RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600299-08
Datum uitspraak: 19 augustus 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres], [woonplaats],
thans verblijvende te [verblijfadres].
Raadsman: mr. B. van den Bos, advocaat te Amersfoort.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
5 augustus 2008.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 november 2004
tot en met 19 november 2006 te IJsselstein, althans in het arrondissement
Utrecht, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2001, die toen de leeftijd
van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, bestaande in het (telkens) ontuchtig:
- likken aan haar vagina, althans haar schaamstreek en/of
- strelen en/of betasten van haar vagina, althans haar schaamstreek en/of
- wrijven met zijn, verdachtes, penis over haar vagina, althans haar
schaamstreek en/of
- laten betasten en/of laten strelen van zijn, verdachtes, penis door die
[slachtoffer].
De in de voetnoten genoemde paginanummers verwijzen naar het dossier met nummer PL0981/08-004189.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als hierna onder bewezenverklaring vermeld. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft ter terechtzitting een volledig bekennende verklaring afgelegd. Hij heeft -kort gezegd- verklaard dat hij alle handelingen heeft verricht, die in de tenlastelegging staan omschreven.
De bekentenis van verdachte wordt gestaafd door de verklaring van zijn echtgenote. Zij heeft ten overstaan van verbalisanten kenbaar gemaakt dat haar dochter, [slachtoffer], een paar jaar geleden al naar haar toe is gekomen met het verhaal dat haar vader -zakelijk weergegeven- ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd. Toen zij verdachte daarmee confronteerde, ontkende hij dit echter .
In de brief die verdachte voor zijn echtgenote en kinderen heeft achtergelaten alvorens hij zichzelf ging aangeven bij de politie, komt hij op zijn aanvankelijke ontkenning terug. Hij heeft in deze brief toegegeven, dat het verhaal dat [slachtoffer] destijds vertelde op de waarheid berust .
Uit de geboorteakte van [slachtoffer] volgt dat zij ten tijde van de door verdachte gepleegde handelingen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt .
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte door voldoende andere bewijsmiddelen wordt ondersteund, om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Verdachte heeft op tijdstippen in de periode van 19 november 2004 tot en met
19 november 2006 te IJsselstein, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2001,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige
handelingen gepleegd, bestaande in het ontuchtig:
- likken aan haar vagina en
- strelen van haar vagina en
- wrijven met zijn, verdachtes, penis over haar vagina en
- laten strelen van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer].
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Voor de persoon van verdachte is allereerst gelet op het uittreksel justitiële documentatie d.d. 7 juli 2008, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het vroeghulp interventierapport van Reclassering Nederland d.d. 2 april 2008, opgemaakt door mevrouw M.M. Schram, het rapport naar aanleiding van het psychologisch onderzoek pro justitia d.d. 20 mei 2008, opgemaakt door drs. J.H.A.M.K. Kobussen, klinisch psycholoog-psychotherapeut, alsmede met het voorlichtingsrapport d.d. 3 juni 2008, opgemaakt door de heer B.H.V. Dölle, reclasseringsmedewerker, in samenspraak met J. Leurdijk, unitmanager Justitiële Verslavingszorg Centrum Maliebaan. Tot slot heeft de rechtbank gelet op de e-mailberichten van de echtgenote van verdachte aan advocatenkantoor Labee.
Daarnaast is acht geslagen op de vordering ter terechtzitting van de officier van justitie, inhoudende dat verdachte voor de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot kort gezegd een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 343 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een behandeling bij het Centrum voor ambulante forensische psychiatrie De Waag en het Centrum Maliebaan.
