ECLI:NL:RBUTR:2008:BE8908

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
1 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600869-07
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Op 1 juli 2008 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en bedreiging. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het bedreigen van [aangever 1] met een mes en het seksueel dwingen van [aangever 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte [aangever 1] op verschillende momenten in december 2006 had bedreigd, wat door getuigen werd bevestigd. De bedreigingen waren ernstig en veroorzaakten angst bij het slachtoffer. De rechtbank achtte de verklaringen van [aangever 1] geloofwaardig en ondersteund door andere getuigen. De verdachte werd vrijgesproken van de aanklacht van verkrachting wegens gebrek aan bewijs, maar de rechtbank vond voldoende bewijs voor de bedreigingen en mishandeling van [aangever 2]. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 42 dagen, waarvan 32 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 20 uren. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en stelde bijzondere voorwaarden voor reclassering en agressieregulatie.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummers: 16/600869-07
Datum uitspraak: 1 juli 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres], [woonplaats].
Raadsman: mr. R.P. van der Graaf.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juni 2008.
De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2006 tot en met 7 december 2006 te Maarssen, althans in het arrondissement Utrecht, in elk geval in Nederland (telkens) [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
(in de maand september 2006)
- die [aangever 1] een mes, althans een scherp voorwerp getoond en / of (daarbij) voornoemde [aangever 1] dreigend de woorden toegevoegd dat hij haar zou dood maken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
en/of
(op of omstreeks 5 december 2006)
- die [aangever 1] achtervolgd en / of (daarbij) voornoemde [aangever 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Hoer, slet, ik pak je nog wel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
en/of
(op of omstreeks 6 december 2006)
- die [aangever 1] achtervolgd en/of haar tot stoppen gedwongen en/of (aan) die [aangever 1] een mes, althans een scherp voorwerp getoond en / of (daarbij) voornoemde [aangever 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Jij bent na schooltijd aan de beurt", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
en/of
(op of omstreeks 7 december 2006)
- die [aangever 1] achtervolgd en / of (daarbij) voornoemde [aangever 1] dreigend de woorden toegevoegd "Ik pak je nog wel vieze vuile hoer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
EN/OF
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 december 2006 tot en met 7 december 2006 te Maarssen, althans in het arrondissement Utrecht, (telkens) opzettelijk beledigend [aangever 1], in diens / dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Hoer, slet, ik pak je nog wel" en/of "Ik pak je nog wel vieze vuile hoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en / of strekking;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 mei 2006 tot en met 31 december 2006 te Maarssen, althans in het arrondissement Utrecht, in elk geval in Nederland, door geweld en / of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en / of door bedreiging met geweld en / of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), meermalen, althans eenmaal, [aangever 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangever 2],
hebbende verdachte die [aangever 2] gedwongen te dulden dat verdachte zijn penis in de vagina en/of de mond van die [aangever 2] heeft gebracht/geduwd en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, penis in die vagina heen en weer heeft bewogen
en bestaande dat geweld en / of die andere feitelijkhe(i)d(en) en / of die bedreiging met geweld en / of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte:
- (in zijn woning) die [aangever 2] mee (naar boven) heeft gesleurd en/of getrokken
en/of genomen en/of
- terwijl die [aangever 2] tegen stribbelde die [aangever 2] (volledig) heeft ontkleed en/of
- terwijl die [aangever 2] tegen stribbelde tóch is doorgegaan met één of meer (van voormelde) handelingen en/of
- (wanneer die [aangever 2] weigerde seksueel contact te hebben en/of seksuele handelingen te verrichten) die [aangever 2] heeft geschopt en/of geslagen tegen haar lichaam en/of
- (wanneer die [aangever 2] weigerde seksueel contact te hebben en/of seksuele handelingen te verrichten) die [aangever 2] heeft bedreigd haar moeder en/of huisdier iets aan te doen en/of (aldus) voor die [aangever 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
3.
hij op of omstreeks 24 december 2006 te Maarssen, althans in het arrondissement
Utrecht, opzettelijk mishandelend [aangever 2] (met kracht) bij dier keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) dier keel heeft dichtgeknepen en/of
(met kracht) in/tegen dier buik, althans dier lichaam, heeft getrapt/geschopt en/of
(meerdere malen) (met kracht) een deur heeft dicht geduwd en/of tegen een deur heeft geduwd terwijl dier elleboog, althans dier arm, tussen die deur en de deurpost van die deur zat,
waardoor voornoemde [aangever 2] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden.
De bevoegdheid
In de onderhavige dagvaarding wordt aan verdachte onder 2 een feit ten laste gelegd, dat deels gepleegd zou zijn vóór het tijdstip waarop hij de leeftijd van achttien jaar had bereikt en deels daarna.
