ECLI:NL:RBUTR:2008:BE9348

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
26 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600571-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en openlijk geweld in vereniging met ernstige gevolgen

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 26 augustus 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met een medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan ernstige vormen van uitgaansgeweld. De verdachte, geboren in 1985 en thans gedetineerd, heeft onder invloed van alcohol op 11 mei 2008 in Lopik geprobeerd een slachtoffer, aangeduid als [aangever 1], van het leven te beroven. Dit gebeurde door het slachtoffer meermalen met kracht tegen het hoofd te schoppen, terwijl hij op de grond lag. Daarnaast heeft de verdachte openlijk geweld gepleegd tegen meerdere slachtoffers, waaronder [aangever 2] en [aangever 3]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte gezamenlijk optraden met de intentie om verhaal te halen voor een eerder incident. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en slachtoffers in overweging genomen, evenals een gedragskundig rapport dat de verdachte als volledig toerekeningsvatbaar beschouwde, ondanks zijn alcoholmisbruik en ADHD. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling bij De Waag. Tevens zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade die door zijn daden was veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600571-08
Datum uitspraak: 26 augustus 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein.
Raadsman: mr. D.M. van Lieshout.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
12 augustus 2008.
1. De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt - na wijziging - tenlastegelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 11 mei 2008 te Lopik, althans in het arrondissement
Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [aangever 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met dat opzet als volgt heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn
mededader(s) die [aangever 1] (meermalen)(met kracht)(met geschoeide
voet) op/tegen het hoofd/gezicht geschopt en/of getrapt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 11 mei 2008 te Lopik, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
aan [aangever 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gebroken kaak,
neusfractuur en/of diverse andere breuken in het gelaat), heeft toegebracht,
door tezamen en in vereniging met één of meer anderen voornoemde [aangever 1]
opzettelijk meermalen (met kracht)(met geschoeide voet) op/tegen het
hoofd/gezicht te trappen/schoppen;
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 11 mei 2008 te Lopik, althans in het arrondissement
Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [aangever 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet als volgt
heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn
mededader(s) die [aangever 1] (meermalen)(met kracht)(met geschoeide
voet) op/tegen het hoofd/gezicht geschopt en/of getrapt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op of omstreeks 11 mei 2008 te Lopik met een ander of anderen, op of aan de
openbare weg, Vogelzangsekade, in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3], welk geweld bestond uit het slaan en/of stompen van
die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of die [aangever 3].
2. De beoordeling van het bewijs
2.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
2.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak moet volgen voor het onder 1 primair tenlastegelegde. De verdediging heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit.
2.3. Het oordeel van de rechtbank
Het staat vast dat getuige [getuige 1] in de nacht van 10 op 11 mei 2008 in Lopik na een incident op het fietspad met verdachte heeft gebeld, omdat zij in elkaar geslagen zou zijn. Vervolgens komt verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] ter plaatse om - zoals hij bij de politie heeft verklaard - verhaal te halen.
Aangever [aangever 2] heeft verklaard in zijn gezicht te zijn geslagen door één van de verdachten. Hij heeft ook een vinger in zijn oog gevoeld. Aangever [aangever 3] ziet dat aangever [aangever 1] door beide verdachten wordt geslagen en op de grond valt. Hij ziet ook dat beide verdachten met geschoeide voeten tegen het hoofd van [aangever 1] schoppen. Daarna lopen de verdachten naar hem en aangever [aangever 2], waarna [aangever 2] op zijn rechteroog wordt gestompt en hij op zijn achterhoofd wordt geslagen.
De getuige [getuige 2] heeft aangegeven gezien te hebben dat de verdachten op haar vriend [aangever 1] afvliegen en dat hij van hen beiden klappen krijgt. Van één van de verdachten krijgt [aangever 1] een dusdanig harde stoot dat hij op de grond valt. [aangever 1] heeft verklaard dat deze klap door verdachte is gegeven . [aangever 1] was hierna buiten bewustzijn. Toen deze net weer aan het bijkomen was gaf één van de verdachten met geschoeide voet een schop tegen het hoofd van [aangever 1].
Getuigen [getuige 3] heeft verklaard dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] op [aangever 1], [aangever 2] en [aangever 3] in ging slaan. Toen [aangever 1] op de grond lag bleef medeverdachte [medeverdachte 1] op hem doortrappen, waardoor hij bewusteloos raakte, aldus [getuige 3]. Toen [aangever 1] ging zitten, gaf [medeverdachte 1] hem een trap tegen het hoofd, precies onder zijn kaak. [aangever 1] ging direct weer neer en er kwam bloed uit zijn mond. Dit laatste wordt ook bevestigd door getuige [getuige 1].
