ECLI:NL:RBUTR:2008:BE2719

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
15 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
251625 /KG ZA 08-684
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H.J. Schepen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Individueel preferentiebeleid van zorgverzekeraars en de verplichtingen van Mediq Apotheken

In deze zaak vorderde UVIT, een samenwerkingsverband van zorgverzekeraars, in kort geding dat Mediq Apotheken, een apotheekketen, uitsluitend de door UVIT als preferent aangewezen geneesmiddelen ter hand zou stellen aan haar verzekerden. UVIT had met ingang van 1 juli 2008 een individueel preferentiebeleid ingevoerd voor 33 werkzame stoffen. Mediq Apotheken betwistte de geldigheid van de zorgovereenkomst die zij met UVIT had gesloten, en stelde dat deze in strijd was met de artikelen 7:446 e.v. van het Burgerlijk Wetboek. De voorzieningenrechter oordeelde dat Mediq Apotheken op grond van de zorgovereenkomst verplicht was om de preferente geneesmiddelen af te leveren, tenzij er sprake was van een medische noodzaak, zoals aangegeven door de voorschrijvend arts. Het verweer van Mediq Apotheken dat de zorgovereenkomst nietig was, werd verworpen. De rechter oordeelde dat UVIT ontvankelijk was in haar vordering en dat er voldoende spoedeisend belang was bij de vordering. De vordering van UVIT werd toegewezen, en Mediq Apotheken werd veroordeeld om de preferente geneesmiddelen af te leveren, met een dwangsom voor iedere overtreding. De vordering in reconventie van Mediq Apotheken werd afgewezen. De proceskosten werden aan Mediq Apotheken opgelegd.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 251625 / KG ZA 08-684
Vonnis in kort geding van 15 augustus 2008
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Nijmegen,
hierna te noemen: “VGZ”,
2. de naamloze vennootschap
IZZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Nijmegen,
hierna te noemen: “IZZ”,
3. de naamloze vennootschap
TRIAS ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Nijmegen,
hierna te noemen: “Trias”,
4. de naamloze vennootschap
UNIVÉ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Zwolle,
hierna te noemen: “Univé Zorgverzekeraar,
5. de naamloze vennootschap
UNIVÉ ZORG N.V.,
gevestigd te Zwolle,
hierna te noemen: “Univé Zorg”,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
hierna gezamenlijk aan te duiden als: “UVIT”,
procureur mr. J.M. van Noort,
advocaten mrs. G.R.J. de Groot en M.F. van der Mersch te Den Haag,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEDIQ APOTHEKEN B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: “Mediq Apotheken”,
procureur mr. E.N. Bouwman,
advocaat mr. A.J.H.W.M. Versteeg te Amsterdam.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 juli 2008,
- de producties 1 tot en met 27 van UVIT,
- de producties 1 tot en met 12 van Mediq Apotheken,
- de memorie ten behoeve van de mondelinge behandeling tevens voorwaardelijke eis in
reconventie van Mediq Apotheken,
- de mondelinge behandeling van 31 juli 2008, ter gelegenheid waarvan UVIT onder meer
haar eis heeft gewijzigd in die zin dat de datum “1 juli 2009” die in de dagvaarding onder
punt 1 van het kopje “mitsdien” wordt genoemd moet worden gewijzigd in “1 april
2009”,
- de pleitnota van UVIT,
- de pleitnota van Mediq Apotheken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten in conventie en (voorwaardelijke) reconventie
2.1. VGZ, IZZ, Trias, Univé Zorgverzekeraar en Univé Zorg zijn zorgverzekeraars in de zin van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
2.2. VGZ biedt de VGZ Zorgverzekering (naturaverzekering) en de VGZ Restitutieverzekering aan.
IZZ biedt een Basispakket 2008 variant Natura en een Basispakket 2008 variant Restitutie
2008 aan.
Trias biedt aan de Trias Natura Polis 2008 en de Trias Restitutie Polis 2008.
