ECLI:NL:RBUTR:2008:BE0079

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
13 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
560141 UC 08-1805
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de bank voor schade door pinpasopnamen na diefstal

In deze zaak vorderde eiser, die een bankrekening had bij Fortis Bank Nederland N.V., schadevergoeding van de bank na diefstal van zijn pinpas en het onterecht gebruik daarvan. De inbraak vond plaats in de nacht van 23 op 24 augustus 2006, terwijl eiser op vakantie was. De diefstal werd ontdekt door een buurvrouw, maar eiser controleerde pas na ontvangst van zijn bankafschrift op 1 september 2006 of zijn pinpas ook was gestolen. In totaal was er een bedrag van € 6.760,- van zijn rekening afgeschreven, waarvan een bedrag van € 1.250,- vóór de ontdekking van de diefstal en de rest na de ontdekking. De kantonrechter oordeelde dat de bank niet aansprakelijk was voor de opnamen die na de ontdekking van de diefstal waren gedaan, omdat eiser niet tijdig melding had gemaakt van de diefstal. De bank had echter niet gesteld dat de kluis ondeugdelijk was, en het beding dat de pincode op een niet voor derden kenbare wijze moest worden opgeschreven, werd als onredelijk bezwarend beschouwd. De vordering van eiser werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de bank werd veroordeeld tot betaling van € 1.250,- met wettelijke rente vanaf 31 januari 2008. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elk van de partijen de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Utrecht
zaaknummer: 560141 UC 08-1805 PK
vonnis d.d. 13 augustus 2008
inzake
[eiser], wonende te [woonplaats], verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: mr. R. Schreuders,
tegen:
de naamloze vennootschap Fortis Bank Nederland N.V., gevestigd te Rotterdam, verder ook te noemen Fortis,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. E.W. van Scharrenburg.
1. Verloop van de procedure
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 9 april 2008. De comparitie is gehouden op 16 juni 2008. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. Hierna is uitspraak bepaald.
2. De feiten
2.1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
[eiser] heeft een bankrekening bij Fortis. De toepasselijke “Voorwaarden Gebruik Geld- en Betaalautomaten” vermelden onder meer:
“Zorgplicht Cliënt
De Cliënt dient met de bankpas en pincode zorgvuldig om te gaan. De Cliënt is verantwoordelijk voor (het gebruik van) de bankpas en de pincode vanaf het moment dat hij daarover de beschikking heeft gekregen. De Bank zal de Cliënt zo goed mogelijk informeren omtrent de te nemen voorzorgen.
De pincode is strikt persoonlijk en niet overdraagbaar. De Cliënt is ten aanzien van de hem toegekende pincode verplicht geheimhouding ten opzichte van een ieder, daaronder mede begrepen familieleden, huisgenoten, mede-rekening¬houders en gemachtigden, te betrachten en mag deze code niet op de bankpas vermelden. Indien hij enige aantekening van de pincode maakt, zal hij dat in zodanige vorm doen dat de pincode niet voor derden herkenbaar is. Niet naleving van het in dit artikellid bepaalde leidt tot aansprakelijkheid van de Cliënt overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 lid 2 c sub 3.
Indien de Cliënt weet of vermoedt dat zijn pincode bij derden bekend is, is hij verplicht dit onverwijld aan de Bank mede te delen bij een door de Bank aangewezen meldpunt.
(…)
Aansprakelijkheid
6.1 De Cliënt is met inachtneming van het navolgende tegenover de Bank aansprakelijk voor het gebruik en de gevolgen van het gebruik van de bankpas als bedoeld in artikel 1.
6.2a In geval van verlies, diefstal, misbruik of vervalsing van een bankpas dient de Cliënt dit onverwijld na ontdekking te melden bij het door de Bank aangegeven meldpunt onder vermelding van zijn rekening¬nummer.
(…)
De Bank zal na kennisneming van een dergelijke melding onmiddellijk geëigende maatregelen nemen ter voorkoming van misbruik.
(…)
6.2b De Cliënt is gedurende de periode tot het moment van melding bij het door de Bank aangegeven meldpunt aansprakelijk voor de gevolgen van onbevoegd gebruik tot een bedrag (van) € 150,- per bankpas.
