Sector handels- en familierecht
zaaknummer/rolnummer: 235350/HA ZA 07-1542
Vonnis van 13 augustus 2008
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NPN DRUKKERS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Breda,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur: mr. M.C. Franken-Schoemaker,
[gedaagde]
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procureur: mr. J.M. van Noort.
Partijen zullen hierna NPN en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 november 2007;
- het proces-verbaal van comparitie van 12 maart 2008;
- de conclusie van repliek in reconventie;
- de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. NPN is een drukkerij. [gedaagde] geeft grafische adviezen en produceert grafische en aanverwante artikelen. Hij verricht zelf studiowerkzaamheden als zetwerk, opmaak en DTP en hij verricht logistieke werkzaamheden. Daarnaast houdt [gedaagde] zich bezig met het adviseren, begeleiden en het laten produceren van drukwerk. Deze laatste activiteiten zullen hierna worden aangeduid als: de drukwerkactiviteiten. In het kader van de drukwerkactiviteiten zoekt [gedaagde] op basis van technische uitvoeringen en prijs/kwaliteitverhouding de juiste producent (drukker) voor drukwerkzaamheden ten behoeve van zijn klanten.
2.2. NPN heeft in opdracht en voor rekening van [gedaagde] werkzaamheden verricht met bijlevering van de nodige materialen. NPN heeft uit hoofde daarvan een vordering op [gedaagde] van EUR 48.872,87 en na verrekening van twee facturen van [gedaagde] een bedrag van EUR 43.220,13.
2.3. Daarnaast is tussen partijen in 2006 overleg gevoerd over de overname van de drukwerkactiviteiten [gedaagde] door NPN. In dit kader heeft NPN [gedaagde] op 6 februari 2006 een brief gestuurd met een aanbieding, waarin onder meer is vermeld:
“Onderstaand tref je de hoofdpunten van onze aanbieding aan inzake ‘overdracht’ van het klantenpakket zoals eerder besproken:
22,5% provisie over netto omzet (zijnde een all-in vergoeding voor bemiddelingsdiensten) gedurende een periode van 5 jaar;
afrekening per kwartaal aan de hand van de gefactureerde en betaalde omzet (binnen één week, op basis van een door jou op te stellen factuur);
marge van alle opdrachten hebben een gemiddelde toegevoegde waarde van gemiddeld minimaal 50-55%;
alle opdrachten worden voorafgegaan door een open calculatie waarbij met wederzijds goedvinden een prijs wordt vastgesteld;
volledige betrokkenheid van jou bij alle opdrachten komende 5 jaar;
[naam] wordt geïntroduceerd bij alle klanten en nauwlettend betrokken bij alle opdrachten en vernieuwingen c.q. nieuwe activiteiten, mede om jou te ontlasten;
in het 5e jaar vindt overleg plaats over de aanverwante activiteiten (o.a. logistiek DTP/CTP en ICT);
alle aanverwante activiteiten (o.a. logistiek DTP/CTP en ICT) mogen geen afbreukrisico vormen voor de omzet zoals hiervoor vermeld.”