Univé Zorgverzekeraar en Univé Zorg bieden samen de Univé Zorg Geregeld polis (naturaverzekering) en de Univé Zorg Vrij polis (restitutieverzekering) aan.
Univé Zorg biedt verder nog de Univé Zorg Samen polis (restitutieverzekering), Univé Zorgzaam polis (naturaverzekering) en de Univé Gewoon ZEKURpolis (natura- en restitutieverzekering) aan.
De verzekeringsvoorwaarden en de daarvan deel uitmakende Reglementen Farmaceutische Zorg van de hiervoor genoemde zorgverzekeringen zijn op de website van de zorgverzekeraar die de desbetreffende zorgverzekering aanbiedt gepubliceerd.
2.3. Mediq Apotheken exploiteert apotheken.
2.4. Op 11 december 2007 hebben UVIT en Mediveen Groep Nederland B.V., thans genaamd Mediq Apotheken en hierna aan te duiden als Mediq Apotheken, de door UVIT als productie 14 in het geding gebrachte overeenkomst genaamd “Zorgovereenkomst Farmaceutische zorg Univé VGZ IZA Trias 2008” (hierna te noemen: de zorg-overeenkomst”) gesloten. UVIT wordt in deze overeenkomst aangeduid als “de Zorgverzekeraar” en Mediq Apotheken als “de Zorgaanbieder”.
Deze overeenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd, namelijk van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008.
2.5. In de zorgovereenkomst is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Deel II: Algemene en specifieke bepalingen
Artikel 1 Definities
1. verzekerde: de persoon ten behoeve van wie bij de Zorgverzekeraar een zorgverzekering
is gesloten behalve die de Gewoon ZEKURpolis en de ExtraZEKURpolis hebben
afgesloten;
2. farmaceutische zorg: farmaceutische zorg voor zover opgenomen in de
Zorgverzekeringswet, nader uitgewerkt in het Besluit Zorgverzekering en Regeling
zorgverzekering, m.u.v. de dieetpreparaten, en aangeduid in de vigerende NZa-
beleidsregels.
Artikel 2 Zorg
1. De Zorgaanbieder verleent de zorg naar aard en omvang zoals in deze zorgovereenkomst
overeengekomen.
(…)
3. De Zorgaanbieder verleent de farmaceutische zorg, met inachtneming van de
voorwaarden in het voor het betreffende merk geldende Verzekeringsreglement Zorg
respectievelijk het Reglement farmaceutische zorg. Voor zover relevant informeert de
Zorgverzekeraar de Zorgaanbieder hierover.
(…)
Artikel 12 Toepasselijk recht/Geschillen
(…)
2. Alle geschillen tussen de Zorgverzekeraar en de Zorgaanbieder die zijn ontstaan naar aanleiding van:
a. deze zorgovereenkomst, daarmee samenhangende of daaruit voortvloeiende
overeenkomsten en/of aanvullingen daarop;
b. feiten, die in enig opzicht met de uitvoering van bovenstaande overeenkomsten,
wijzigingen of aanvullingen en de daaruit voortvloeiende relatie tussen de
Zorgverzekeraar en de Zorgaanbieder verband houden;
worden berecht en beslist door de burgerlijke rechter.
3. Alvorens een geschil, zoals bedoeld in het tweede lid van dit artikel aanhangig te maken,
zullen partijen samen met een NMI gecertificeerde mediator bezien in hoeverre mediation
een oplossing is voor het geschil. (…).”
2.6. Met ingang van 1 juli 2008 voert UVIT ten aanzien van 33 werkzame stoffen een individueel preferentiebeleid. Het gaat daarbij om de volgende werkzame stoffen:
alendroninezuur, alfuzosine, amlodipine, captopril, ciprofloxacine, citalopram,
caritromycine, codeine, enalapril, ethinylestradiol-levonorgestrel, finasteride, fluoxetine,
fluvoxamine, fosinopril, gliclazide, glimepiride, ibuprofen, lansoprazol, lisinopril,
metformine, metoprolol, mirtazapine, ondansetron, paroxetine, perindopril, quinapril,
ramipril, ranitidine, risperidon, sertraline, sumatriptan, tamsulosine en tolbutamide.
