ECLI:NL:RBUTR:2008:BD9998

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
31 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/602535-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie en taakstraf opgelegd voor gevaarzetting en joyriding

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 8 juli 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan gevaarzetting, joyriding en het rijden zonder rijbewijs. De verdachte, geboren in 1992, werd beschuldigd van het opzettelijk in gevaar brengen van politieagenten tijdens een achtervolging op 24 februari 2008. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met hoge snelheid en slingerend over de snelwegen A10 en A2 reed, waarbij hij meerdere keren van rijstrook wisselde en politievoertuigen inhaalde. Dit leidde tot een aanrijding met een politieauto, maar de rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood of zwaar letsel van de agenten. De verdachte verklaarde dat hij in paniek was en niet helder kon denken, wat de rechtbank in haar overwegingen meenam.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet eerder met politie of justitie in aanraking was geweest en dat hij, gezien zijn leeftijd en beperkte verstandelijke vermogens, niet volledig bewust was van de risico's van zijn handelen. De rechtbank legde de verdachte een jeugddetentie op van 132 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uren. Daarnaast werd een geldboete van € 100,- opgelegd voor het rijden zonder rijbewijs. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de gevoelens van onveiligheid die de verdachte had veroorzaakt, maar hield rekening met zijn jonge leeftijd en de omstandigheden waaronder de feiten waren gepleegd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de kinderrechter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/602535-08
Datum uitspraak: 8 juli 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte 1],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres] aan de [woonplaats].
Raadsvrouwe: mr. M. Hoekzema.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
24 juni 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 24 februari 2008 te Amsterdam en/of Abcoude en/of Loenen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 4] en/of [aangever 5], (allen) hoofdagent van Politie Amsterdam Amstelland, van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen) als bestuurder van een voertuig (personenauto, met kenteken [kenteken]) één of meer, althans één voor hem rijdend(e) politievoertuig(en) niet links maar rechts heeft ingehaald en/of (vervolgens)
- met hoge snelheid (ongeveer 120 kilometer per uur) van rijstrook is gewisseld en/of gaan wisselen zonder het overige verkeer voor te laten gaan, immers reed hij van de door hem gevolgde rijstrook (opeens en/of plotsklaps) naar links, terwijl toen en daar een politievoertuig reed, waarvan die [aangever 2] en/of [aangever 5] inzittenden waren, welk voertuig moest uitwijken en/of (krachtig) afremmen teneinde een aanrijding met het voertuig van hem, verdachte, te voorkomen, en/of
- met hoge snelheid (ongeveer 120 kilometer per uur) van rijstrook is gewisseld en/of gaan wisselen zonder het overige verkeer voor te laten gaan, immers reed hij van de door hem gevolgde rijstrook (opeens en/of plotsklaps) naar links, terwijl toen en daar een politievoertuig reed, waarvan die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] inzittenden waren, tengevolge waarvan een aanrijding ontstond tussen het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en het links van hem rijdende politievoertuig, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair
hij, op of omstreeks 24 februari 2008 te Amsterdam en/of Abcoude en/of Loenen, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto, met kenteken [kenteken]), daarmee rijdende en/of heeft gereden op de weg(en), de Rijksweg A10 en/of Rijksweg A2,
- niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, maar met hoge snelheid (ongeveer 120 kilometer per uur) slingerend naar rechts en naar links (wisselend van rijstrook) is gereden, terwijl toen en daar andere voertuigen (onder andere politievoertuigen) reden, welke moesten uitwijken en/of (krachtig) afremmen teneinde een aanrijding met het voertuig van hem, verdachte, te voorkomen, en/of;
- (vervolgens) één of meerdere, althans één voor hem rijdend(e) (politie)voertuig(en) niet links maar rechts heeft ingehaald, en/of;
- (vervolgens) met hoge snelheid (ongeveer 120 kilometer per uur) van rijstrook is gewisseld en/of gaan wisselen zonder het overige verkeer voor te laten gaan, immers reed hij van de door hem gevolgde rijstrook (opeens en/of plotsklaps) naar links, terwijl toen en daar een ander (politie)voertuig reed, tengevolge waarvan een aanrijding ontstond tussen het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en het links van hem rijdende (politie)voertuig, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 24 februari 2008 te Amsterdam en/of Abcoude en/of Loenen, althans in Nederland, opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (personenauto, met kenteken [kenteken]), toebehorende aan [aangever 6] en/of [aangever 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg(en), de Rijksweg A10 en/of Rijksweg A2, in elk geval op een weg;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 24 februari 2008 te Amsterdam en/of Abcoude en/of Loenen, althans in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, met kenteken [kenteken]) heeft gereden op de weg(en), de Rijksweg A10 en/of Rijksweg A2, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Vrijspraak
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Dat de verdachte zijn gedraging, zoals ten laste is gelegd, willens en wetens heeft gericht op de dood van of letsel bij zijn slachtoffers is uit de processtukken, noch uit het verhandelde ter terechtzitting af te leiden. Daaruit valt evenmin af te leiden dat er sprake is geweest van voorwaardelijk opzet.