Gezien het belang van verdachte bij gelijktijdige berechting van dit verzamelfeit, en de omstandigheid dat dit feit zich tot splitsing in een gedeelte voor en een gedeelte na voormeld tijdstip niet leent, brengt een doelmatige rechtspleging mee dat de rechtbank van dit feit kennisneemt. Verdachte wordt hierdoor naar het oordeel van de rechtbank niet in zijn belangen geschaad.
Vrijspraak
De verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 2 ten laste is gelegd.
Het dossier bevat ten aanzien van de ten laste gelegde verkrachting onvoldoende wettig bewijs. Enerzijds is er de verklaring van het slachtoffer en anderzijds de ontkennende verklaring van de verdachte. Hoewel de rechtbank geen aanleiding heeft om aan de verklaring van het slachtoffer te twijfelen, kan die verklaring niet tot een veroordeling van de verdachte leiden, nu voldoende steunbewijs in het dossier ontbreekt.
Ook het opnieuw horen van het slachtoffer als getuige dan wel het ter beoordeling voorleggen van haar verklaring aan een deskundige zou aan het wettige bewijs niets toevoegen. Om die reden is het ter terechtzitting door de officier van justitie gedane verzoek tot het horen van [aangever 2] afgewezen.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze zoals hieronder is vermeld, namelijk dat:
1.hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 december 2006 tot en met 7 december 2006 te Maarssen telkens [aangever 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
op 5 december 2006
- die [aangever 1] achtervolgd en daarbij voornoemde [aangever 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Hoer, slet, ik pak je nog wel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
en
op 6 december 2006
- die [aangever 1] achtervolgd en haar tot stoppen gedwongen en daarbij voornoemde [aangever 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Jij bent na schooltijd aan de beurt", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
en
op 7 december 2006
- die [aangever 1] achtervolgd en daarbij voornoemde [aangever 1] dreigend de woorden toegevoegd "Ik pak je nog wel vieze vuile hoer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op 24 december 2006 te Maarssen, opzettelijk mishandelend [aangever 2] met kracht bij dier keel heeft vastgepakt en vervolgens dier keel heeft dichtgeknepen en
met kracht in dier buik heeft getrapt waardoor voornoemde [aangever 2] pijn heeft ondervonden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Overwegingen ten aanzien van feit 1
Ten aanzien van de ten laste gelegde bedreiging in september 2006 wordt het volgende overwogen. [aangever 1] heeft verklaard dat bedoeld incident op 15 september 2006, omstreeks 14.45 uur, zou hebben plaatsgevonden . De verdachte heeft evenwel verklaard die middag vanaf 14.00 uur met zijn vrienden te zijn geweest. Dat laatste wordt door verschillende getuigen bevestigd. [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] hebben verklaard de gehele middag ([getuige 1] en [getuige 2] vanaf 14.00 uur, [getuige 3] vanaf 12.00 uur) bij de verdachte te zijn geweest, zonder dat zij iets verklaren omtrent een ontmoeting tussen de verdachte en [aangever 1] die dag. Gelet op die verklaringen en bij gebreke van wettig en overtuigend bewijs ter ondersteuning van de verklaring van [aangever 1] met betrekking tot de bedreiging en het tijdstip van de bedreiging, moet de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [aangever 1] op 5, 6 en 7 december 2006 heeft achtervolgd en bedreigd. [aangever 1] heeft in haar aangifte over die bedreigingen verklaard. Die verklaring van [aangever 1] wordt ondersteund door de verklaringen van de verdachte bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting.
Bij de rechter-commissaris heeft de verdachte verklaard te hebben gezegd dat hij niet voor zichzelf in stond als [aangever 1] zo door zou gaan. Voorts bekent hij wel eens ‘hoer’ of ‘slet’ naar [aangever 1] te hebben geroepen. Ter terechtzitting heeft de verdachte bovendien verklaard misschien wel eens vervelende dingen tegen [aangever 1] te hebben gezegd. “Dat schelden klopt misschien wel, van hoer, slet en dergelijke, als je boos bent dan zeg je die dingen”, aldus de verdachte.
De aangifte van [aangever 1] wordt tevens ondersteund door de wijze waarop de verdachte zich over [aangever 1] heeft uitgelaten ten overstaan van een verbalisant. De verdachte antwoordde op de vraag van de verbalisant wat er aan de hand was tussen hem en [aangever 1], dat hij haar helemaal zat was, dat hij zijn scooter wel eens in haar gebit zou parkeren, dat hij haar mooie bekkie wel eens zou verbouwen, dat hij schijt heeft aan de politie en dat hij voor zoiets wel drie dagen wil zitten.
