ECLI:NL:RBUTR:2008:BE9342
Rechtbank Utrecht
- Voorlopige voorziening
- D.A.J. Overdijk
- A. Heijboer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake velvergunning voor woningbouwlocatie Leidsche Rijn, Utrecht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht op 26 augustus 2008 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een verleende velvergunning voor de ontwikkeling van een woningbouwlocatie in Leidsche Rijn, Utrecht. Het verzoeker, wonende te Utrecht, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, dat op 8 juli 2008 een velvergunning had verleend voor het vellen van bomen ten behoeve van de woningbouw. Het verzoek om een voorlopige voorziening had specifiek betrekking op de bomen in bosvak FF.
Tijdens de zitting op 21 augustus 2008 heeft verzoeker zijn bezwaren toegelicht, waarbij hij stelde dat de beoordeling van de bomen onvolledig en onzorgvuldig was. Verweerder, vertegenwoordigd door mr. H.P. de Keijzer, C.M. van der Weele en J. Korssen, heeft echter betoogd dat de bomen in bosvak FF zorgvuldig zijn beoordeeld en dat de vergunningverlening in overeenstemming is met de relevante wet- en regelgeving. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vergunninghoudster, de gemeente Utrecht, een gedetailleerde specificatie van de te vellen bomen heeft overgelegd en dat de beoordeling van de waarde van de bomen adequaat is uitgevoerd.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er geen voldoende aanknopingspunten zijn voor de conclusie dat het onderzoek naar de waarden van de bomen onzorgvuldig is geweest. Ook de stelling van verzoeker dat de velvergunning onvoldoende specifiek is, werd door de voorzieningenrechter verworpen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de vergunninghoudster voldoende informatie heeft verstrekt en dat de belangen van de verzoeker niet zwaarder wegen dan de belangen van de vergunninghoudster. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en geen aanleiding gezien om verweerder in de proceskosten te veroordelen.