ECLI:NL:RBUTR:2008:BE9470
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- W. Foppen
- D.C.P.M. Straver
- J. Schwillens
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in mensenhandelzaak
Op 24 juni 2008 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de verdachte het slachtoffer heeft gedwongen tot prostitutie en het afstaan van de verdiende inkomsten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van april 2006 tot en met oktober 2006 het slachtoffer heeft gedwongen tot prostitutie, waarbij het slachtoffer gemiddeld vijf dagen per week werkte. De rechtbank heeft de inkomsten van het slachtoffer als basis genomen voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Uit de bevindingen blijkt dat het slachtoffer in totaal 130 dagen heeft gewerkt, met een gemiddelde opbrengst van € 518,00 per dag. Na aftrek van gemaakte kosten, die in totaal € 17.795,72 bedragen, heeft de rechtbank het genoten voordeel vastgesteld op € 49.544,28.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die strekte tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel, toegewezen. De rechtbank oordeelt dat de verdachte de verplichting heeft om dit bedrag aan de Staat te betalen. De verdediging heeft betoogd dat de kosten te laag zijn ingeschat en dat de berekening te simpel is, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het vastgestelde voordeel te matigen, aangezien de huidige en toekomstige draagkracht van de verdachte voldoende is om aan de betalingsverplichting te voldoen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.