In dit beleid zijn voor de hiervoor genoemde werkzame stoffen de goedkoopste producten als preferent aangewezen.
Dit preferentiebeleid zal tot 1 april 2009 van kracht zijn.
2.7. Bij brief van 2 juni 2008 heeft UVIT de betrokken partijen, onder wie Mediq Apotheken, van dit individuele preferentiebeleid op de hoogte gebracht en een lijst gezonden van de geneesmiddelen die in de betreffende groepen als preferent zijn aangewezen.
Mediq Apotheken heeft vervolgens het standpunt ingenomen dat zij zich niet aan dit beleid hoeft te houden.
Bij brief van 1 juli 2008 heeft UVIT Mediq Apotheken gesommeerd om voor 2 juli 12.00 uur schriftelijk te bevestigen dat zij haar verplichtingen uit de zorgovereenkomst zal nakomen.
Mediq Apotheken heeft niet aan deze sommatie voldaan en heeft bij brief van 2 juli 2008 aan UVIT te kennen gegeven dat zij van mening is dat zij op grond van de zorg-overeenkomst niet verplicht is de als preferent aangewezen geneesmiddelen af te leveren.
3. Het geschil in conventie en (voorwaardelijke) reconventie
3.1. UVIT vordert na wijziging van eis dat Mediq Apotheken bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld:
- om met onmiddellijke ingang na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis tot
1 april 2009 aan personen die bij UVIT een zorgverzekering hebben gesloten en zich voor
de terhandstelling van geneesmiddelen tot een van de door Mediq Apotheken
geëxploiteerde apotheken wenden, op recepten voor de werkzame stoffen zoals genoemd
in 2.6 uitsluitend de geneesmiddelen af te leveren die door UVIT als preferent zijn
aangewezen, tenzij de voorschrijvend arts op een door hem ondertekend dan wel
geparafeerd recept een ander dan het als preferent aangewezen product heeft genoemd
onder vermelding van de woorden “medische noodzaak”of de letters “MN”, dit op straffe
van een dwangsom van EUR 1.000,00 voor iedere gehele of gedeeltelijke overtreding,
tot een maximum van EUR 400.000,00,
- in de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum
van het in deze zaak te wijzen vonnis.
3.2. UVIT legt – samengevat – het volgende aan deze vordering ten grondslag.
Op grond van artikel 2 lid 3 van de zorgovereenkomst is Mediq Apotheken verplicht aan de verzekerden van UVIT verzekerde zorg te leveren. Deze zorg dient verleend te worden met inachtneming van de verzekeringsvoorwaarden die tussen de zorgverzekeraar en verzekerde gelden. Ten aanzien van alle zorgverzekeringen die UVIT aanbiedt (zie 2.2) geldt dat de verzekerden op grond van de verzekeringsvoorwaarden in bepaalde gevallen geen recht hebben op aflevering dan wel vergoeding van de kosten van de aflevering van andere geneesmiddelen dan preferente geneesmiddelen, tenzij daarvoor een medische noodzaak is.
Het voorgaande betekent dat Mediq Apotheken, voor zover het gaat om werkzame stoffen waarop het inviduele preferentiebeleid van UVIT van toepassing is, gehouden is preferente geneesmiddelen af te leveren, tenzij de voorschrijvend arts op een door hem ondertekend dan wel geparafeerd recept een ander dan het als preferent aangewezen product heeft genoemd onder vermelding van de woorden “medische noodzaak”of de letters “MN”. Mediq Apotheken heeft aan UVIT te kennen gegeven deze verplichting niet te zullen nakomen.