2.4. Op 9 mei 2006 heeft NPN [gedaagde] een aangepaste aanbieding gestuurd waarin onder meer is opgenomen:
“Onderstaand tref je de hoofdpunten van onze aangepaste aanbieding inzake ‘overdracht’ van het klantenpakket mede naar aanleiding van onze bespreking van vrijdag 5 mei jl.:
jaar 1 t/m 3: 22,5% provisie over netto omzet (zijnde een all-in vergoeding voor bemiddelingsdiensten) o.b.v.:
o voorschot van EUR 6.000 per maand en
o afrekening per kwartaal aan de hand van de gefactureerde en betaalde omzet (op basis van een door jou op te stellen factuur;
jaar 4 en 5: er geldt geen inspanningsverplichting meer jegens NPN drukkers en de vergoeding wordt dan teruggebracht naar 10% provisie over netto omzet (zijnde een all-in vergoeding voor bemiddelingsdiensten) en additioneel zal een provisie van 2,5% worden betaald aan het einde van jaar 4 en 5 indien de gerealiseerde omzet vrijwel en/of gelijk is aan de voorgaande 3 jaar;
marge van alle opdrachten hebben een gemiddelde toegevoegde waarde van gemiddeld minimaal 50-55%;
alle opdrachten worden voorafgegaan door een open calculatie waarbij met wederzijds goedvinden een prijs wordt vastgesteld;
volledige betrokkenheid en inspanningsverplichting van jou bij alle opdrachten in de eerste 3 jaar;
[naam] wordt geïntroduceerd bij alle klanten en nauwlettend betrokken bij alle opdrachten en vernieuwingen c.q. nieuwe activiteiten, mede om jou te ontlasten;
initiële investering van EUR 50.000 te betalen door NPN die in jaar 1 t/m 3 per kwartaal in gelijke bedragen wordt verrekend met de uit te betalen provisie, waarbij NPN eigenaar blijft van de objecten;
NPN wordt steeds nauw betrokken bij alle zaken m.b.t. investeringen in centrale database(s) voor jouw opdrachtgevers en wordt eigenaar van de database(s) na het 3e jaar uiteraard in nauw overleg met de wensen van de opdrachtgevers;
in het 5e jaar vindt overleg plaats over de aanverwante activiteiten (o.a. logistiek, DTP/CTP en ICT);
alle aanverwante activiteiten (o.a. logistiek DTP/CTP en ICT) mogen geen afbreukrisico vormen voor de omzet zoals hiervoor vermeld.”
2.5. Er is een conceptovereenkomst opgesteld waarin de hiervoor weergegeven afspraken zijn vermeld. Die overeenkomst is niet door partijen ondertekend.
2.6. Op 5 januari 2007 heeft NPN [gedaagde] onder meer geschreven:
“Door de gebeurtenissen van de laatste tijd en het feit dat u aan onze herhaaldelijke verzoeken geen gevolg wilt geven, rest ons niets anders dan u inzake de volgende punten in gebreke te stellen:
1. een bedrag van € 6.850,= dat u rechtstreeks hebt ontvangen van Heineken St. Maarten NV inzake een deel van onze facturen met nummers 62640 en 62641 (zie bijlage I);
2. een bedrag van € 4.807,60 dat u rechtstreeks hebt ontvangen van Oogmerk Marketing B.V. inzake onze facturen met nummers 63307 en 63309 (zie bijlage II);
3. openstaand saldo in ons voordeel zijnde een bedrag van € 16.433,65 (zie specificaties in bijlage III en IV);
4. duidelijkheid inzake uitgeleverde orders november en december 2006, evenals januari 2007 die, ondanks diverse verzoeken van onze zijde, nog steeds niet zijn gefactureerd (zie bijlage V).
De bedragen genoemd onder punt 1 en 2 (samen € 11.657,60) zien wij graag uiterlijk maandag 8 januari 2007 op onze bankrekening nummer 1258.80.626 ten name van NPN drukkers B.V.
Het bedrag genoemd onder punt 3 (zijnde € 16.433,65) zien wij graag uiterlijk dinsdag 9 januari 2007 op onze bankrekening nummer 1258.80.626 ten name van NPN drukkers B.V.
Voorts willen wij inzake punt 4 uiterlijk maandag 8 januari 2007 uitsluitsel wat en aan wie wij betreffende uitgeleverde orders kunnen factureren.”
2.7. [gedaagde] heeft daarop geantwoord bij e-mail van 7 januari 2007, waarin onder meer staat:
“In antwoord op Uw schrijven per fax d.d. 5 januari j.l. (genoemde bijlagen ontbraken, ook het aangetekend schrijven heb ik niet ontvangen) deel ik U het volgend mede:
U beschuldigd mij ervan betalingen te hebben ontvangen inzake Uw facturen en deze niet aan U verantwoord te cq. betaald te hebben. U eist een totaalbedrag van euro 11.657,60 op.
Het wel inkasseren en niet afdragen aan rechthebbenden is een vorm van heling. Daar beschuldigd U mij dus van. Dat kan toch echt niet.