De rechtbank zal de officier van justitie volgen in voornoemde strafmodaliteiten. De rechtbank leidt uit voornoemde stukken af dat het gedrag van verdachte voor een belangrijk deel is te verklaren vanuit zijn vermijdende persoonlijkheidstrekken. Omdat hij niet kon omgaan met zijn problemen, vluchtte hij in het alcoholgebruik. Het alcoholgebruik heeft hem er vervolgens toe gebracht seksueel ontremd gedrag te vertonen, aldus de rapportages. Verdachte is zich ten zeerste bewust van de ernst van het door hem gepleegde strafbare feit. Op de zitting heeft verdachte in dat verband verklaard dat hij ‘rekenschap komt afleggen’. Zijn schuldbewustzijn is hem op een gegeven moment zo zwaar gaan vallen, dat hij zichzelf uiteindelijk heeft aangegeven bij de politie. Kennelijk speelde hierbij de angst dat zijn vrouw en zijn dochter ten gevolge van zijn seksuele gedragingen in een seksshop een SOA hadden opgelopen een doorslaggevende rol. Uit de reeds vermelde brief van verdachte aan zijn vrouw en kinderen volgt dat hij verwachtte dat hij zijn vrouw en kinderen nooit meer zou zien. Dat gegeven heeft het voor verdachte moeilijk gemaakt eerder openheid van zaken te geven.
Thans is gebleken dat het gezin van verdachte nog voldoende vertrouwen heeft in hem om samen verder te gaan. De rechtbank acht dit een positieve ontwikkeling en acht het niet wenselijk een straf op te leggen die hieraan in de weg staat. De rechtbank zal verdachte dan ook niet veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die hem weghoudt van zijn gezin, noch tot het verrichten van een werkstraf die in combinatie met het hulpverleningsprogramma veel tijd van hem zal vergen.
Voorts houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte vanaf het moment van aangifte volledig heeft meegewerkt aan het onderzoek. Zijn hulpvraag is aanvaard en hij is reeds begonnen met diverse behandelingen. Omdat de rechtbank zich kan voorstellen dat iemand met vermijdende trekken zich op den duur kan onttrekken aan een vrijwillige behandeling, acht de rechtbank het wenselijk dat de verschillende behandelingen in een dwingend kader worden gegoten. Zulks geldt te meer, omdat behandelingen confronterend kunnen zijn.
Een proeftijd van vijf jaren, zoals door de officier gevorderd, zou dienstig kunnen zijn voor de continuering van een verplichte behandeling, maar de wet biedt daartoe niet de mogelijkheid. Gelet op het bepaalde in artikel 14b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, kan een proeftijd ten hoogste tien jaren bedragen, indien ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of een gevaar vormt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Naar het oordeel van de rechtbank is van dat recidivegevaar in het onderhavige geval geen sprake. Voor de bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk op te leggen straf dat verdachte zich moet gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, is een proeftijd mogelijk van maximaal twee jaren. De rechtbank zal dan ook dienovereenkomstig beslissen.
Bij de bepaling van de hoogte van de voorwaardelijk op te leggen straf, heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit. De rechtbank acht hiertoe met name van belang dat verdachte de veiligheid die hij zijn kind moest bieden, in ernstige mate heeft geschonden. Dat hetgeen gebeurd is indruk heeft gemaakt op de minderjarige [slachtoffer], blijkt wel uit de omstandigheid dat zij zelf met het verhaal naar haar moeder is gegaan. Kennelijk voelde zij de noodzaak haar verhaal te vertellen en heeft zij het ervaren als iets ongewoons. Bovendien heeft het gezinsleven ernstig te lijden door de ontuchtige handelingen van verdachte.
De rechtbank komt gelet op deze feiten en omstandigheden tot het oordeel dat een voorwaardelijke straf van na te noemen duur en strekking passend en geboden is. Dit betekent dat aan verdachte een straf wordt opgelegd die in grote lijnen gelijk is aan de vordering van de officier van justitie.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van één jaar.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt daarbij dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Stelt een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt daarbij dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens de Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen, ook als dat inhoudt een behandeling bij het Centrum voor ambulante forensische psychiatrie De Waag en het Centrum Maliebaan.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mrs. P.K. van Riemsdijk, J.W. Veenendaal en M.P. Gerrits-Janssens, bijgestaan door mr. C.W.M. Maase-Raedts als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 augustus 2008.
Mr. van Riemsdijk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.