3.3. Mediq Apotheken voert verweer tegen de vordering van UVIT.
3.4. Mediq Apotheken vordert in (voorwaardelijke) reconventie dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de bedingen in de zorgovereenkomst die volgens de voorzieningenrechter Mediq Apotheken verplichten om aan verzekerden van UVIT, indien het recept daarvoor de ruimte laat, uitsluitend het geneesmiddel ter hand te stellen dat door UVIT met toepassing van artikel 2.8 van het Besluit zorgverzekering is aangewezen, worden geschorst, althans een zodanige voorziening wordt getroffen als de voorzieningenrechter geraden voorkomt.
Mediq Apotheken baseert deze vordering – kort gezegd – op de stelling dat de bodemrechter in een nog daar haar aanhangig te maken bodemprocedure de hiervoor bedoelde bedingen in de zorgovereenkomst zal wijzigen omdat ten aanzien van die bedingen sprake is van een wijziging van omstandigheden in de zin van artikel 6:258 BW.
3.5. UVIT voert verweer tegen deze vordering van Mediq Apotheken.
3.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling in conventie en (voorwaardelijke) reconventie
Ontvankelijkheid van UVIT
4.1. Mediq Apotheken voert als verweer dat UVIT niet ontvankelijk is in haar vordering omdat zij op grond van artikel 12 van de zorgovereenkomst eerst de weg van mediation had moeten volgen. Dit verweer wordt verworpen.
Gelet op de aard van het middel van mediation staat het partijen die hebben afgesproken om te trachten een minnelijke regeling langs mediation te bereiken, te allen tijde vrij hun medewerking daaraan alsnog te onthouden (zie Hoge Raad 20 januari 2006, NJ 2006,75).
UVIT heeft er dan ook voor kunnen kiezen om de weg van mediation niet te bewandelen. UVIT heeft overigens aangevoerd dat het bewandelen van de weg van mediation zinloos zou zijn geweest omdat de standpunten van partijen lijnrecht tegenover elkaar staan en partijen al eerder (op 10 juni 2008) vergeefs overleg hebben gevoerd over een oplossing van het geschil. Mediq Apotheken heeft dit niet weersproken.
4.2. Mediq Apotheken voert vervolgens als verweer dat UVIT niet ontvankelijk in haar vordering is omdat het spoedeisende belang ontbreekt. Dit verweer wordt eveneens verworpen.
Uit de aard van de vordering (nakoming door Mediq Apotheken van de tussen partijen gesloten zorgovereenkomst) en de stellingen van UVIT volgt voldoende dat UVIT een spoedeisend belang bij dit kort geding heeft.
UVIT heeft – zoals zij aanvoert – ten opzichte van haar verzekerden de taak om erop toe te zien dat de door haar met een zorgaanbieder afgesloten zorgovereenkomst tegenover haar verzekerden wordt nagekomen en dient zo nodig rechtsmaatregelen te nemen om die zorgverlening te verzekeren. Verder stelt UVIT dat de handelwijze van Mediq Apotheken het preferentiebeleid dat zij rechtmatig voert, ondergraaft en dat zij een spoedeisend belang erbij heeft daaraan een einde te maken.
4.3. Het voorgaande leidt ertoe dat UVIT ontvankelijk is in haar vordering. Daarmee wordt toegekomen aan de inhoudelijke beoordeling daarvan. Hierover wordt het volgende overwogen.
Inhoud van de zorgovereenkomst
4.4. UVIT stelt zich op het standpunt dat Mediq Apotheken op grond (van artikel 2 lid 3) van de zorgovereenkomst verplicht is om uitsluitend de door UVIT als preferent aangewezen geneesmiddelen aan de verzekerden van UVIT af te leveren. Mediq Apotheken stelt zich op het standpunt dat zij daartoe alleen verplicht is indien haar professionele autonomie en verantwoordelijkheid en haar ondernemersbelang daaraan niet in de weg staat.
Partijen verschillen dus van mening over de inhoud van de zorgovereenkomst. Hierover wordt het volgende overwogen.