Van voorwaardelijk opzet is sprake als de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat andere verkeersdeelnemers door zijn gedrag het leven zouden verliezen of letsel op zouden lopen, in plaats van erop te rekenen dat een en ander wel goed zou aflopen. Een en ander dient te worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval.
Indien door een onervaren bestuurder slingerend wordt gereden en plotsklaps van rijbaan wordt gewisseld, terwijl die auto met aanzienlijke snelheid, rond de 120 km/u over een autosnelweg rijdt en rondom die auto andere weggebruikers rijden, bestaat de aanmerkelijke kans dat er een ongeval plaats heeft tengevolge waarvan de inzittenden van die auto en andere weggebruikers komen te overlijden, dan wel zwaar lichamelijk letsel oplopen.
Verdachte heeft evenwel verklaard dat hij is gaan slingeren van de linker- naar de rechterrijbaan om de politieauto die voor hem reed kwijt te raken. Zijn passagier [getuige 1] heeft dienaangaande verklaard dat verdachte bang was en niet helder kon denken en weg wilde komen. “Hij wilde dat er niets met de auto van zijn moeder gebeurde, hij wilde gewoon weg”.
Voorts kan op grond van de bewijsmiddelen in het dossier niet worden uitgesloten dat de verdachte, zoals hij zelf heeft verklaard, de politiebus die hij met de auto heeft geraakt, niet heeft gezien. De verdachte heeft dit voertuig immers geraakt op het moment dat deze zich met de voorzijde aan de linkerkant, ter hoogte van de achterdeur en -bumper, oftewel in de zogenaamde dode hoek van de auto van de verdachte, bevond.
Op grond van het voorgaande, de leeftijd van verdachte, de beperkte verstandelijke vermogens van verdachte en de panieksituatie waarin hij zich bevond, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden geconcludeerd dat verdachte zich bewust was van de risico’s van zijn handelen en dat hij de aanmerkelijke kans dat politieambtenaren zouden overlijden dan wel zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen heeft aanvaard.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het hem onder 1 primair ten laste gelegde feit.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze zoals hieronder is vermeld, namelijk dat:
1.
subsidiair
hij, op 24 februari 2008 te Amsterdam en/of Abcoude en/of Loenen, als bestuurder van een voertuig (personenauto, met kenteken [kenteken]), daarmee rijdende op de wegen de Rijksweg A10 en/of Rijksweg A2,
- niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, maar met hoge snelheid (ongeveer 120 kilometer per uur) slingerend naar rechts en naar links (wisselend van rijstrook) is gereden, terwijl toen en daar andere voertuigen (onder andere politievoertuigen) reden, welke moesten uitwijken en (krachtig) afremmen teneinde een aanrijding met het voertuig van hem, verdachte, te voorkomen, en;
- (vervolgens) één voor hem rijdend (politie)voertuig niet links maar rechts heeft ingehaald, en;
- (vervolgens) met hoge snelheid (ongeveer 120 kilometer per uur) van rijstrook is gewisseld zonder het overige verkeer voor te laten gaan, immers reed hij van de door hem gevolgde rijstrook opeens naar links, terwijl toen en daar een ander (politie)voertuig reed, tengevolge waarvan een aanrijding ontstond tussen het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en het links van hem rijdende (politie)voertuig, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd;
2.
