RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600066-08
Datum uitspraak: 24 juli 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak
gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in P.I. Utrecht – Huis van Bewaring locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
Raadsman: mr. R.M. Maanicus, uitdrukkelijk gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
10 juli 2008.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
drie, althans een of meer persoon/personen (hierna: de ontvoerders) in of omstreeks de periode van 07 januari 2008 tot en met 09 januari 2008 te Bilthoven, gemeente De Bilt en/of Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [aangever 1] en/of [aangever 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben die persoon/personen opzettelijk wederrechtelijk
die [aangever 1] en/of die [aangever 2] vastgepakt en/of een woning ([adres]) ingedragen en/of ingetrokken/-geduwd,
en/of
(op dwingende toon) tegen die [aangever 1] en/of die [aangever 2] gezegd: "meekomen jij", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
en/of
die [aangever 1] op de bank gesmeten en/of (met kracht) op het gezicht gestompt,
en/of
die [aangever 1] gefouilleerd en/of haar telefoon afgepakt,
en/of
tegen die [aangever 1] en/of die [aangever 2] gezegd: "je laatste uur heeft geslagen" en/of "jullie komen hier niet levend weg, jij niet en jij niet, want jullie hebben onze gezichten gezien en we kunnen jullie niet meer laten gaan", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking
(vervolgens) die [aangever 1] en die [aangever 2] vervoerd naar een (andere) woning (te weten de [adres] te Utrecht),
en/of
(vervolgens) aldaar die [aangever 1]s en/of die [aangever 2] telkens in de gaten gehouden,
en/of
(op dreigende toon) tegen die die [aangever 1]s en/of die [aangever 2] gezegd: "als er eentje wegloopt, dan betaalt de ander", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
en/of
die [aangever 1] en die [aangever 2] (meermalen) bedreigd door snijgebaren langs de keel- en/of schietgebaren tegen het hoofd te maken,
en/of
die [aangever 1] handboeien omgedaan en/of in het gezicht gestompt en/of een mes tegen haar vinger gehouden en gedreigd haar hand en/of vinger(s) eraf te snijden,
in elk geval telkens die [aangever 1] en/of die [aangever 2] belemmerd om te gaan en/of te staan waar hij/zij dat wilde(n);
tot het plegen van voormelde wederrechtelijke vrijheidsberoving(en) hij in of omstreeks de periode van 07 januari 2008 tot en met 09 januari 2008 te Bilthoven, gemeente De Bilt, althans in het arrondissement Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een plaats heeft verschaft
tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, aan de ontvoerders (een ruimte in) de woning op de [adres] te Bilthoven aan te bieden en/of ter beschikking te stellen,
en/of
ervoor te zorgen dat [aangever 1] en/of [aangever 2] eveneens naar deze woning kwamen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 19 november 2007 tot en met 20 november 2007 te Bilthoven, gemeente De Bilt, althans in het arrondissement Utrecht,
met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en / of van een valse hoedanigheid en / of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 4] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (groot circa 375 euro), in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of listiglijk en / of bedrieglijk en / of in strijd met de waarheid (op/nabij een weg geheten de Grote Beer aldaar)