Na kennisname van de feiten in dit schrijven, eis ik van U een rectificatie, anders blijf mij niets anders over mij in rechte te verweren, wegens valse beschuldigingen.
Bovendien sta ik U niet toe nog enig contact te hebben met mijn relaties en dan wel in de ruimste zin des woords. Dat U hieraan gevolg zal geven zal ik schriftelijk bevestigd willen zien.
Dit komt o.a. voort “door de gebeurtenissen van de laatste tijd” zoals achter mijn rug om met clienten bellen over zowel commerciele als financiele zaken.
Deze 2 facturen staan nog gewoon als onbetaald in de boekhouding van Oogmerk.
Desgevraagd aan de boekhouding waarom dit zo is, bleek ik opheldering bij de heer [x] te moeten vragen. Dit gebeurd a.s. maandagmiddag.
Hoe komt U er toch bij dat ik geld ontvangen zou hebben. Graag antwoord.
Pas als blijkt dat Oogmerk in het geheel niet wil betalen, blijf ik verantwoordelijk en indien dat niet door jullie komt wordt er door mij afgerekend.
Uiterlijk dinsdagmorgen is hier uitsluitsel over.
4. inzake nog te factureren posten november, december en januari het volgende: (…)
Bijlage B is een overzicht van de overige leveringen welke betgrekking hebben op Oogmerk en Optitrade
Het uitblijven van een de reactie hierop was het verzoek om te bepalen wat in 2006 of 2007 gefactureerd moet worden.
Ik heb daarin toegestemd om dat te regelen. Bij deze stand van zaken moeten alle facturen naar Buro Veenendaal.
Oogmerk/Optitrade accepteren uitsluitend facturen van degeen waar de opdrachten aan zijn verstrekt.”
2.8. NPN schreef daarop in een brief van 8 januari 2007:
“Allereerst willen wij opmerken dat wij al maandenlang achter u ‘aanlopen’ om e.e.a. duidelijk te krijgen. Wij refereren ook nog even aan de kwestie Kembo, waar na zeer veel geduld van onze zijde, uiteindelijk bleek dat klant Kembo uit het verleden nog iets met u ter verrekenen had. Daarop hebben wij, met het oog op het aangaan van een langdurige relatie, besloten de factuur aan Kembo te crediteren en vervolgens aan u te factureren. Deze factuur zouden we dan verrekenen met (toekomstige) maandelijkse feenota’s van uw zijde.
Dan komen we gelijk op het volgende punt dat wij met u de afspraak hebben gemaakt dat wij de door ons geleverde producten c.q. diensten, rechtsreeks aan de klant zouden factureren. Wij hebben daarvoor ook op die klanten, na overleg met u, een kredietlimiet aangevraagd. Dat houdt in dat wij een vordering op de klant hebben. Voorbeelden zijn de onder punten 1 en 2 genoemde bedragen in onze brief van 5 januari jl. Wij hebben dan ook het recht om dien aangaande de klant te contracteren en te vragen wanneer betaling van onze facturen zal volgen. Dat hebben wij ook gedaan richting Heineken en Oogmerk.
Dat we uiterlijk dinsdag morgen uitsluitsel krijgen stuit ons tegen de borst aangezien u dat al twee maanden tegen ons roept. Nadat wij contact hebben gehad met de klant inzake de drie openstaande posten (bijlage II van brief 5 januari jl.) kregen wij te horen dat twee facturen aan u zijn betaald.
Tevens heeft de klant aangegeven van u al facturen te hebben gehad voor leveringen van november en december 2006, die ook al aan u zijn betaald op respt. 15 en 23 december 2006 (zie bijlage I). Terwijl u tegen ons blijft volhouden dat u dit noch dient af te stemmen met de klant, blijkt dat dit door u dus al aan de klant is gefactureerd (en betaald !).