4.5. Uit de tekst van artikel 2 lid 3 van de zorgovereenkomst (zoals weergegeven in 2.5) volgt dat Mediq Apotheken de verplichting op zich heeft genomen om met inachtneming van de verzekeringsvoorwaarden die tussen één van de UVIT-zorgverzekeraars en haar verzekerden gelden farmaceutische zorg aan de verzekerden van UVIT te leveren. Partijen verschillen hierover niet van mening.
4.6. UVIT biedt de in 2.2 genoemde zorgverzekeringen aan. Het betreffen hier natura- en restitutieverzekeringen. Een naturaverzekering geeft recht op aflevering van de zorg zelf en een restitutieverzekering geeft recht op vergoeding van de kosten van de zorg.
Het kan ervoor worden gehouden dat Mediq Apotheken – zoals UVIT aanvoert en Mediq Apotheken niet betwist – zich door het sluiten van de zorgovereenkomst heeft verbonden verzekerde zorg aan verzekerden van UVIT te verlenen ongeacht of sprake is van een natura- of restitutieverzekering.
4.7. Tussen partijen is – terecht – niet in geschil dat ten aanzien van alle door UVIT met betrekking tot het jaar 2008 afgesloten zorgverzekeringen (natura- en restitutieverzekeringen) geldt dat de verzekerden van UVIT in bepaalde gevallen geen recht hebben op aflevering dan wel vergoeding van de kosten van de aflevering van andere geneesmiddelen dan preferente geneesmiddelen, tenzij de voorschrijvend arts op een door hem ondertekend dan wel geparafeerd recept een ander dan het als preferent aangewezen product heeft genoemd onder vermelding van de woorden “medische noodzaak”of de letters “MN”. Dat dit het geval is volgt uit de door UVIT als productie 6 tot en met 14 in het geding gebrachte verzekeringsvoorwaarden en de daarvan deel uitmakende Reglementen Farmaceutische Zorg.
4.8. UVIT heeft voor de periode van 1 juli 2008 tot 1 april 2009 ten aanzien van de in 2.6 weergegeven 33 werkzame stoffen een preferent geneesmiddel aangewezen. De rechtmatigheid van dit preferentiebeleid staat in dit kort geding niet ter discussie.
4.9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Mediq Apotheken op grond van
artikel 2 lid 3 van de zorgovereenkomst verplicht is om aan verzekerden van UVIT, indien het recept daarvoor de ruimte laat, uitsluitend het geneesmiddel ter hand te stellen dat door UVIT als preferent is aangewezen. Dit geldt zowel in het geval dat sprake is van een natura- als een restitutieverzekering.
4.10. Mediq Apotheken stelt zich echter op het standpunt dat een redelijke uitleg van de zorgovereenkomst meebrengt dat zij daartoe alleen verplicht is indien haar professionele autonomie en verantwoordelijkheid respectievelijk haar ondernemersbelang daaraan niet in de weg staat. Feiten en omstandigheden die wijzen op de juistheid van dit standpunt zijn echter niet gebleken.
Het wordt er dan ook voor gehouden dat op Mediq Apotheken de in 4.9 weergegeven verplichting rust.
Zorgovereenkomst in strijd met de wet?
4.11. Vervolgens is aan de orde de beoordeling van het verweer van Mediq Apotheken inhoudende dat de zorgovereenkomst nietig is omdat deze overeenkomst in strijd is met de wet en meer in het bijzonder met de artikelen 7:446 e.v. BW.
4.12. Mediq Apotheken voert ter onderbouwing van dit verweer – samengevat – het volgende aan.
Met ingang van 1 januari 2007 is artikel 7: 446 BW gewijzigd in die zin dat de wettelijke bepalingen betreffende de geneeskundige behandelingsovereenkomst ook van toepassing zijn op zelfstandig gevestigde apothekers. Op de rechtsverhouding tussen de apotheker en zijn patiënt zijn de voorschriften van de artikelen 7:446 e.v. BW (de overeenkomst inzake geneeskundige behandeling) van toepassing. Op grond van deze artikelen rust op Mediq Apotheken onder meer de verplichting om een patiënt in te lichten over andere methoden van behandeling die in aanmerking komen (7:448 BW) en de zorg van een goed hulpverlener in acht te nemen en daarbij te handelen in overeenstemming met de op haar rustende verantwoordelijkheid voortvloeiend uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (7:453 BW).