- doen voorkomen dat hij, verdachte (terwijl hij, verdachte fietste) door (het voertuig van) die [aangever 4] was aangereden en/of
- (vervolgens) die [aangever 4] om geld gevraagd ter compensatie van door hem, verdachte geleden letsel en/of schade ten gevolge van die aanrijding,
waardoor die [aangever 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
hij op of omstreeks de periode van 23 november 2007 te Bilthoven, gemeente De Bilt, althans in het arrondissement Utrecht, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en / of van een valse hoedanigheid en / of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 3]
heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid
geld (groot circa 300 euro), in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of listiglijk en / of bedrieglijk en / of in strijd met de waarheid (op/nabij Orionlaan/Planetenbaan)
- doen voorkomen dat hij, verdachte (terwijl hij, verdachte fietste) door (het voertuig van) die [aangever 3] was aangereden en/of
- (vervolgens) die [aangever 3] om geld gevraagd ter compensatie van door hem, verdachte geleden letsel en/of schade ten gevolge van die aanrijding,
waardoor die [aangever 3] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
De dagvaarding maakt daarnaast melding van de volgende ad informandum gevoegde strafbare feiten:
1. 447029-07, 13 november 2007, op/nabij “de donsvlinder”, Bilthoven, gemeente De Bilt, oplichting dmv een gefingeerd verkeersongeval (pv p. 12, aangever [aangever 4])
2. 447029-07, 28 november 2007, op/nabij “de Julianalaan”, Bilthoven, gemeente De Bilt, oplichting dmv een gefingeerd verkeersongeval (pv p. 22, aangever [aangever 5])
3. 447023-07, 12 december 2007, op/nabij “de Neptunuslaan”, Bilthoven, gemeente De Bilt, oplichting dmv een gefingeerd verkeersongeval (pv p. 4, aangever [aangever 6])
4. 446128-07, 21 juli 2007, Saturnuslaan 4, Bilthoven, gemeente De Bilt, oplichting dmv voordoen als bonafide geldlener (pv p. 3, aangever [aangever 7])
5. 600066-08, van 7 januari 2008 tot en met heden, Bilthoven, gemeente De Bilt, diefstal in vereniging van een Tomtom van [aangever 1]
6. 600066-08, 25 december 2007, Schorpioen 6, Bilthoven, gemeente De Bilt, oplichting dmv voordoen als bonafide geldlener (zaak 1, p. 27, aangever [aangever 8])
7. 600066-08, 20 december 2007, op/nabij de Groenekanseweg, Groenekan, gemeente De Bilt, oplichting dmv een gefingeerd verkeersongeval (zaak 2, p. 31, aangever [aangever 9])
8. 600066-08, 14 november 2007, hoek Herenweg/Hessenweg, De Bilt, gemeente De Bilt, oplichting dmv een gefingeerd verkeersongeval (zaak 5 p. 45, aangever [aangever 10])
9. 600066-08, 27 november 2007, Oude Brandenburgerweg, Bilthoven, gemeente De Bilt, oplichting dmv een gefingeerd verkeersongeval (zaak 6 p. 48, aangever [aangever 11])
10. 600066-08, 29 november 2007, Waterweg, Bilthoven, gemeente De Bilt, oplichting dmv een gefingeerd verkeersongeval (zaak 7, p. 53, aangever [aangever 12])
11. 600066-08, 2 december 2007, op/nabij Akker 100, De Bilt, gemeente De Bilt, oplichting dmv een gefingeerd verkeersongeval (zaak 10 p. 62, aangever [aangever 13])
12. 600066-08, 6 december 2007, Winklerlaan/”De Gaard”, Utrecht, gemeente Utrecht, oplichting dmv een gefingeerd verkeersongeval (zaak 11 p. 67, aangever [aangever 14])
13. 600066-08, 8 december 2007, Voordorpsedijk, Groenekan, gemeente De Bilt, oplichting dmv een gefingeerd verkeersongeval (zaak 13 p. 74, aangever [aangever 15])
Voorzover er in het vonnis verwezen wordt naar paginanummers, wordt elke keer verwezen naar de paginanummers van het hoofdproces-verbaal met nummer PL 0920/07-019129.