Dit in tegenstelling tot de tussen ons gemaakte afspraak dat WIJ de klant zouden factureren (nadat we met u overeenstemming hebben bereikt over de prijs). Vandaar ook de aangevraagde kredietlimieten op de klanten. Van deze wijziging hebt u ons nooit ingelicht.”
2.9. [gedaagde] antwoordde daarop bij e-mail van 10 januari 2007:
“2. oogmerk gaat de facturen van oktober betalen. Als toevoeging hierop deel ik in antwoord op Uw kritiek mede, dat ik van de problemen pas op de hoogte was op 5 januari j.l.
Enige vertraging kan de factuur van de place-mats zijn.
Ordersnummer 541680/541674 en 506361/506360/506396 zijn ProEye en Optiviewzaken
Deze liepen al vanf juli met veel grote problemen en kosten. Het overdrukken en andere drukwerken heb ik lang niet altijd compleet kunnen doorberekenen. Ik heb mede daarom over november aan jullie gevraagd aan mij de factureren, maar dat is afgewezen. Restant november en december heb ik jullie steeds geinformeerd dat client nog wilde beslissen over facturatie 2006-2007. Cliënt heeft dit inmiddels aan jullie bevestigd.
Na het verzoek van de client om voor 2007 te kiezen heb ik dat onmiddellijk gedaan.
Gezien de omstandigheden en de afspraken met client door gbv.
U moet stoppen met vast te stellen of te suggereren dat er niet door mij te goeder trouw is gehandeld.
Er is meer dan wat erop papier gezet kan worden, en het heeft al helemaal geen zin om elkaar met verwijten te blijven bestoken.
Ik zou het beter vinden om binnen enkele dagen om de tafel te gaan en als volwassen mensen e.e.a. in het juiste perspectief te bespreken.
Discussie is niet of de bedragen goed zijn, het gaar dat op een goede manier met U afgerekend kan worden.
Daarna kunnen we oftewel op een goede manier uit elkaar gaan of toch nog enig perspectief vinden.”
2.10. NPN heeft daarop bij e-mail van 16 januari 2007 geschreven:
“Langs deze weg attenderen wij u er nogmaals op dat we wachten op uw betaling van EUR 16.433,65 (zie ook onze brief/fax van 5 januari jl. punt 3).
Het betreft de openstaande facturen van NPN drukkers aan GBV, verminderd met uw nota’s van september en oktober 2006.
Wij willen graag ‘on speaking terms’ blijven, echter dient eerst bovenstaand bedrag te worden betaald!
Morgen zullen wij de openstaande orders van november en december 2006, evenals januari 2007 aan u factureren.
Daarna kunt u uw feenota over deze maanden aan ons sturen.
Alsdan zien wij het saldo van deze mutaties graag betaald per 31 januari 2007.
Ondanks uw fax van 5 januari jl. en toezegging van Heineken is het openstaande bedrag van EUR 18.075 nog steeds niet door ons ontvangen.
Indien u niet het genoemde bedrag van € 16.433,65 aan ons betaald zijn ij genoodzaakt verdere stappen te ondernemen, waarbij kosten en rente voor uw rekening zullen zijn. Daartoe geven wij u de gelegenheid tot uiterlijk vrijdag 19 januari as. om dit bedrag te betalen!”
3. Het geschil
in conventie
3.1. NPN vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van EUR 47.549,15, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. NPN legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij in opdracht en voor rekening van [gedaagde] werkzaamheden heeft en uit hoofde daarvan een vordering op [gedaagde] heeft van EUR 48.872,87. Na verrekening van twee facturen van [gedaagde] resteert daarvan een bedrag van EUR 43.220,13, welk bedrag NPN van [gedaagde] vordert.
Over dit bedrag vordert NPN de wettelijke handelsrente, die zij tot 20 juli 2007 heeft berekend op EUR 2.383,39.
NPN vordert voorts buitengerechtelijke incassokosten. Hoewel in artikel 7 lid 5 van de toepasselijke algemene voorwaarden is bepaald dat [gedaagde] 15% van de hoofdsom aan buitengerechtelijke incassokosten dient te betalen, vordert NPN slechts de werkelijk gemaakte advocaatkosten van EUR 1.945,63.