De zorgovereenkomst staat eraan in de weg dat Mediq Apotheken haar verplichtingen, die zij op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst ten opzichte van haar patiënten heeft, nakomt. Het verhindert dat Mediq Apotheken indien zij als verantwoordelijk aangewezen apotheker van oordeel is dat een patiënt een ander dan het door UVIT als preferent aangewezen geneesmiddel dient te ontvangen, dit andere geneesmiddel aan de patiënt aflevert. De zorgovereenkomst is op dit punt in strijd met de artikelen 7: 446 e.v. BW en in zoverre nietig.
4.13. Geconcludeerd wordt dat dit verweer van Mediq Apotheken niet opgaat. Dit wordt als volgt gemotiveerd.
Het is onvoldoende gebleken dat het uitvoeren van de verplichting om de als preferent aangewezen geneesmiddelen aan de verzekerden van UVIT af te leveren in strijd komt met de verplichtingen die Mediq Apotheken op grond van de geneeskundige behandelings-overeenkomst in acht moet nemen (artikelen 7:448 BW en 7:453 BW). Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
UVIT is op grond artikel 2.8 Besluit Zorgverzekering bevoegd om geneesmiddelen als preferent aan te wijzen, mits de aanwijzing zodanig is dat van alle werkzame stoffen die voorkomen in de bij ministeriële regeling aangewezen geneesmiddelen ten minste een geneesmiddel voor de verzekerde beschikbaar is. Niet ter discussie staat dat UVIT met inachtneming van deze wettelijke bepaling de in dit geding aan de orde zijnde preferentiebeleid heeft vastgesteld.
De wettelijke regeling laat de vrijheid van de arts bij het voorschrijven van geneesmiddelen onverlet.
Niet in geschil is dat de kwaliteit en werking van de door UVIT als preferent aangewezen geneesmiddelen gewaarborgd zijn. Na het verlopen van de octrooibescherming komen bij praktisch elk geneesmiddel zogenaamde generieke versies op de markt. Al die versies hebben dezelfde werkzame stof en dezelfde therapeutische werking. Zij verschillen in de verpakking, sterkte en hulpstoffen. Het maakt voor de patiënt, in beginsel, niet uit welke generieke versie hij van het geneesmiddel ontvangt; in alle gevallen is verantwoorde farmacotherapie gewaarborgd. Het kan volgens partijen voorkomen dat een patiënt allerigsch is voor een hulpstof in het preferent aangewezen geneesmiddel. In dat geval kan de arts echter – zoals UVIT aanvoert – aangeven dat sprake is van een medische noodzaak en dat de patiënt (de UVIT-verzekerde) een ander dan het door UVIT als preferent aangewezen geneesmiddel dient te ontvangen.
Indien Mediq Apotheken van oordeel is dat de patiënt niet het preferent aangewezen geneesmiddel behoort te ontvangen (bijvoorbeeld omdat de patiënt allergisch is voor een hulpstof dat voorkomt in het preferent aangewezen geneesmiddel of omdat zij vreest dat de patiënt niet meer “therapietrouw” zal zijn indien hij moet overstappen op het door UVIT als preferent aangewezen geneesmiddel) dan kan zij dit terugkoppelen met de arts die de werkzame stof heeft voorgeschreven, die vervolgens kan beoordelen of sprake is van een medische noodzaak om een ander dan het preferente aangewezen geneesmiddel voor te schrijven. Alsdan heeft Mediq Apotheken gehandeld met inachtneming van de bepalingen zoals neergelegd in de artikelen 7:446 e.v. BW.
Wijziging van omstandigheden in de zin van artikel 6:258 BW?