Feit 1: overwegingen ten aanzien van het bewijs en de beoordeling daarvan
Het standpunt van de officier van justitie
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie -kort zakelijk weergegeven- aangevoerd dat aangevers, mevrouw [aangever 1] (hierna: [aangever 1]) en de heer [aangever 2] in de periode van 7 januari 2008 tot en met 9 januari 2008 door drie mannen wederrechtelijk van hun vrijheid zijn beroofd. Verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) hebben de woning van verdachte, gelegen aan de [adres] te [woonplaats], aan die mannen ter beschikking gesteld en hiermee opzettelijk een plaats verschaft tot de wederrechtelijke vrijheidsberoving, zoals bedoeld in artikel 282 lid 4 Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft betoogd dat verdachte de aanmerkelijke kans dat in zijn woning een vrijheidsberoving zou plaatsvinden heeft aanvaard en dat daarmee het (voorwaardelijk) opzet bewezen is. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat verdachte wist dat de 3 mannen met [aangever 1] in zijn woning wilden praten over de vermissing van een grote partij verdovende middelen en dat gelet op de criminele achtergrond van deze mannen, hun fysieke verschijning en de dreiging die daarvan uitging, de belangen die op het spel stonden, alsmede het feit van algemene bekendheid dat in dit soort criminele kringen bedreiging en geweld niet geschuwd worden als de waarheid boven tafel moet komen, de aanmerkelijke kans bestond dat [aangever 1] (en in haar bijzijn [aangever 2]) door deze personen niet zachtzinnig aan de tand gevoeld zou worden en dat zij de woning niet vrijelijk zou kunnen verlaten. Dat verdachte niet wist wat er zou gaan gebeuren en dat ook niet wilde weten -zoals door hem ter terechtzitting is verklaard- is niet geloofwaardig, nu verdachte net als ieder ander weldenkend mens zich zal hebben gerealiseerd danwel had moeten realiseren wat er te gebeuren stond. Daarbij komt dat verdachte van de mannen geld heeft aangenomen, met hen heeft afgesproken dat schade aan de woning vergoed zou worden en de woning vervolgens heeft verlaten, waarmee hij zijn woning ter beschikking stelde en de vrijheidsberoving die daarin plaatsvond heeft aanvaard, aldus de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman deelt het standpunt van de officier van justitie dat [aangever 1] en [aangever 2] in de woning van zijn cliënt van hun vrijheid zijn beroofd. Anders dan de officier van justitie heeft de raadsman ter terechtzitting betoogd dat voorwaardelijk opzet niet bewezen kan worden. [medeverdachte] heeft zijn cliënt niet verteld wat er ging gebeuren en heeft hem kort voor de komst van de 3 mannen voor het blok gezet. Zijn cliënt had er misschien wel rekening mee moeten houden dat er geweld of bedreiging zou worden gebruikt, maar vrijheidsberoving is niet in cliënt opgekomen en hiermee had hij ook geen rekening behoren te houden, aldus de raadsman.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank leidt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af. De vindplaatsvermeldingen, voorkomende in de navolgende bewijsoverweging, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in wettelijke vorm ambtsedig opgemaakt proces-verbaal PL0920/08-000619 C, dat is opgemaakt door [verbalisant 1], brigadier rechercheur van politie Utrecht, district Binnensticht.
Op 5, 6 en 7 januari 2008 wordt [medeverdachte] opgezocht door 3 mannen die in contact willen komen met [aangever 1]s; zij willen dat [aangever 1]s haar woning zal verlaten en naar een plaats zal komen, waar zij haar kunnen spreken in verband met een verdwenen partij drugs van circa 1700 kilo.
[medeverdachte] benadert op 7 januari 2008 [aangever 1] met de vraag of zij zijn kleding, die nog in haar bezit is, wil brengen naar het adres van zijn vriend [verdachte] in Bilthoven. [aangever 1] weet dat zij gezocht werd en stelt [medeverdachte] voor de kleding om 19.00 uur -het zou dan donker zijn- naar Bilthoven te brengen. [medeverdachte] vertelt [aangever 1]s niet over de 3 mannen die haar willen spreken.
Op 7 januari 2008 in de vooravond vertelt [medeverdachte] (naar aanleiding van een telefoontje van [aangever 1]) aan verdachte dat [aangever 1] kleding zal komen brengen, zegt dat er ook mannen komen om met haar te praten, vraagt aan verdachte of dat in zijn woning kan en zegt daarbij dat verdachte er goed voor beloond zal worden. Enkele minuten later -omstreeks 19.00 uur- arriveren 3 mannen. Tegen verdachte wordt gezegd dat er alleen gepraat gaat worden en dat als er wat kapot gaat er een vergoeding betaald zal worden.
Verdachte krijgt € 50,- en gaat met zijn vriendin en zoontje naar de snackbar.
[aangever 1] arriveert samen met [aangever 2] omstreeks 19.40 uur bij de woning van verdachte. [medeverdachte] opent de deur, neemt haar koffer mee naar boven en vraagt haar even te wachten. De 3 mannen komen naar beneden, tillen haar op, dragen haar de woning in en roepen:”Meekomen jij!”. [aangever 2] wordt ook gegrepen en moet de woning mee in. [aangever 1] en [aangever 2] worden in de woonkamer op de bank gesmeten en [aangever 1] krijgt een stomp in haar gezicht. Haar autosleutels worden afgepakt en er wordt gezegd:” Je laatste uur heeft geslagen”, “Julie komen hier niet levend weg, jij niet, want jullie hebben onze gezichten gezien en we kunnen jullie niet meer laten gaan”.