hij op 24 februari 2008 te Amsterdam en/of Abcoude en/of Loenen, opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (personenauto, met kenteken [kenteken]), toebehorende aan [aangever 6] en [aangever 7], als bestuurder heeft gebruikt op de wegen de Rijksweg A10 en Rijksweg A2;
3.
hij op 24 februari 2008 te Amsterdam en/of Abcoude en/of Loenen als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, met kenteken [kenteken]) heeft gereden op de wegen de Rijksweg A10 en Rijksweg A2, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De rechtbank leidt de bewezenverklaring ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit af uit de processen-verbaal van de verschillende bij de achtervolging en aanhouding van de verdachte betrokken verbalisanten en de bekennende verklaring van de verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting.
De bewezenverklaring ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit is gegrond op het proces-verbaal van verhoor van [aangever 7], de vader van de verdachte , en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit wordt de bewezenverklaring gegrond op voornoemde processen-verbaal van de verbalisanten, de bekennende verklaring van de verdachte bij de rechter-commissaris en op de omstandigheid dat de verdachte, gelet op zijn leeftijd, niet over een rijbewijs kon beschikken.
Uit de verklaringen van de verdachte volgt dat de verdachte zich, terwijl hij op het punt stond om naar bed te gaan, door zijn vrienden heeft laten overhalen om de autosleutels van de auto van zijn ouders te pakken en vervolgens, zonder toestemming daartoe van zijn ouders en zonder rijbewijs, met die auto naar Alkmaar en Amsterdam te rijden. Op de oprit van de snelweg A10 S102 heeft de verdachte, omdat hij verkeerd was gereden, de auto achteruit gereden en gekeerd. Dat werd door twee verbalisanten op motorfietsen gezien, waarop zij met handgebaren en blauwe zwaailichten de verdachte tot stilstand hebben gemaand. De verdachte heeft verklaard dat hij besefte dat deze agenten hem wilden aanhouden en is weggereden om aan de politie te ontkomen. De verdachte wilde naar Utrecht rijden, omdat hij dacht minder problemen te krijgen als hij in zijn eigen provincie zou worden aangehouden.
Uit de processen-verbaal van de verschillende verbalisanten volgt dat de verdachte, ook toen meerdere politievoertuigen met zwaailichten om hem heen reden, heeft volhard in zijn weigering de auto aan de kant van de weg tot stilstand te brengen. Uit bedoelde processen-verbaal volgt voorts dat de verdachte slingerend en met een snelheid van ongeveer 120 km per uur over de A10 en de A2 heeft gereden, waarbij de verdachte steeds abrupt van rijstrook wisselde, terwijl er -naast de politievoertuigen- ook burgervoertuigen op de weg waren. De politievoertuigen die om de verdachte heen reden, moesten diverse malen uitwijken en krachtig afremmen om een aanrijding te voorkomen.
Voorts heeft de verdachte het politievoertuig van de verbalisanten [aangever 4] en [aangever 5] twee maal rechts ingehaald.
Ten slotte heeft de verdachte, toen het politiebusje met daarin de verbalisanten [aangever 1], [aangever 3] en [aangever 2] links naast de achterzijde van de auto van de verdachte reed, de auto opeens naar links gestuurd, waardoor hij met de auto de rechtervoorzijde van de politiebus raakte.
Aldus heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan zodanig gedrag dat gevaar op de weg werd veroorzaakt en het verkeer op de weg werd gehinderd.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
T.a.v. feit 1 subsidiair:
Overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994.
T.a.v. feit 2:
Overtreding van artikel 11 Wegenverkeerswet 1994.
T.a.v. feit 3:
Overtreding van artikel 107 lid 1 Wegenverkeerswet 1994.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 168 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, oplegging van de maatregel Hulp en Steun en als bijzondere voorwaarde drie maanden ITB-Criem (ingaande 1 september 2008), ook als dat inhoudt begeleiding door het Dok of een soortgelijke instelling.
Ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 100,-, subsidiair 2 dagen vervangende jeugddetentie.
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan -kort gezegd- gevaarzetting, joyriding en het rijden zonder rijbewijs.
Dat de verdachte de auto van zijn ouders zonder toestemming daartoe en zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs heeft bestuurd is op zichzelf al ernstig en gevaarlijk, maar de rechtbank rekent het de verdachte in het bijzonder aan dat hij, toen de motoragenten hem wilden aanhouden, ervoor heeft gekozen om weg te rijden en, toen meerdere politievoertuigen met zwaailichten om hem heen reden, heeft volhard in zijn weigering de auto aan de kant van de weg tot stilstand te brengen. Eerst nadat de verdachte als gevolg van zijn rijgedrag een voertuig van de politie had geraakt is de verdachte uiteindelijk aan de kant gezet.
De verdachte heeft met zijn rijgedrag ernstig gevaar op de weg veroorzaakt voor alle op dat moment aanwezige weggebruikers en gevoelens van angst en onveiligheid bij de verbalisanten en overige weggebruikers teweeggebracht. Bovendien heeft de verdachte schade aan zowel de auto van zijn ouders als het politievoertuig toegebracht.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
• de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 28 april 2008, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest;
• een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende de verdachte d.d. 29 mei 2008, opgemaakt door S. Hillebrand, raadsonderzoeker, inhoudende het advies om de verdachte een werkstraf en voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met als bijzondere voorwaarden de maatregel Hulp en Steun en deelname aan het ITB-Criemtraject, waaronder behandeling/training bij een passende instelling;
• een omtrent verdachte opgemaakt psychologisch rapport d.d. 3 juni 2008 van
J. Husmann, psycholoog, inhoudende als conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten -indien bewezen- niet lijdende was aan een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Wel acht de deskundige het van belang dat de verdachte ondersteund/gestimuleerd wordt in zijn sociale vaardigheden, frustratietolerantie en conflicthantering. De deskundige adviseert een (groeps-)training bij het OPL of de Waag, op te leggen als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke sanctie.
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare;
• een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte met het plan van aanpak ITB-Criem, van Bureau Jeugdzorg Utrecht, afdeling Jeugdreclassering, d.d. 19 juni 2008, opgemaakt door S. M’ghaouch, jeugdreclasseringswerker, inhoudende het advies om de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarde de maatregel Hulp en Steun waarvan drie maanden ITB-Criem, ook als dit inhoudt begeleiding door stichting OPL, de Waag of een soortgelijke instantie.
De rechtbank acht, alles afwegende, de volgende straffen passende en geboden:
• ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit: een taakstraf als na te melden;
• ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit: een deels voorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte in het kader van de maatregel Hulp en Steun zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens Bureau Jeugdzorg Utrecht, afdeling Jeugdreclassering, te geven aanwijzingen, zolang die instelling dat nodig acht, ook als dat inhoudt begeleiding door het Dok of een soortgelijke instelling, waarvan de verdachte gedurende drie maanden (ingaande per 1 september 2008) een ITB-Criemtraject zal volgen;
• ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit: na te melden geldboete.
Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan, omdat de verdachte vrijgesproken wordt van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 24, 77a, 77g, 77i, 77l, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 5, 11, 107, 176, 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit tot JEUGDDETENTIE voor de duur van 132 dagen.
Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 120 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
dat de veroordeelde in het kader van de maatregel Hulp en Steun zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens Bureau Jeugdzorg Utrecht, afdeling Jeugdreclassering, te geven aanwijzingen, zolang die instelling dat nodig acht, ook als dat inhoudt begeleiding door het Dok of een soortgelijke instelling,
waarvan de verdachte gedurende drie maanden (ingaande per 1 september 2008) een ITB-Criemtraject zal volgen,
met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit tot een TAAKSTRAF, bestaande deze straf uit een werkstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 30 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit tot betaling van een GELDBOETE van € 100,- (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 2 dagen.
Heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J.G. van Osta, kinderrechter, mrs. L.E. Verschoor en
R. Kool, bijgestaan door mr. A. Emmens als griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juli 2008.
Mr R. Kool is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.