(…)
De Cliënt is niet meer aansprakelijk voor de gevolgen van onbevoegd gebruik dat plaatsvindt na het moment van de melding. 6.2c.3 De aansprakelijkheid van de Cliënt voor de gevolgen van onbevoegd gebruik dat plaatsvindt gedurende de periode tot het moment van melding bij het door de Bank aangegeven meldpunt wordt verhoogd indien de Bank kan aantonen dat de onbevoegde transactie(s) heeft (hebben) kunnen plaatsvinden doordat de Cliënt zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 3 lid 2 niet heeft nageleefd, tot het bedrag van de onbevoegde transacties die hebben plaatsgevonden tot het moment van melding”.
2.2. Artikel 13 van de Algemene Voorwaarden luidt
“Goedkeuring bankbescheiden
Indien de Cliënt de inhoud van bevestigingen, rekeningafschriften, nota's of andere opgaven van de Bank aan de Cliënt niet heeft betwist binnen twaalf maanden nadat die stukken redelijkerwijze geacht kunnen worden de Cliënt te hebben bereikt, geldt de inhoud van die stukken als door de Cliënt te zijn goedgekeurd. Indien in dergelijke stukken rekenfouten voorkomen, is de Bank bevoegd en verplicht die rekenfouten te herstellen, ook nadat genoemde termijn van twaalf maanden is verstreken”.
2.3. In de woning van [eiser] bevindt zich een in een muur verankerde kluis. De bij de bankrekening van [eiser] behorende pinpas bevond zich met de pincode op het moment van de inbraak in de kluis.
2.4. In de nacht van 23 op 24 augustus 2006 is er tijdens afwezigheid van [eiser] wegens vakantie ingebroken in zijn woning. Deze inbraak is ontdekt door een buurvrouw op 24 augustus 2006 om 07.00 uur. [eiser] is vervolgens nog op 24 augustus 2006 van vakantie teruggekeerd.
Op 1 september 2006 ontving [eiser] een bankafschrift van Fortis, en ontdekte dat in totaal een bedrag van € 6.760, was afgeschreven en wel aldus:
- 24 augustus 2006 om 04.31 uur een bedrag van € 1.250, ;
- tussen 25 augustus 2006 om 00.43 en 26 augustus 2006 om 02.14 uur 11 opnamen van in totaal een bedrag van € 5.510,.
2.5. [eiser] is er eerst na ontvangst van dit bankafschrift achter gekomen dat hij zijn bankpas met pincode in de kluis had opgeborgen en heeft de bankpas dientengevolge eerst op 1 september 2006 laten blokkeren.
2.6. Bij brief van zijn gemachtigde van 8 januari 2008 heeft [eiser] Fortis verzocht om vergoeding van de door [eiser] ten gevolge van het misbruik van de bankpas geleden schade, onder aftrek van het eigen risico van € 150, .
2.7. Bij brief van 9 januari 2008 heeft Fortis geantwoord dat klachten binnen één jaar na het ontstaan daarvan schriftelijk kenbaar gemaakt moeten worden, en dat art. 13 van de algemene voorwaarden bepaalt dat indien de cliënt de inhoud van ontvangen rekeningafschriften niet binnen 12 maanden na ontvangst betwist, de inhoud van die stukken geacht worden door de cliënt goedgekeurd te zijn. Fortis neemt de klacht daarom niet in behandeling.
3. De vordering en het verweer
3.1. [eiser] vordert veroordeling van Fortis tot betaling van € 5.000, , te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 31 januari 2008 en met veroordeling in de proceskosten, onder uitdrukkelijke afstand van het meerdere boven € 5.000, .
3.2. Hij legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag.
De vordering van [eiser] is nog niet verjaard. Fortis kan zich er daarom niet op beroepen dat de klacht niet binnen een jaar is ingediend.
Voorts stelt hij dat hij zijn zorgplicht met betrekking tot het bewaren van de bankpas niet heeft verzaakt, omdat hij ervan mocht uitgaan dat de bankpas met pincode veilig in de kluis was opgeborgen.