Als verdachte later samen met zijn vriendin en zoontje bij de woning terugkomt zijn de 3 mannen, [medeverdachte], [aangever 1] en [aangever 2] nog aanwezig. Verdachte wacht met zijn vriendin en zoontje in het schuurtje, nadat hij telefonisch van [medeverdachte] vernomen heeft dat het nog een kwartiertje zou duren.
Niet lang daarna vervoeren de 3 mannen [aangever 1] en [aangever 2] naar een woning aan de [adres] te Utrecht. In die woning wordt tegen [aangever 1] gezegd dat zij alles kapot gemaakt had en wordt zij bedreigd door die mannen; zij maken met hun hand snijgebaren langs hun keel of zetten een vinger tegen hun voorhoofd en zeggen tegen [aangever 1] en [aangever 2]: “Als er eentje wegloopt, dan betaalt de ander.”
Nadien komen er twee franstalige mannen in de woning aan de [adres]. Eén van hen doet [aangever 1] handboeien om. Zij wordt vervolgens geslagen en er wordt een mes tegen haar vinger gehouden, waarbij hard geroepen wordt “coupe la main”.
Op 9 januari 2008 nemen de franstalige mannen [aangever 1] mee naar Parijs. [aangever 2] keert die avond naar zijn eigen huis terug.
Zowel op 8 als op 9 januari 2008 gaan [medeverdachte] en verdachte samen naar Utrecht - op 8 januari rijden zij met de achtergebleven auto van [aangever 1] en daags daarna reizen zij per openbaar vervoer - naar de woning aan de [adres] om geld dat de mannen hun in het vooruitzicht gesteld hebben op te halen.
Op grond van de voormelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [aangever 1]s en [aangever 2] in de periode van 7 januari 2008 t/m 9 januari 2008 opzettelijk wederrechtelijk van hun vrijheid zijn beroofd, welke vrijheidsberoving aanving op 7 januari 2008 omstreeks 19.40 uur in de woning van verdachte aan de [adres] te Bilthoven .
Omtrent de vraag of verdachte samen en in vereniging met [medeverdachte] opzettelijk een plaats verschaft heeft tot deze vrijheidsberoving, overweegt de rechtbank alsvolgt.
Voor bewezenverklaring is vereist dat niet alleen bewezen wordt dat verdachtes opzet gericht was op de terbeschikkingstelling van de woning (“het verschaffen van een plaats”), doch tevens dat verdachtes (voorwaardelijk) opzet gericht was op de vrijheidsberoving.
Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat verdachte willens en wetens behulpzaam geweest is bij de vrijheidsberoving.
Voor voorwaardelijk opzet is vereist de vaststelling dat de aanmerkelijk kans bestond dat er een vrijheidsberoving zou plaatsvinden en dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard en op de koop heeft toegenomen. Of sprake is van bewuste aanvaarding dient beoordeeld te worden aan de hand van de feitelijke omstandigheden van het geval, waarbij de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, van belang zijn.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij niet wist wat er zou gaan gebeuren en dat hij in feite overrompeld werd door de 3 mannen. Verdachte wist dat de mannen met [aangever 1] wilden praten, maar wist niet dat er een ontvoering zou plaatsvinden. Verdachte had nog niet kunnen overleggen met zijn vriendin. Hij heeft tegen de mannen gezegd dat er geen geweld gebruikt mocht worden, waarop hem toegezegd is dat als er iets stuk zou gaan de schade hem drie dubbel vergoed zou worden.
De rechtbank acht niet aannemelijk dat verdachte niet wist en zich ook niet bewust was van hetgeen er in zijn woning te gebeuren stond. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte tegenover de politie heeft verklaard dat [medeverdachte] tegen hem heeft gezegd dat de mannen [aangever 1] aan de tand wilden voelen over vermiste spullen. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte] die middag bijhem langs kwam en zei dat er een vrouw was die wat problemen had gemaakt met transport van hash en cocaïne. Later die dag zei [medeverdachte] tegen hem dat die vrouw spullen naar zijn huis zou komen brengen en dat er ook mannen zouden komen om met haar te praten. Voorts heeft verdachte verklaard dat hem gevraagd is de woning te verlaten en dat hij er goed beloond voor zou worden.