Ook uit het in een proces-verbaal weergegeven telefoongesprek tussen [aangever 1] en de verdachte blijkt van een bedreigende houding door de verdachte jegens [aangever 1]. De verdachte, wiens stem en telefoonnummer door de verbalisant worden herkend als behorende tot de verdachte, zegt in dat gesprek tegen [aangever 1]: “Dit keer vouw ik je echt tussen zes planken in, wacht maar” en daarna “wacht maar, tot ziens, ik zie jou snel, dag dag.”
Bovendien verklaren de getuigen [getuige 4] en [getuige 5] over bedreigingen door de verdachte aan het adres van [aangever 1]. [getuige 4] verklaart van [aangever 1] te hebben gehoord dat de verdachte haar bedreigde, haar steeds lastig viel, haar uitschold en geprobeerd heeft op haar in te rijden met zijn scooter. [getuige 4] verklaart tevens dat de verdachte, toen [aangever 1] en [getuige 4] langs zijn huis liepen, met een honkbalknuppel op [aangever 1] af liep en begon te schelden. Hieruit rijst het beeld dat de verdachte zich ernstig bedreigend jegens [aangever 1] heeft opgesteld. De aangifte van [aangever 1] past volledig in dat beeld.
[getuige 5] verklaart te hebben gezien dat de verdachte de achtertuin van [aangever 1] in liep en schreeuwde: “Wacht maar af, ik pak je nog wel, ik steek je wel neer, je merkt het nog wel”. Deze verklaring, afgelegd op 17 september 2006, ondersteunt eveneens het beeld dat verdachte het in deze periode verbaal op [aangever 1] gemunt had.
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat de verklaringen van de verdachte onvoldoende terug te leiden zijn op de specifieke data in december 2006.
De rechtbank grondt de bewezenverklaring ten aanzien van die tijdstippen evenwel niet zozeer op de verklaringen van de verdachte zelf, maar op de gedetailleerde aangifte van [aangever 1] en het feit dat, anders dan ten aanzien van de bedreiging in september 2006, niet gebleken is dat de verdachte op bedoelde tijdstippen op een andere plaats was dan in de nabijheid van [aangever 1].
Dat de verdachte niet de intentie heeft gehad om uitvoering te geven aan zijn uitlatingen, zoals de raadsman van de verdachte heeft aangevoerd, is niet van belang. Het gaat er om dat [aangever 1] zich, door de herhaalde achtervolgingen en uitingen van de verdachte, redelijkerwijze ernstig bedreigd heeft kunnen voelen. Dat [aangever 1] zich ook daadwerkelijk bedreigd heeft gevoeld, blijkt zowel uit haar aangifte, als uit de verklaring van haar moeder dat zij haar naar school brengt en ophaalt, omdat [aangever 1] nog steeds erg bang is om alleen naar school te fietsen.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte bij de bedreiging op 6 december 2006 een mes of scherp voorwerp aan [aangever 1] heeft getoond. Ook hier geldt dat de verklaring van [aangever 1] hieromtrent tegenover de ontkennende verklaring van de verdachte staat, zonder dat -ten aanzien van dit onderdeel van de verklaring van [aangever 1]- steunbewijs voorhanden is.
Overwegingen ten aanzien van feit 3
De rechtbank leidt voormelde bewezenverklaring ten aanzien van feit 3 af uit de aangifte van [aangever 2] en de verklaring van haar moeder, die getuige was van het incident.
[aangever 2] heeft verklaard dat de verdachte, nadat de voordeur open vloog en hij haar spullen op de grond liet vallen, [aangever 2] met zijn hand bij de keel greep en dat zij voelde dat zijn hand zich met kracht om haar keel sloot. De verdachte kneep de keel van [aangever 2] dicht en gaf [aangever 2] vervolgens met kracht een trap in haar buik, door de deurpost vast te houden en met zijn been een trappende beweging vooruit te maken.
Ook de moeder van [aangever 2] heeft verklaard dat de verdachte, direct nadat hij de voordeur open deed en de spullen van [aangever 2] naar buiten had gegooid, [aangever 2] met een hand bij de keel pakte en vervolgens in haar buik schopte.
Uit voormelde verklaringen blijkt ook dat [aangever 2] vervolgens haar arm tussen de deur heeft gekregen, terwijl de verdachte die deur dicht probeerde te duwen. Niet gebleken is evenwel dat de verdachte met het dichtduwen van die deur, de opzet had om [aangever 2] te mishandelen. Het is dan ook zeker niet uitgesloten dat de verdachte de schermutseling tussen hem en [aangever 2] wilde beëindigen door de deur dicht te doen, waarbij de arm van [aangever 2] per ongeluk tussen de deur terecht is gekomen. Deze lezing wordt ondersteund door de verklaring van [aangever 2] bij de rechter-commissaris dat zij haar voet en elleboog tussen de deur had gezet en dat haar arm klem kwam te zitten doordat haar voet uitgleed , en door de verklaring van de moeder van [aangever 2], dat de verdachte, toen [aangever 2] schreeuwde dat haar arm tussen de deur zat, de deur verder open deed, waardoor [aangever 2] met haar arm los kon komen.