Aangever [aangever 1] heeft blijkens de medische informatie een oogkasfractuur, gebroken banden van zijn linkerkaakholte en kneuzingen aan zijn gelaat en lichaam opgelopen. Daarbij is het onbekend of volledig herstel mogelijk is.
Verdachte heeft bij de politie verklaard samen met [medeverdachte 1] naar een door [getuige 1] aangegeven groepje te zijn gerend en naar een van hen te hebben uitgehaald. Diezelfde jongen heeft hij daarna met een vuist geslagen en goed geraakt, waarna deze op de grond viel. Hij heeft hem ook nog een schop na gegeven. Zij wilden verhaal halen. Hij heeft ook gezien dat [medeverdachte 1] heeft gevochten
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanmerkelijke kans dat het geweld tot de dood had kunnen leiden nog het volgende.
Het aangezicht, de schedel, de slapen, de nek en het strottenhoofd zijn uiterst kwetsbare onderdelen van het menselijk lichaam. Geweld daartegen kan tot fatale gevolgen leiden, met name wanneer het slachtoffer het bewustzijn heeft verloren. Herhaaldelijk en fors trappen tegen het hoofd kan dan ook dodelijk zijn, te meer omdat daarbij moeilijk kan worden voorkomen dat deze kwetsbare onderdelen worden geraakt. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte en zijn mededader door herhaaldelijk te schoppen en te slaan tegen het hoofd van een op de grond liggend bewusteloos slachtoffer, zich willens en wetens hebben blootgesteld aan de aanmerkelijke kans op een fatale afloop.
Op grond van alle verklaringen, zoals hiervoor vermeld, en de feiten en de omstandigheden zoals deze uit het dossier naar voren komen is de rechtbank van oordeel dat verdachte samen met zijn medeverdachte gepoogd heeft aangever [aangever 1] van het leven het beroven. Er is duidelijk sprake van een gezamenlijk optreden met het gezamenlijke doel om verhaal te halen voor wat eerder die nacht had plaatsgevonden in zake [getuige 1]. Daaraan doet niet af dat met een fiets naar medeverdachte [verdachte] is gegooid, nu dit naar het oordeel van de rechtbank een reactie is geweest op de dreiging en de agressie die van beide verdachten uitging terwijl zij naar de aangevers toerenden.
Daarbij staat voor de rechtbank vast dat door beiden fors geweld is toegepast tegen aangever [aangever 1], waarbij meerdere malen tegen diens hoofd is getrapt. De (mogelijke) gevolgen hiervan komen naar het oordeel van de rechtbank voor rekening van beide verdachten. Beiden hebben rekening kunnen en moeten houden met de mogelijkheid dat [aangever 1] zou komen te overlijden door het toegepaste geweld.
Voorts acht de rechtbank op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte en zijn mededader openlijk geweld hebben gepleegd tegen de aangevers [aangever 1], [aangever 2] en [aangever 3]. Vast staat dat zij beiden een aandeel in het op de openbare weg gepleegde geweld hebben gehad.
2.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
Primair
op 11 mei 2008 te Lopik, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [aangever 1] van
het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander met dat opzet als volgt
heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte, en zijn mededader die [aangever 1] meermalen
met kracht met geschoeide voet tegen het hoofd geschopt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
op 11 mei 2008 te Lopik met een ander, aan de openbare weg, Vogelzangsekade,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 1] en [aangever 2]
en [aangever 3], welk geweld bestond uit het slaan en stompen van die [aangever 1] en
[aangever 2] en die [aangever 3];
3. De strafbaarheid
3.1. De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Medeplegen van poging tot doodslag;
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
3.2. De strafbaarheid van de verdachte
Over de verdachte is een gedragskundig rapport opgemaakt, gedateerd 15 juli 2008, door
drs. A.C. Vink, psychiater. Volgens de psychiater lijdt verdachte aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens die in diagnostische zin te omschrijven is als alcoholmisbruik en ADHD van het gecombineerde type en een gebrekkig ontwikkeling van zijn geestvermogens die in diagnostische zin te omschrijven is als antisociale persoonlijkheidstrekken. Het alcoholmisbruik en de ADHD, die zich uiten in agressieve impulsiviteit, en de gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde zodanig dat daaruit het ten laste gelegde deels verklaard kan worden. De psychiater geeft aan dat het alcoholmisbruik en de ADHD tot gevolg hebben gehad dat verdachte minder inzicht heeft gehad in de wederrechtelijkheid van zijn gedrag, maar dat verdachte andere keuzes had kunnen maken, omdat hij wist dat alcohol zijn agressie verergert en het stoppen met medicatie zijn impulsiviteit in het kader van de ADHD doet toenemen. De psychiater concludeert dat, hoewel er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, verdachte toch voldoende inzicht heeft gehad in de wederrechtelijkheid van zijn gedrag. Verdachte was vrij anders te handelen en ten aanzien van het ten laste gelegde zijn wil te bepalen. Verdachte moet daarom als volledig toerekeningsvatbaar worden geacht, aldus de psychiater.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusie van de psychiater, te weten dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, en neemt deze conclusie over.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
4. De strafoplegging