Deze elementen in onderling verband beschouwd, brengen naar het oordeel van de rechtbank mee dat op voorhand duidelijk was dat [aangever 1] -evenals overigens verdachte zelf- door de 3 mannen overrompeld zou worden en in een setting, waarin zij zich niet vrijelijk zou kunnen bewegen, door de mannen ondervraagd zou worden. Het feit dat verdachte met de mannen gesproken heeft over eventuele toepassing van geweld en mogelijke vernielingen in de woning, ondersteunen de conclusie van de rechtbank dat de aanmerkelijke kans bestond dat [aangever 1] (tijdelijk in zijn woning) van haar vrijheid beroofd zou worden en dat verdachte zich zulks bewust was.
Verdachte heeft dit gevolg bewust aanvaard, welke aanvaarding de rechtbank afleidt uit de navolgende gedragingen en omstandigheden. Verdachte heeft telefonisch contact op genomen met zijn vriendin en haar verteld dat zij even op visite moest gaan, omdat er mensen in de woning waren en dat hij daar veel geld voor zou krijgen. Toen zijn vriendin kort daarop toch naar de woning kwam heeft hij, nadat hij een bedrag van € 50,- van de mannen had aangenomen, met zijn vriendin de woning verlaten en daarmee de mannen de gelegenheid geboden [aangever 1] en [aangever 2] van hun vrijheid te beroven. Ook nadat verdachte later terugkwam en de mannen nog in de woning waren, heeft hij de situatie aanvaard en de gevolgen voor [aangever 1]s (het van de vrijheid beroofd houden) voor lief genomen, door in de schuur het vertrek van de mannen af te wachten.
Uit het bovenstaande vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte opzettelijk tezamen en in vereniging met [medeverdachte] aan de ontvoerders van [aangever 1] en [aangever 2] de woning aan de [adres] te Bilthoven ter beschikking heeft gesteld teneinde deze ontvoerders de gelegenheid te bieden [aangever 1] en [aangever 2] van de vrijheid te beroven en beroofd te houden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de feiten 2 en 3 heeft gepleegd zoals op de tenlastelegging is vermeld.
In het dossier is opgenomen de aangifte van mevrouw [aangever 4]. Zij verklaart dat zij op 19 november 2007 in haar auto in Bilthoven (op de Grote Beer) reed en bij het indraaien naar rechts er een fietser [verdachte, opm. rechtbank] tegen haar auto aanreed. Zij heeft verdachte meegenomen naar haar woning, waar hij haar verzocht een bedrag ad € 175,- terzake schade aan zijn kleding aan hem te betalen. Daags daarna heeft verdachte haar opgezocht en verzocht een bedrag ad € 200,- terzake schade aan de fiets aan haar te betalen. Aangeefster heeft de verzochte bedragen aan hem betaald. Toen verdachte de daarop volgende dag nogmaals om geld kwam vragen heeft zij geweigerd om nog meer te betalen.
In het dossier is opgenomen de aangifte van mevrouw [aangever 3]. Zij verklaart dat zij op 23 november 2007 in Bilthoven (op de hoek van de Orionlaan en de Pluvierenlaan) in haar auto reed en een bonkje tegen haar auto hoorde. Toen zij uitstapte kwam er een man [verdachte, opm. rechtbank] naar haar toelopen. Verdachte vroeg aangeefster om een bedrag ad € 300,-, hetgeen aangeefster direct is gaan pinnen en aan de man heeft afgestaan.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de hieronder vermelde wijze, dat:
1.