3.3. [gedaagde] betwist de door NPN gevorderde hoofdsom niet. Hij betwist evenmin dat de algemene voorwaarden waarop NPN zich beroept van toepassing zijn. Wel betwist [gedaagde] dat hij de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is. Hij erkent dat NPN meer buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt dan nodig is voor het opstellen van een enkele standaard sommatiebrief, maar stelt dat er niet zoveel is gebeurd dat het gevorderde bedrag kan worden toegewezen.
Voorts stelt [gedaagde] dat zijn reconventionele vordering op NPN hoger is dan het bedrag dat NPN van hem vordert. [gedaagde] beroept zich op verrekening met het door hem gevorderde bedrag. Volgens [gedaagde] hoeft hij daarom per saldo geen bedrag meer te betalen aan NPN.
in reconventie
3.4. [gedaagde] vordert, zakelijk weergegeven:
Primair:
a. te bepalen dat de onderhandelingen van partijen in een dusdanig stadium waren dat NPN deze niet mocht afbreken (fase 3) zodat NPN verwijtbaar tekortgeschoten is, dan wel onrechtmatig gehandeld heeft jegens [gedaagde] en NPN te veroordelen de door [gedaagde] als gevolg daarvan geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vergoeden;
b. het beslag op het woonhuis van [gedaagde] op te heffen;
Subsidiair:
NPN te veroordelen hem een bedrag te betalen van EUR 90.000,00 (zijnde 22,5% provisie over twee keer EUR 200.000,00), een bedrag van EUR 2.232,00 aan accountantskosten en een bedrag van EUR 5.816,49 aan notariskosten, ter vermeerderen met wettelijke rente;
Primair en subsidiair:
NPN te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.5. [gedaagde] stelt ter onderbouwing van zijn reconventionele vorderingen dat de onderhandelingen tussen partijen over de overname door NPN van de drukwerkactiviteiten van [gedaagde] in een dermate vergevorderd stadium verkeerden dat [gedaagde] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat partijen een overeenkomst zouden sluiten. Alles was tussen partijen besproken, de contracten lagen klaar, de accountants hadden toestemming gegeven, NPN had zich alle vertrouwelijke bedrijfsinformatie van [gedaagde] eigen gemaakt, er was al opdracht gegeven voor het oprichten van drie B.V.’s en er werd in de praktijk al gehandeld als ware er een contract. Door in dat stadium de onderhandelingen af te breken heeft NPN volgens [gedaagde] onrechtmatig jegens hem gehandeld.
3.6. NPN betwist dat de onderhandelingen al in een dermate vergevorderd stadium verkeerden dat zij zich niet meer kon terugtrekken. Volgens haar voerde [gedaagde] niet alleen gesprekken met NPN maar ook met andere potentiële overnamekandidaten. Voorts stelt zij dat tussen partijen nog geen overeenstemming bestond over de voorwaarden waaronder een mogelijke overname zou plaatsvinden.
3.7. Daarnaast stelt NPN dat partijen hadden afgesproken dat [gedaagde] per september 2006 daadwerkelijk drukwerk zou onderbrengen bij NPN. Het betrof hier een testfase voor partijen om over en weer te bezien of hun kwaliteit en service goed zouden zijn en of er een “fit” was tussen partijen. In dit kader hadden NPN en [gedaagde] afgesproken dat door NPN geproduceerd drukwerk direct aan de klant (en dus niet aan [gedaagde]) in rekening zou worden gebracht, omdat er slechts dan dekking was onder de kredietverzekering. Nadat de rekening was betaald, betaalde NPN [gedaagde] een fee van 10%.
