de comparitie heeft Audax c.s. toegelicht dat de auteur van het artikel, [verweerder], de mening van de bewoners niet tot de zijne heeft gemaakt. Hierbij verwijst zij naar de schriftelijke verklaring van [verweerder] (zie r.o. ?2.13).
3.9. Audax c.s. voert tevens als verweer aan dat tussen haar en [eiser] overeenstemming was bereikt over de wijze waarop het geschil zou worden afgewikkeld, namelijk het plaatsen van een brief van de hand van [eiser] in het volgende nummer van HP/De Tijd. Volgens Audax c.s. kan [eiser] niet eenzijdig op deze afspraak terugkomen door rectificatie en/of schadevergoeding te eisen.
3.10. Audax c.s. stelt zich op het standpunt dat de vrijheid van pers en vrijheid van meningsuiting moeten prevaleren boven het door [eiser] ingeroepen recht op privacy.
3.11. Tot slot voert Audax c.s. als verweer aan dat [eiser] geen enkele onderbouwing heeft gegeven van de door hem gestelde immateriële schade. Ter comparitie heeft Audax c.s. nader toegelicht dat niet aannemelijk is dat het artikel een mogelijke verkoop van de woning van [eiser] in de weg staat, temeer niet nu het gebouwd is door een wereldberoemde architect. Bovendien heeft [eiser] volgens Audax c.s. reeds genoegdoening gekregen door plaatsing van zijn brief in HP/De Tijd.
3.12. [partij] voert – kort gezegd – als verweer aan dat zijn uitlatingen in de context van het artikel niet onheus of onzorgvuldig zijn en de grenzen van het aanvaardbare niet hebben overschreden. [eiser] is volgens [partij] dan ook niet in zijn eer en goede naam aangetast. De vorderingen van [eiser] leiden tot een beperking van de meningsvrijheid, welke beperking volgens [partij] niet noodzakelijk is om de eer en goede naam van [eiser] te beschermen.
3.13. [partij] betwist dat hij de term “barbaren” heeft gebruikt. Ter onderbouwing van dit verweer verwijst hij naar het emailbericht van 7 augustus 2007 van HP/De Tijd (zie r.o. ?2.10). In dit verband voert [partij] ook aan dat hij niet heeft gesproken over het gezin [eiser], maar alleen over de woning van [eiser]. Het gewraakte artikel in HP/De Tijd gaat volgens [partij] ook uitsluitend over woningen.
3.14. Voorts stelt [partij] zich op het standpunt dat hij een waardeoordeel over de woning van [eiser] heeft gegeven, welk waardeoordeel geen feitelijke onderbouwing behoeft. Volgens [partij] is er bovendien wel degelijk een feitelijke onderbouwing voor zijn uitlating, nu vast staat dat het huis stof heeft doen opwaaien en dat agressie tegen het huis heeft plaatsgevonden. Ter onderbouwing van dit verweer verwijst [partij] naar de artikelen die zijn verschenen in VAR voor Vecht-, Amstel- en Rijnstreek en het Utrechts Nieuwsblad (zie r.o. ?2.4 en r.o. ?2.5).
3.15. [partij] erkent dat hij heeft geprobeerd een grijs dak op de woning te krijgen, mede omdat het gebouw detoneert en blijkbaar agressie opwekt. Ter comparitie heeft [partij] nader toegelicht dat hij dit niet middels een bezwaarschriftprocedure heeft geprobeerd, maar dat hij met [eiser] heeft gesproken en hem heeft aangeraden een ander dak te gebruiken.
3.16. Tot slot voert [partij] als verweer aan dat [eiser] heeft verzuimd de door hem gestelde schade – indien daar sprake van is – deugdelijk te onderbouwen.
3.17. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Allereerst dient te worden onderzocht of [eiser] door het artikel van Audax c.s. in HP/De Tijd en de in dit artikel neergelegde uitlatingen van [partij] in zijn eer en goede naam is aangetast. Als deze vraag bevestigend wordt beantwoord, moet worden bezien of de aantasting ook onrechtmatig is. Bij deze beoordeling staan in beginsel twee gelijkwaardige belangen tegenover elkaar: het recht van [eiser] op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer en in dat verband zijn belang niet door publicaties te worden blootgesteld aan ongewenste publiciteit omtrent zijn privéleven, en aan de andere kant het recht van Audax c.s. en [partij] op vrijheid van meningsuiting. Welke belangen de doorslag geven, hangt af van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval.
Ten aanzien van Audax c.s.