drie personen, (hierna: de ontvoerders) in de periode van 07 januari 2008 tot en met 09 januari 2008 te Bilthoven, gemeente De Bilt en Utrecht,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk [aangever 1] en [aangever 2] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden, immers hebben die personen opzettelijk wederrechtelijk
die [aangever 1] en die [aangever 2] vastgepakt en een woning ([adres]) ingedragen en/of ingetrokken/-geduwd
en
op dwingende toon tegen die [aangever 1] gezegd: "meekomen jij"
en
die [aangever 1] op de bank gesmeten en op het gezicht gestompt
en
die [aangever 1] gefouilleerd en haar telefoon afgepakt
en
tegen die [aangever 1] en die [aangever 2] gezegd: "je laatste uur heeft geslagen" en "jullie komen hier niet levend weg, jij niet en jij niet, want jullie hebben onze gezichten gezien en we kunnen jullie niet meer laten gaan"
vervolgens die [aangever 1] en die [aangever 2] vervoerd naar een andere woning (te weten de [adres] te Utrecht)
en
vervolgens aldaar die [aangever 1] en die [aangever 2] telkens in de gaten gehouden
en
op dreigende toon tegen die [aangever 1] en die [aangever 2] gezegd: "als er eentje wegloopt, dan betaalt de ander"
en
die [aangever 1] en die [aangever 2] meermalen bedreigd door snijgebaren langs de keel en schietgebaren tegen het hoofd te maken
en
die [aangever 1] handboeien omgedaan en in het gezicht gestompt en een mes tegen haar vinger gehouden en gedreigd haar hand eraf te snijden,
telkens die [aangever 1] en die [aangever 2] belemmerd om te gaan
en te staan waar hij/zij dat wilde(n);
tot het plegen van voormelde wederrechtelijke vrijheidsberovingen verdachte op 07 januari 2008
te Bilthoven, gemeente De Bilt, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een plaats heeft verschaft
tezamen en in vereniging met zijn mededader aan de ontvoerders (een ruimte in) de woning op de [adres] te Bilthoven ter beschikking te stellen;
2.
hij in de periode van 19 november 2007 tot en met 20 november 2007 te Bilthoven, gemeente De Bilt,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een listige kunstgreep en een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 4] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (groot 375 euro),
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk listiglijk en in strijd met de waarheid op/nabij een weg, geheten de Grote Beer, aldaar
- doen voorkomen dat hij, verdachte, terwijl hij, verdachte, fietste, door het voertuig van die [aangever 4] was aangereden en
- vervolgens die [aangever 4] om geld gevraagd ter compensatie van door hem, verdachte geleden schade ten gevolge van die aanrijding,
waardoor die [aangever 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
hij op 23 november 2007 te Bilthoven, gemeente De Bilt, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een listige kunstgreep en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 3] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid
geld (groot 300 euro),
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk listiglijk en in strijd met de waarheid (op/nabij Orionlaan)
- doen voorkomen dat hij, verdachte (terwijl hij, verdachte fietste) door (het voertuig van) die [aangever 3] was aangereden en
- vervolgens die [aangever 3] om geld gevraagd ter compensatie van door hem, verdachte geleden schade ten gevolge van die aanrijding,
waardoor die [aangever 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Met betrekking tot de ad informandum gevoegde feiten overweegt de rechtbank dat is vast komen te staan dat ten aanzien van elk van deze feiten aangifte is gedaan en dat verdachte deze feiten ter terechtzitting heeft bekend.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: Medeplegen van het opzettelijk een plaats verschaffen aan hem die opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid berooft of beroofd houdt.
Feiten 2 en 3: Oplichting, meermalen gepleegd.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte voor de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, rekening houdend met de ad informandum gevoegde feiten, wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan
4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en verplicht reclasseringscontact.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Op de dagvaarding is aan verdachte medegedeeld dat de ad informandum gevoegde strafbare feiten ter bepaling van de strafmaat ter kennis van de rechtbank worden gebracht en dat verdachte daarvoor niet afzonderlijk zal worden vervolgd indien de rechtbank met die feiten rekening houdt.
Nu verdachte de feiten heeft bekend zal de rechtbank rekening houden met 13 (dertien) ad informandum gevoegde feiten, zoals hierboven in de tenlastelegging is vermeld.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met [medeverdachte] een wezenlijke rol vervuld in de wederrechtelijke vrijheidberoving van [aangever 1] en [aangever 2]. Zonder de medewerking van verdachte en [medeverdachte] zou immers de vrijheidsberoving niet op de bewezen verklaarde wijze hebben kunnen plaatsvinden. De ernst van de rol die verdachte heeft vervuld komt ook tot uitdrukking in de toepasselijke wettelijke bepaling op grond waarvan verdachte gelijk gestraft kan worden als degene die opzettelijk iemand wederrechtelijk van zijn vrijheid berooft of beroofd houdt.