3.8. In het najaar van 2006 heeft NPN diverse werkzaamheden verricht voor de klant Oogmerk. NPN wilde de rekeningen aan Oogmerk versturen, maar ondanks diverse verzoeken van NPN vroeg [gedaagde] haar steeds om hiermee te wachten. Achteraf is NPN gebleken dat [gedaagde] in die periode zelf facturen heeft gestuurd aan Oogmerk, en dat Oogmerk [gedaagde] in het najaar van 2006 en de eerste maanden van 2007 een bedrag van EUR 21.140,00 heeft betaald dat NPN toekwam. NPN stelt dat [gedaagde] de afspraken tussen partijen in ernstige mate heeft geschonden, waardoor zij ieder vertrouwen in [gedaagde] verloor.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Gezien het feit dat de door NPN gevorderde hoofdsom en de daarover gevorderde wettelijke handelsrente niet door [gedaagde] zijn betwist, komen deze in beginsel voor toewijzing in aanmerking. De rechtbank zal evenwel de wettelijke handelsrente toewijzen over de hoofdsom vanaf de vervaldata van de door NPN aan [gedaagde] gestuurde facturen. Toewijzing van de rente zoals gevorderd zou immers betekenen dat rente over rente wordt gevorderd zonder dat steeds (opnieuw) een periode van een jaar is verstreken vanaf het moment dat de gevorderde hoofdsommen opeisbaar werden.
4.2. Ook de door NPN gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten kan in beginsel worden toegewezen. [gedaagde] heeft de verschuldigdheid daarvan op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden niet betwist en heeft bovendien erkend dat NPN buitengerechtelijke incassokosten gemaakt heeft. Daar komt bij dat NPN de buitengerechtelijke incassokosten reeds uit eigen beweging heeft gematigd en er geen termen aanwezig zijn om de gevorderde vergoeding nog verder te matigen.
4.3. De vorderingen van NPN kunnen gezien het voorgaande, met inachtneming van het onder ?4.1 overwogene, worden toegewezen, tenzij in reconventie blijkt dat [gedaagde] een vordering heeft op NPN die met de vordering van NPN verrekend kan worden.
in reconventie
4.4. Tussen partijen is niet in geschil dat tussen hen nog geen overeenkomst was gesloten, maar dat zij zich nog in een onderhandelingstraject bevonden. Voorts staat vast dat partijen in de tweede helft van 2006 zaken met elkaar zijn gaan doen, in die zin dat [gedaagde] drukwerk voor zijn klanten liet verzorgen door NPN en dat partijen in dat kader met elkaar hadden afgesproken dat NPN haar facturen rechtstreeks zou toesturen aan de desbetreffende klanten.
4.5. Uit de onder ?2.6 tot en met ?2.9 geciteerde correspondentie volgt dat in dat kader tussen partijen discussie is ontstaan over de in de brief van 5 januari 2007 genoemde vier punten. Twee van die punten betroffen het verwijt van NPN dat [gedaagde] bedragen had ontvangen die volgens de afspraken tussen NPN en [gedaagde] aan NPN hadden moeten worden betaald.
Uit niets blijkt dat [gedaagde] er op dat moment vanuit ging dat de onderhandelingen tussen partijen al waren afgerond en er in elk geval een overname tot stand zou komen. In geen van de door hem geschreven brieven beroept hij zich er op dat de overname al zo goed als rond zou zijn. Eerder volgt het tegendeel zelfs uit zijn e-mail van 10 januari 2007, die hij afsluit met de opmerking dat partijen na een correcte afrekening ofwel “op een goede manier uit elkaar gaan of toch nog enig perspectief vinden”.
4.6. Daarnaast blijkt uit de onder ?2.6 tot en met ?2.9 geciteerde correspondentie dat het partijen duidelijk was dat de gerezen problemen er aan in de weg stonden dat partijen verder spraken over de overname van de drukwerkactiviteiten, voordat die problemen waren opgelost. In de correspondentie wordt immers uitsluitend over de ontstane discussiepunten gesproken, terwijl de toon van de brieven niet wijst op een voorspoedige samenwerking of overname. Nu een (volledige) oplossing voor de discussiepunten is uitgebleven kon [gedaagde] er naar het oordeel van de rechtbank niet van uitgaan dat partijen desondanks zouden dooronderhandelen over de overname.