3.3. Fortis voert verweer. Voor zover nodig voor de beslissing zal de kantonrechter daarop in het navolgende ingaan.
4. De beoordeling
4.1. De kantonrechter overweegt het volgende.
Fortis voert ten eerste aan dat [eiser] gehandeld heeft in strijd met art. 3 in verbinding met art. 6 lid 2c.3 van de toepasselijke voorwaarden, die immers bepalen dat de cliënt de pincode niet op de bankpas mag vermelden, en als hij enige aantekening van de pincode maakt, dat hij dat in zodanige vorm doet dat de pincode niet voor derden herkenbaar is.
4.2. Dit verweer treft geen doel. [eiser] heeft gesteld dat de bankpas met pincode was opgeborgen in een degelijke in de muur verankerde kluis, en dat hij er daarom vanuit mocht gaan dat deze daarin veilig waren opgeborgen. Fortis heeft niet gesteld dat geen sprake was van een degelijke kluis. Ook de door [eiser] overgelegde foto’s laten zien dat sprake is van een kluisdeur van naar schatting vele centimeters dik met een cijferslot en een zware sluiting. Onder deze omstandigheden had [eiser] er geen rekening mee behoeven te houden dat het mogelijk zou zijn deze kluis open te breken. Bovendien is naar aangenomen moet worden sprake van een eenzijdig door Fortis aan [eiser] opgelegd beding. Onder deze omstandigheden is sprake van een onredelijk bezwarend beding, waarop Fortis zich derhalve in deze zaak niet kan beroepen.
4.3. Ten tweede stelt Fortis dat [eiser] zich in strijd met art. 3 in verbinding met art. 6 lid 2c.2 van de voorwaarden heeft gedragen door niet onmiddellijk na het constateren van de diefstal daarvan melding te doen aan Fortis, zodat deze de bankpas kon laten blokkeren.
In dit verband is van belang dat de eerste geldopname van € 1.250, gedaan is vóór de ontdekking van de diefstal, zodat Fortis zich wat die opname betreft niet op nalatigheid op dit punt van de zijde van [eiser] kan beroepen.
De andere opames zijn gedaan op 25 augustus 2006 om 00.43 uur en later, terwijl [eiser] reeds op 24 augustus 2006 naar huis was teruggekeerd. Hij was derhalve gehouden direct melding aan Fortis te doen van de diefstal van de bankpas, derhalve op 24 augustus 2006. Indien hij zich aan dit (overigens redelijke) voorschrift had gehouden, moet aangenomen worden dat Fortis de bankpas tijdig voor 25 augustus 2006 te 00.43 uur zou hebben kunnen blokkeren, zodat er geen opnamen meer gedaan hadden kunnen worden.
[eiser] heeft aangevoerd dat hij er eerst na ontvangst van het bankafschrift van 1 september 2006 achter kwam dat de bankpas bij deze diefstal ontvreemd was, omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat de bankpas zich in de portemonnee van zijn echtgenote bevond. Desgevraagd heeft hij ter comparitie hiervoor als verklaring gegeven: “Er kwam namelijk zoveel op ons af. De politie stond steeds voor de deur”. Deze omstandigheid komt echter voor zijn risico. Het had voor de hand gelegen dat hij zich na ontdekking van de inbraak ervan had vergewist of het bankpasje (dat kennelijk ook wel in de kluis werd opgeborgen) zich wellicht in de kluis had bevonden. De vordering met betrekking tot de opnamen vanaf 25 augustus 2006 is derhalve niet toewijsbaar.
4.4. Ten slotte heeft Fortis zich erop beroepen dat haar beroep op art. 13 Algemene Voorwaarden, dat de juistheid van afschriften binnen 12 maanden dient te worden betwist, niet onredelijk bezwarend is.
Dit verweer faalt. Op zich heeft [eiser] de juistheid van de op het bankafschrift vermelde gegevens niet betwist; hij erkent immers dat op de op het afschrift genoemde tijdstippen de aldaar vermelde bedragen zijn opgenomen.
Voorts is van belang dat niet is gesteld en evenmin aannemelijk is dat Fortis door het tijdstip van indiening van de vordering in enig gerechtvaardigd (verdedigings)belang is geschaad. De vordering is ook overigens niet verjaard.
4.5. De vordering van [eiser] zal derhalve tot een bedrag van € 1.250, worden toegewezen, met wettelijke rente vanaf 31 januari 2008 tot de voldoening. Nu beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt Fortis om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen € 1.250,- met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2008 tot de voldoening;
compenseert de proceskosten aldus dat elk van partijen de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2008.