4.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde en behandeling bij De Waag.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet over de straftoemeting uitgelaten.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich onder invloed van een overmaat aan alcohol samen met een ander schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van uitgaansgeweld op de manier zoals in de bewezenverklaring is omschreven. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dit geweld moet worden gekwalificeerd als bruut en volstrekt disproportioneel. Naast de ernstige medische consequenties, die naar het zich thans laat aanzien wellicht van blijvende aard zijn, leert de ervaring dat delicten als de onderhavige de oorzaak van langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij het directe slachtoffer zijn, zoals ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [aangever 1]. Dit soort uitgaansgeweld heeft ook een enorme invloed op de samenleving. Het gevoel van onveiligheid en intolerantie neemt hierdoor steeds grotere vormen aan. Uitgaansgeweld heeft in de afgelopen jaren al tot veel dodelijke slachtoffers geleid. De rechtbank rekent verdachte zijn handelwijze zwaar aan en wijst erop dat het nog veel erger had kunnen aflopen.
De rechtbank acht een voorwaardelijke strafdeel op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Overeenkomstig het advies van Centrum Maliebaan in het rapport d.d. 7 juli 2008 zal de rechtbank daarbij reclasseringscontact als bijzondere voorwaarde opleggen, ook indien dit inhoudt dat verdachte zich zal laten behandelen door De Waag, centrum voor ambulante forensische psychiatrie. In de jeugdige leeftijd van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om enigszins af te wijken van de door de officier van justitie geformuleerde eis.
5. De benadeelde partijen
5.1. De vordering van de benadeelde partij [aangever 1]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, te weten een bedrag van € 1.426,00 wegens materiële schade en een bedrag van € 1.100,00 wegens immateriële schade.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de posten 12 en 13 is niet van zo eenvoudige aard dat dit onderdeel van de vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De vordering van de benadeelde partij is voor het overige van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door de ten aanzien van verdachte onder parketnummer 16/600571-08 onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde feiten. De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 1.100,00 en de materiële schade wordt begroot op € 876,00. De vordering zal daarom tot een totaalbedrag van € 1.976,00 worden toegewezen.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
5.2. De vordering van de benadeelde partij [aangever 2]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 2 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 379,85 wegens materiële schade en een bedrag van € 600,00 wegens immateriële schade.
De vordering van de benadeelde partij is van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder parketnummer 16/600570-08 onder 2 bewezenverklaarde feit.
De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 600,00 en de materiële schade wordt begroot op € 379,85. De vordering zal daarom tot een totaalbedrag van € 979,85 worden toegewezen.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
6. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 45, 47, 57, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
7. DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en 2 telkens meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 24 (VIERENTWINTIG) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 8 (ACHT) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens Centrum Maliebaan te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, ook indien dit behandeling bij De Waag, centrum voor ambulante forensische psychiatrie, inhoudt, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
- Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 1], wonende te [woonplaats] toe tot een bedrag van € 1.976,00 (zegge duizendnegenhonderdzesenzeventig euro).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door de mededader is betaald.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering voor wat betreft het hiervoor onder 5.1. omschreven gedeelte van de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 1.976,00 (zegge duizendnegenhonderdzesenzeventig euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 39 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde en/of de mededader dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde en/of de mededader voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
- Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 2], wonende te [woonplaats] toe tot een bedrag van € 979,85 (zegge negenhonderdnegenenzeventig euro en vijfentachtig eurocent).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door de mededader is betaald.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 979,85 (zegge negenhonderdnegenenzeventig euro en vijfentachtig eurocent) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 19 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde en/of de mededader dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde en/of de mededader voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A. Muller, A. Wassing en M.P. Gerrits-Janssens, bijgestaan door mr. J.A. van Wageningen als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 augustus 2008.