Een wederrechtelijke vrijheidsberoving vormt een zeer ingrijpende inbreuk op de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. De psychische schade die dit met zich kan brengen wordt in dit dossier pijnlijk duidelijk bij lezing van de verklaringen van de slachtoffers, meer in het bijzonder van slachtoffer [aangever 2] die, zo heeft de officier ter zitting verklaard, ook nu nog dagelijks de angst van hetgeen hem is overkomen voelt.
Ook de ten laste gelegde oplichtingen waaraan verdachte zich heeft schuldig gemaakt zijn nare en ernstige delicten die, zo blijkt ook uit de aangiften van de slachtoffers, gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaken en hebben veroorzaakt. Bijzonder kwalijk acht de rechtbank dat verdachte in de betreffende gevallen, na de slachtoffers geld afhandig te hebben gemaakt, de volgende dag naar hun woning is gegaan en daar opnieuw de slachtoffers heeft geconfronteerd en in het geval van [aangever 4] andermaal heeft weten te bewegen tot afgifte van een aanzienlijk bedrag. Verdachte heeft daardoor het vertrouwen dat deze dames op leeftijd hadden in de oprechtheid van de medemens ernstig beschaamd en blijvende gevoelens van onveiligheid veroorzaakt.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d.
11 januari 2008, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van Reclassering Nederland d.d.
5 maart 2008, opgemaakt door F.H.A. de Vos, reclasseringswerker;
In het voorlichtingsrapport van de heer de Vos komt naar voren dat de ontmoeting van verdachte met de polydrug gebruiker [medeverdachte] verdachte weer heeft doen terugvallen in cocaïne gebruik en daaraan gerelateerd crimineel gedrag. Dit terwijl verdachte acht jaar geleden met professionele hulp was gestopt met het gebruik van cocaïne, na daaraan 10 jaar verslaafd te zijn geweest en inmiddels een jong gezin vormde met zijn vriendin en vierjarig zoontje. De rechtbank acht ook op grond van de verklaring die verdachte ter zitting heeft afgelegd aannemelijk dat verdachte zich heeft laten gebruiken door [medeverdachte] die al langere tijd in zijn woning verbleef en kennelijk een negatieve invloed op verdachte heeft gehad. De rechtbank weegt daarom de rol van verdachte in de wederrechtelijke vrijheidsberoving aanzienlijk minder zwaar weegt dan de rol van [medeverdachte]. De rechtbank acht daarnaast aannemelijk dat verdachte zich ook zelf geïmponeerd heeft gevoeld door de ontvoerders, hetgeen maakt dat zijn rol, ondanks de wettelijke bepaling, minder strafwaardig moet worden geacht dan die van de ontvoerders.
De oplichtingen rekent de rechtbank verdachte evenwel zwaar aan, mede gezien het feit dat verdachte voor soortgelijke feiten al eerder in aanraking met politie en justitie is gekomen en doordrongen moet worden geacht te zijn geweest van de laakbaarheid van zijn handelen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 1]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 510,- wegens materiële schade en een bedrag van € 4000,- wegens immateriële schade.
De vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Daarom zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De benadeelde partij en de verdachte moeten ieder de eigen kosten dragen.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 4]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 2 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 375,- wegens materiële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 2 bewezenverklaarde feit.
De materiële schade wordt begroot op € 375,-, derhalve in totaal € 375,-.
De vordering zal daarom worden toegewezen, met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 3]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 3 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 300,50 wegens materiële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 3 bewezenverklaarde feit.
De materiële schade wordt begroot op € 300,50, derhalve in totaal € 300,50.
De vordering zal daarom worden toegewezen, met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 47, 57, 282 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 12 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Benadeelde partij [aangever 4]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 4], wonende te [woonplaats], toe tot een bedrag van € 375,- (zegge driehonderd vijfenzeventig euro).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 375,- (zegge driehonderd vijfenzeventig euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Benadeelde partij [aangever 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 3], wonende te [woonplaats], toe tot een bedrag van € 300,50 (zegge driehonderd euro en vijftig cent).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 300,50 (zegge driehonderd euro en vijftig cent) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Dit vonnis is gewezen door mrs. N.V.M. Gehlen, D.C.P.M. Straver en L.M.G. de Weerd, bijgestaan door mr. P. Groot-Smits als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 juli 2008.
Mr. N.V.M. Gehlen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.