Hieraan doet niet af dat NPN in haar brieven van 6 februari 2006 en 9 mei 2006 reeds aanbiedingen aan [gedaagde] had geformuleerd. Ondanks dat feit was tussen partijen immers nog steeds geen definitieve overeenstemming tot stand gekomen, terwijl inmiddels bijna acht maanden verstreken waren. Bovendien waren in de tussentijd de discussiepunten tussen partijen ontstaan.
4.7. Tenslotte is de rechtbank van oordeel dat NPN zelfs niet gehouden was de onderhandelingen met [gedaagde] voort te zetten, als [gedaagde]’s stelling juist zou zijn dat de onderhandelingen al in een zo vergevorderd stadium verkeerden dat hij er mocht vertrouwen dat partijen een overeenkomst zouden sluiten.
Naar [gedaagde] ter comparitie heeft erkend, heeft hij immers – ondanks de tussen partijen gemaakte afspraak dat NPN de klanten van [gedaagde] rechtstreeks zou factureren – in december 2006 zelf bedragen aan Oogmerk gefactureerd en geïnd. Zodoende is [gedaagde] tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen jegens NPN. Naar [gedaagde] voorts niet heeft betwist, heeft NPN hem in het najaar van 2006 diverse malen gevraagd of zij de facturen aan Oogmerk kon versturen en heeft [gedaagde] daarop steeds geantwoord dat Oogmerk de facturen nog niet wilde ontvangen omdat zij nog niet had besloten op welk budget of in welk boekjaar de kosten verantwoord moesten worden. Nu vaststaat dat [gedaagde] desondanks in 2006 zelf facturen voor de desbetreffende werkzaamheden van NPN aan Oogmerk stuurde en Oogmerk daarop reeds in december 2006 betalingen aan [gedaagde] verrichtte, moet worden geconcludeerd dat [gedaagde] NPN bewust onjuist heeft geïnformeerd. [gedaagde] heeft bovendien in zijn e-mail van 7 januari 2007 in strijd met de waarheid geschreven dat hij geen betaling van Oogmerk had ontvangen. Zodoende heeft hij het vertrouwen van NPN geschonden. De rechtbank acht deze handelwijze van [gedaagde] dermate ernstig dat [gedaagde] niet meer van NPN mocht verwachten dat zij nog verder met [gedaagde] onderhandelde over de mogelijke overname van de drukwerkactiviteiten. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat NPN niet onrechtmatig jegens [gedaagde] heeft gehandeld door de onderhandelingen niet voort te zetten, noch heeft zij hierdoor een op grond van de redelijkheid en billijkheid op haar rustende verplichting geschonden.
4.8. Aan het vorenstaande doet niet af dat [gedaagde] heeft gesteld dat hij wel vaker facturen naar klanten stuurde en dat NPN hiervan op de hoogte was. Voor zover die stelling al juist is, betekent het feit dat [gedaagde] zelf facturen stuurde aan klanten immers nog niet dat [gedaagde] het recht had NPN onjuist te informeren.
4.9. Gezien het hiervoor overwogene zal de rechtbank de reconventionele vorderingen van [gedaagde] afwijzen. De vorderingen in conventie zullen derhalve worden toegewezen.
4.10. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van NPN worden in conventie begroot op:
- dagvaarding EUR 70,85
- vast recht 1.050,00
- salaris procureur 1.788,00 (2,0 punten × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 2.908,85
De kosten aan de zijde van NPN worden in reconventie begroot op:
- salaris procureur EUR 1.356,00 (3,0 punten × factor 1,0 × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.356,00
4.11. NPN vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering zal als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen, omdat NPN heeft verzuimd de beslagstukken in het geding te brengen.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan NPN te betalen een bedrag van EUR 43.220,13 (drieënveertig duizendtweehonderdtwintig euro en dertien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119a BW over het toegewezen bedrag telkens vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop [gedaagde] de factuur heeft ontvangen, tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van NPN tot op heden begroot op EUR 2.908,85,
5.3. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5. wijst de vorderingen af,
5.6. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van NPN tot op heden begroot op EUR 1.356,00,
5.7. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2008.