4.2. In de kern komen [eiser]s verwijten jegens Audax c.s. erop neer dat zij het gezin van [eiser] in het artikel in HP/De Tijd afschildert als barbaren.
4.3. Uit voornoemd artikel en de door Audax c.s. gegeven toelichting blijkt genoegzaam dat dit artikel de strekking heeft de aversie tegen nieuwkomers en de kennelijk ter plaatse geldende ons-kent-ons mentaliteit weer te geven. Deze strekking is niet door [eiser] betwist. Voor het beschrijven van deze aversie heeft Audax c.s. gekozen voor een ironisch karakter. Deze keuze valt onder haar journalistieke vrijheid. Dit ironische karakter blijkt in het bijzonder uit de volgende passages in het artikel:
“Het zullen niet de makkelijkste tijden zijn voor de ABN Amro-baas. Zijn bank wordt óf overgenomen en geamputeerd, óf opgesplitst, zo lijkt het. (…) Maar er is één troost: als straks alles voorbij is, krijgt [abn amro voorman] een optie- en aandelenpakket mee van zo’n tien miljoen euro – wat er ook gebeurt.”
En voorts:
“Zoals de kwestie dat de gemeente alleen een riolering aanlegt bij panden met een eigen huisnummer. “Maar als je op een perceel verschillende wooneenheden hebt, sluiten ze dus maar één pand aan. De rest mag je zelf uitzoeken. Ik heb twee wooneenheden, en die liggen honderd meter uit elkaar!” Tja, zie dat eens op te lossen. Zo blijkt maar weer: ook het leven op de buitenplaats kent zo zijn ontberingen.”
4.4. Het voorgaande brengt met zich dat de term “barbaren” gezien moet worden in het licht van het ironische karakter van het artikel. De door Audax c.s. gekozen bewoordingen passen naar het oordeel van de rechtbank in de door haar gekozen stijl van schrijven. Het gebruik van de term barbaren is wellicht vervelend voor [eiser] en zijn gezinsleden, maar dat maakt de publicatie nog niet onrechtmatig, in die zin dat – gelet op de strekking en de toonzetting van het gehele artikel – de grenzen van het betamelijke zijn overschreden. Daarbij komt dat niet kan worden aangenomen dat de gewraakte zinsnede ziet op [eiser] en zijn gezin, maar veeleer betrekking heeft op nieuwkomers en/of buitenstaanders in het algemeen.
4.5. Voorts is de rechtbank van oordeel dat [eiser] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat hij in zijn eer en goede naam is aangetast. Het enkele feit dat de echtgenote van [eiser] regelmatig wordt aangesproken op het artikel in HP/De Tijd, kan – indien juist – niet tot deze conclusie leiden. Gesteld noch gebleken is immers dat degenen die haar aanspreken een negatief oordeel over het gezin van [eiser] hebben als gevolg van het door [eiser] gewraakte artikel.
4.6. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [eiser] niet door het enkele gebruik van de term “barbaren” in zijn eer en goede naam is aangetast, zodat Audax c.s. niet onzorgvuldig en derhalve onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld.
4.7. Voor zover [eiser]s verwijt betrekking heeft op de mededeling in het artikel dat zijn woning als aanvliegroute voor Schiphol wordt gebruikt, is de rechtbank van oordeel dat niet valt in te zien hoe [eiser] door deze mededeling – indien onjuist – in zijn eer en goede naam is aangetast noch dat hierdoor afbreuk wordt gedaan aan de waarde van [eiser]s woning. Dit oordeel brengt mee dat Audax c.s. evenmin onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door in voornoemd artikel te schrijven dat [eiser]s woning als aanvliegroute voor Schiphol wordt gebruikt.
4.8. Gelet op het voorgaande heeft Audax c.s. niet onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld door publicatie van het artikel “Rijkmans kasteel’ in HP/De Tijd.
Ten aanzien van [partij]
4.9. Met betrekking tot de door [eiser] gestelde onjuistheden in hetgeen [partij] over zijn woning heeft gezegd, overweegt de rechtbank als volgt.