Dat [aangever 2] ten gevolge van het feit dat de verdachte haar bij de keel heeft gepakt, haar keel heeft dichtgeknepen en haar in haar buik heeft getrapt, pijn heeft ondervonden kan uit haar aangifte worden afgeleid, doch dat zij ook letsel heeft bekomen volgt niet uit het dossier en kan derhalve niet bewezen worden verklaard. Het letsel dat bij [aangever 2] is geconstateerd is immers het gevolg van het feit dat zij haar arm tussen de deur heeft gekregen , terwijl ten aanzien van die handeling, zoals hiervoor reeds werd overwogen, de opzet tot mishandeling niet is komen vast te staan.
De strafbaarheid van de feiten
De raadsman van de verdachte heeft ten aanzien van feit 3 aangevoerd dat het door de verdachte toegepaste geweld het gevolg was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. De rechtbank gaat, zoals hiervoor overwogen, evenwel uit van de verklaringen van [aangever 2] en haar moeder. De verdachte greep [aangever 2], direct nadat hij de deur had opengedaan en de spullen van [aangever 2] op de grond had gegooid, bij de keel. Van een aanranding door [aangever 2] van de verdachte was derhalve, in elk geval op het moment dat de verdachte tot de aanval overging, geen sprake. In het dossier zijn naar het oordeel van de rechtbank geen aanwijzingen te vinden die de stelling van de raadsman ondersteunen, dat [aangever 2] de verdachte aanvloog op het moment dat hij de deur opende.
Weliswaar heeft de verdachte dit zelf verklaard tegenover de politie, maar de rechtbank acht die verklaring niet consistent omdat de verdachte daarin stelt dat [aangever 2] naar zijn keel vloog omdat ze “die meiden” wilde aanvallen.
Het beroep op noodweer wordt dan ook verworpen.
Ook voor het overige is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 1:
Bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
Mishandeling.
De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van feit 3 wordt overwogen dat, zoals hiervoor reeds is toegelicht, van een noodweersituatie geen sprake was. Dit brengt met zich dat van noodweerexces evenmin sprake kan zijn.
Ook voor het overige is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen hem onder 2 ten laste is gelegd. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte ter zake van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd- een gevangenisstraf voor de duur van 42 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 32 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft [aangever 1], een jong meisje, meermalen opgezocht en bedreigd en zijn ex-vriendin, Enya, met kracht bij haar keel vastgepakt, haar keel dichtgeknepen en vervolgens met kracht in haar buik getrapt.
De verdachte heeft met zijn handelwijze, met name bij [aangever 1], gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Bovendien heeft de verdachte door zijn handelwijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [aangever 2]. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke misdrijven nog geruime tijd de gevolgen -zoals gevoelens van angst, onveiligheid en andere psychische problemen- daarvan kunnen ondervinden.
Dergelijke delicten roepen bovendien gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving op.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 24 april 2008, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en onder meer is veroordeeld wegens bedreiging.
De rechter-commissaris heeft een psychologisch onderzoek gelast, doch die opdracht is door mr. drs. R.A. Sterk, klinisch psychooog/psychotherapeut bij de Forensisch Psychiatrische Dienst, teruggemeld, omdat de verdachte niet op zijn uitnodigingen is verschenen. Uit dien hoofde heeft de rechtbank derhalve geen inzicht in de persoon van de verdachte gekregen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur alsmede een taakstraf als na te melden passend en geboden.
Dit betekent dat aan verdachte een hogere straf wordt opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd, aangezien met de door de officier van justitie gevorderde straf niet kan worden volstaan. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de verdachte, ondanks het feit dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en gestraft is wegens bedreiging, zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan bedreiging en zelfs tot geweld is overgegaan.
Hoewel dienaangaande een indicatie van een hulpverlenende instantie ontbreekt, acht de rechtbank, gelet op het feit dat de verdachte zijn boosheid en/of frustratie jegens beide slachtoffers heeft geuit in (bedreiging met) geweld, agressieregulatie ten aanzien van de verdachte wenselijk. Daarom zal de rechtbank, als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf, verplicht reclasseringscontact opleggen. De verdachte dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de door of namens de Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, ook als dat inhoudt het volgen van een training in agressiebeheersing.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het hiervoor bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 42 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 32 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde (één of meer van) na te melden bijzondere voorwaarden niet naleeft:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens de Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, ook als dat inhoudt het volgen van een training in agressiebeheersing, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een TAAKSTRAF, bestaande deze straf uit een werkstraf voor de duur van 20 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. L.E. Verschoor, P.J.G. van Osta en S. Bouwman, bijgestaan door mr. A. Emmens als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 juli 2008.
Mr S. Bouwman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.