4.14. Verder is nog aan de orde de beoordeling van het standpunt van Mediq Apotheken inhoudende dat de zorgovereenkomst in een nog door Mediq Apotheken aanhangig te maken bodemprocedure door de bodemrechter op grond van artikel 6:258 BW zal worden gewijzigd in die zin dat Mediq Apotheken niet verplicht zal zijn om aan verzekerden van UVIT, indien het recept daarvoor de ruimte laat, uitsluitend het geneesmiddel ter hand te stellen dat door UVIT als preferent is aangewezen.
Mediq Apotheken voert ter onderbouwing van dit standpunt – kort gezegd – het volgende aan.
UVIT heeft door het voeren van haar individuele preferentiebeleid prijsdalingen uitgelokt. Dit heeft geresulteerd in een prijsdaling van gemiddeld 70 á 90%. Deze prijsdaling was niet te voorzien en is ook niet door UVIT voorzien; in het gezamenlijke beleid van de verzekeraars waren prijsdalingen aan de orde van rond de 6%. De door UVIT bewerkstelligde prijsdaling van gemiddeld 70 á 90% heeft tot gevolg dat de terhandstelling van de door UVIT als preferent aangewezen geneesmiddelen voor Mediq Apotheken verlieslatend is. UVIT kan redelijkerwijze niet van Mediq Apotheken verlangen dat Mediq Apotheken als gevolg van een door haar uitgelokte prijsdaling verlieslatend haar onderneming voert.
De (mede) door UVIT bewerkstelligde prijsdaling dient als een wijziging van omstandigheden te worden aangemerkt op grond waarvan UVIT naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een ongewijzigde instandhouding van de zorgovereenkomst niet mag verwachten.
4.15. UVIT betwist dit standpunt van Mediq Apotheken.
4.16. Geconcludeerd wordt dat het onvoldoende aannemelijk is dat de bodemrechter in de nog door Mediq Apotheken aanhangig te maken bodemprocedure de zorgovereenkomst op grond van artikel 6:258 BW zal wijzigen. Dit wordt als volgt gemotiveerd.
4.17. Ingevolge artikel 6:258 lid 1 BW kan de rechter op verlangen van een der partijen de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten.
Een wijziging of ontbinding wordt op grond van het tweede lid van artikel 6:258 BW niet uitgesproken, voor zover de omstandigheden krachtens de aard van de overeenkomst of de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening komen van degene die zich erop beroept.
4.18. Mediq Apotheken moet bekend worden geacht met de verzekeringsvoorwaarden die de UVIT-zorgverzekeraars voor 2008 hanteren. In artikel 2.3 van de zorgovereenkomst wordt naar deze voorwaarden verwezen. Weliswaar zijn deze voorwaarden niet voor of bij het sluiten van de zorgovereenkomst aan Mediq Apotheken ter hand gesteld, maar vaststaat dat Mediq Apotheken ervan op de hoogte was dat deze voorwaarden op de website van de betreffende UVIT-zorgverzekeraar stonden gepubliceerd zodat Mediq Apotheken kan worden geacht met deze voorwaarden bekend te zijn geweest. Het lag op de weg van Mediq Apotheken om deze verzekeringsvoorwaarden op de website te raadplegen en indien zij dit niet wenste om aan UVIT om een exemplaar van deze voorwaarden te vragen.
Uit deze verzekeringsvoorwaarden volgt duidelijk dat de mogelijkheid bestond dat UVIT in 2008 een voor één of meer werkzame stoffen een preferent geneesmiddel zou aanwijzen en dat de verzekerden van UVIT geen recht hebben op aflevering dan wel vergoeding van de kosten van de aflevering van andere geneesmiddelen dan preferente geneesmiddelen, tenzij de voorschrijvend arts op een door hem ondertekend dan wel geparafeerd recept een ander dan het als preferent aangewezen product heeft genoemd onder vermelding van de woorden “medische noodzaak”of de letters “MN”.
Het kan op grond van het voorgaande worden aangenomen dat Mediq Apotheken voor of bij het sluiten van de zorgovereenkomst ervan op de hoogte was dat UVIT in 2008 een individueel preferentiebeleid zou kunnen gaan voeren en dat zij in dat geval verplicht zou zijn om het door UVIT als preferent aangewezen geneesmiddel aan de verzekerden van UVIT ter hand te stellen.