4.10. Vast staat dat de woning van [eiser] beklad is geweest. Naar algemeen aanvaarde opvattingen kan een dergelijke bekladding gezien worden als een daad van agressie. De rechtbank gaat in dit verband voorbij aan de – overigens niet met feiten en omstandigheden onderbouwde – stelling van [eiser] dat de bekladding te maken had met een relatie uit het verleden en niet met enige aversie tegen zijn woning. Uit de artikelen in VAR voor Vecht-, Amstel- en Rijnstreek en het Utrechts Nieuwsblad blijkt immers dat de woning is beklad met de woorden “kuthuis”, “wansmaak” en “schande” (zie r.o. ?2.4 en r.o. ?2.5). Door het gebruik van deze woorden is dan ook voldoende aannemelijk dat degene die de woning van [eiser] heeft beklad, zich stoorde aan de woning. De uitlating van [partij] dat [eiser]s woning agressie opwekt, is, anders dan [eiser] stelt, dan ook niet feitelijk onjuist.
4.11. Voor zover [eiser] bedoelt te zeggen dat voornoemde uitlating van [partij] onzorgvuldig is, omdat de bekladding zich jaren geleden heeft voorgedaan en de woning geen onderwerp van discussie meer is, gaat de rechtbank hieraan eveneens voorbij. Uit de verklaring van [verweerder] en het artikel in Quote (zie r.o. ?2.8) blijkt immers dat [eiser]s woning ook thans nog onderwerp van discussie is. Dat het artikel in Quote van een latere datum is dan het artikel in HP/De Tijd doet aan dit oordeel niet af, omdat uit het artikel in Quote ook blijkt dat [eiser]s woning onderwerp van discussie is.
4.12. Echter ook indien de woning van [eiser] geen onderwerp van discussie meer is, volgt de rechtbank [eiser] niet in zijn stelling dat [partij] onrechtmatig heeft gehandeld door te zeggen dat deze woning agressie opwekt, omdat de mededeling in de eerste plaats een waardeoordeel van [partij] is over [eiser]s woning die niet gesteund hoeft te worden door recente feiten. Aldus beschouwd is deze uitlating, mede in het licht van voornoemde bekladding, niet als onrechtmatig aan te merken.
4.13. Met zijn stelling dat voornoemde uitlating van [partij] onrechtmatig is, omdat deze gevaarzettend is, bedoelt [eiser] kennelijk te zeggen dat mensen door deze uitlating gemakkelijker tot agressie tegen zijn woning zullen overgaan. Zonder nadere motivering valt naar het oordeel van de rechtbank niet in te zien dat mensen enkel door deze opmerking van [partij] gemakkelijker tot agressie tegen de woning van [eiser] zullen overgaan. Gelet hierop en op het ter comparitie gevoerde verweer door [partij], had het op de weg van [eiser] gelegen nadere feiten en omstandigheden te stellen ter onderbouwing van zijn standpunt dat de uitlating in voornoemde zin gevaarzettend is. Nu [eiser] dit heeft nagelaten, zal de rechtbank deze stelling passeren.
4.14. Voorts passeert de rechtbank de stelling van [eiser] dat [partij] in het artikel in HP/De Tijd ten onrechte zegt dat hij bezwaar heeft gemaakt tegen het dak van de woning. Uit het citaat van [partij] in voornoemd artikel blijkt immers dat hij niet heeft gezegd dat hij langs bestuursrechtelijke wegen heeft geprobeerd een ander dak op de woning te krijgen.
4.15. Voor zover [eiser] bedoelt te zeggen dat [partij] ten onrechte doet voorkomen dat hij hem een ander dak heeft geadviseerd, is de rechtbank van oordeel dat niet valt in te zien hoe [eiser] door deze uitlating – indien onjuist – in zijn eer en goede naam is aangetast dan wel dat hierdoor afbreuk wordt gedaan aan de waarde van [eiser]s woning.
4.16. Evenmin valt in te zien hoe [eiser] door de uitlating van [partij] dat de stenen van [eiser]s woning vervangen moesten worden – indien onjuist – in zijn eer en goede naam is aangetast dan wel dat hierdoor afbreuk wordt gedaan aan de waarde van [eiser]s woning.
4.17. Gelet op het voorgaande zijn de uitlatingen van [partij] in het artikel ‘Rijkmans kasteel’ in HP/De Tijd niet onrechtmatig jegens [eiser].
Ten aanzien van Audax c.s. en [partij]
4.18. De vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
4.19. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Audax c.s. en [partij] worden afzonderlijk begroot op:
- explootkosten EUR 0,00
- vast recht 251,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.155,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Audax c.s. tot op heden begroot op EUR 1.155,00,
5.3. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [partij] tot op heden begroot op EUR 1.155,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Delft-Baas, mr. P. Dondorp en mr. M.E. Heinemann en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2008.?
w.g. griffier w.g. rechter