Van Mediq Apotheken mag als ondernemer die erop gericht is om winst te maken, worden verwacht dat zij zich voor het sluiten van de overeenkomst rekenschap heeft gegeven van de financiële consequenties die het voeren van een preferentiebeleid voor haar zou kunnen hebben. Aangenomen wordt dan ook dat Mediq Apotheken bij het sluiten van de zorgovereenkomst zich ervan bewust was dat het voeren van een preferentiebeleid positieve dan wel negatieve financiële gevolgen zou kunnen hebben.
Gelet op het voorgaande is het onvoldoende aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat sprake is van een onvoorziene omstandigheid als bedoeld in artikel 6:258 BW. Al om die reden gaat het standpunt van Mediq Apotheken niet op.
4.19. Overigens geldt dat ook indien zou kunnen worden aangenomen dat de bodemrechter zal oordelen dat de door Mediq Apotheken gestelde omstandigheid zoals weergegeven in 4.14 een onvoorziene omstandigheid in de zin van artikel 6:258 BW betreft, dit Mediq Apotheken niet kan baten, omdat geen feiten en omstandigheden zijn gebleken die de conclusie kunnen dragen dat deze omstandigheid van dien aard is dat UVIT naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de zorgovereenkomst niet mag verwachten.
Het is onduidelijk of – zoals Mediq Apotheken stelt en UVIT betwist – de door UVIT bewerkstelligde prijsdaling tot gevolg heeft dat de terhandstelling van de door UVIT als preferent aangewezen geneesmiddelen voor Mediq Apotheken verlieslatend is. Mediq Apotheken heeft deze stelling onvoldoende onderbouwd.
Conclusie
4.20. Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering in conventie zal worden toegewezen, en dat de vordering in reconventie zal worden afgewezen.
Mediq Apotheken zal zowel in conventie als in reconventie als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De kosten in conventie worden daarbij begroot op:
- dagvaarding EUR 85,44
- vast recht 254,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.155,44
De kosten in reconventie worden begroot op EUR 816,00 voor salaris procureur.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
5.1. veroordeelt Mediq Apotheken om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis tot 1 april 2009 aan personen die bij UVIT een zorgverzekering hebben gesloten en zich voor de terhandstelling van geneesmiddelen tot een van de door Mediq Apotheken
geëxploiteerde apotheken wenden, op recepten voor de werkzame stoffen alendroninezuur, alfuzosine, amlodipine, captopril, ciprofloxacine, citalopram, caritromycine, codeine, enalapril, ethinylestradiol-levonorgestrel, finasteride, fluoxetine, fluvoxamine, fosinopril, gliclazide, glimepiride, ibuprofen, lansoprazol, lisinopril, metformine, etoprolol, mirtazapine, ondansetron, paroxetine, perindopril, quinapril, ramipril, ranitidine, risperidon, sertraline, sumatriptan, tamsulosine en tolbutamide, uitsluitend de geneesmiddelen af te leveren die door UVIT als preferent zijn aangewezen, tenzij de voorschrijvend arts op een door hem ondertekend dan wel geparafeerd recept een ander dan het als preferent aangewezen product heeft genoemd onder vermelding van de woorden “medische noodzaak”of de letters “MN”,
5.2. bepaalt dat Mediq Apotheken voor iedere gehele of gedeeltelijke overtreding van het onder 5.1 bepaalde aan UVIT een dwangsom verbeurt van EUR 1.000,00, tot een maximum van EUR 400.000,00,
5.3. veroordeelt Mediq Apotheken in de proceskosten, aan de zijde van UVIT tot op heden begroot op EUR 1.155,44, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6. wijst de vorderingen af,
5.7. veroordeelt Mediq Apotheken in de proceskosten, aan de zijde van UVIT tot op heden begroot op EUR 816,00,
5.8. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schepen en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2008.?