RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummers: 16/600310-08, 16/300885-04 (tul), 16/501096-05 (tul).
Datum uitspraak: 1 juli 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren 1982 te [geboorteplaats],
wonende [adres], [Woonplaats].
Raadsvrouwe: mr. C.H. Dijkstra
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juni 2008.
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 15 maart 2008 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, aan [aangever1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (afdrijving van een vrucht van die [aangever1]), heeft toegebracht, door opzettelijk en met kracht (terwijl die [aangever1] op de grond lag) meermalen in/ tegen de buik van die [aangever1] te schoppen/ trappen, terwijl die [aangever1] zwanger was;
Subsidiair
hij op of omstreeks 15 maart 2008 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [aangever1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, die [aangever1]
- bij de haren heeft gepakt en/of
- bij de armen heeft gepakt en/of (vervolgens) aan de armen heeft getrokken en/of
- in een wurggreep heeft genomen en/of
- (terwijl die [aangever1] op de grond lag) meermalen in/tegen de buik van die [aangever1] heeft geschopt/getrapt (met geschoeide voet), terwijl die [aangever1] zwanger was
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 15 maart 2008 te Utrecht opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [aangever1],
- bij de haren heeft gepakt en/of
- bij de armen heeft gepakt en/of (vervolgens) aan de armen heeft getrokken en/of
- in een wurggreep heeft genomen en/of
- (terwijl die [aangever1] op de grond lag) meermalen in / tegen de buik van die [aangever1] heeft geschopt / getrapt, terwijl die [aangever1] zwanger was, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Het bewijs en de beoordeling daarvan
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het meer subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Voor een bewezenverklaring van het primair en subsidiair ten laste gelegde ontbreekt in de opvatting van de officier van justitie het wettig en overtuigend bewijs.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft zich op het standpunt gesteld dat haar cliënt dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Zij voert daarvoor onder meer aan dat er geen bewijs is voor de zwangerschap van [aangever1].
Wat betreft het meer subsidiair ten laste gelegde stelt de raadsvrouwe zich op het standpunt dat dit in grote lijnen bewezen kan worden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte primair is ten laste gelegd, nu er geen bewijs is voor de (eventuele) zwangerschap van [aangever1] en voor de mogelijk op de handelingen van verdachte gevolgde miskraam. De verdachte moet daarom van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt. Volgens vaste jurisprudentie is voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg - zoals hier het zwaar lichamelijk letsel van [aangever1] - zal intreden. Niet alleen is vereist dat wordt vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). De beantwoording van de vraag of de gedraging een aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het niet anders kan dan dat verdachte de kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De verdachte heeft bij de politie , de rechter-commissaris en ter terechtzitting de feitelijke mishandeling bekend. De verklaring van verdachte komt grotendeels overeen met de verklaring van [aangever1]. Hoewel de verdachte ontkent dat hij [aangever1] aan de haren heeft getrokken, heeft de rechtbank onvoldoende reden om te twijfelen aan de verklaring van [aangever1] dat dit wel heeft plaatsgevonden. De verdachte heeft met betrekking tot het schoppen ter terechtzitting verklaard dat hij [aangever1], terwijl zij op de grond lag, vol in haar buik heeft geschopt. Bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat de schop in de buik van [aangever1] heel heftig was. Vast staat dat [aangever1] op 16 maart 2008 bloedverlies heeft gehad. [aangever1] verklaart dat zij als gevolg van de schop heel erge pijn in haar buik voelde waarvan zij de volgende dag nog steeds last heeft.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte, door vol in de buik van [aangever1] te schoppen terwijl zij op de grond lag, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [aangever1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 15 maart 2008 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, te weten [aangever1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, die [aangever1]
- bij de haren heeft gepakt en
- bij de armen heeft gepakt en (vervolgens) aan de armen heeft getrokken en
- in een wurggreep heeft genomen en
- (terwijl die [aangever1] op de grond lag) in/tegen de buik van die [aangever1] heeft geschopt/getrapt
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Poging tot zware mishandeling.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte voor het primair en subsidiair ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken en ter zake van meer subsidiaire ten laste gelegde feit onder meer wordt veroordeeld tot -kort gezegd-: een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en 73 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank overweegt dat de situatie tussen verdachte en [aangever1] op 15 maart 2008 volledig is geëscaleerd. Beide partijen hebben daarin een rol gespeeld. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij bij deze escalatie in de thuissituatie veel en vergaand geweld heeft gebruikt. De rechtbank houdt er echter ook rekening mee dat [aangever1] als eerste is begonnen met geweldshandelingen en dat verdachte door [aangever1] is gestoken met een mes.
De rechtbank houdt er voorts rekening mee dat uit de informatie van de politie en van de reclassering blijkt dat de verdachte en [aangever1] elkaar ook na dit incident blijven opzoeken.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 17 maart 2008, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor poging tot zware mishandeling en aantasting persoonlijke integriteit.
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van de Reclassering Nederland d.d. 23 mei 2008, opgemaakt door de heer R. Jacobs, reclasseringswerker;
- een omtrent verdachte opgemaakt psychologisch onderzoek d.d. 16 mei van drs. B.A.W. Mol, inhoudende als conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit - indien bewezen - lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, zodat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank acht, alles afwegende, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Tevens is een voorwaardelijke gevangenisstraf geboden waarbij voor wat de bijzondere voorwaarde betreft een proeftijd van 3 jaar van toepassing is. De reden voor de bijzondere voorwaarde en de daarbij behorende proeftijd van drie jaren is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank baseert zich hierbij op de historie tussen verdachte en [aangever1] zoals die blijkt uit het op ambtsbelofte opgemaakt proces verbaal van onderzoek d.d. 18 maart 2008 met nummer 08-004340, blz. 3-8 van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0915/08-004340 en de justitiële documentatie d.d. 17 maart 2008.
De officier van justitie heeft onder meer als bijzondere voorwaarde gevorderd dat de verdachte zich houdt aan het toezicht van de reclassering, ook als dat inhoudt medicamenteuze behandeling, zolang behandelaars dat wenselijk achten.
Hoewel de verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven bereid te zijn om medicatie in te nemen, is de rechtbank van mening dat gedwongen medicatie in dit geval niet op zijn plaats is.
De vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordelingen
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 21 april 2005 met parketnummer 16/300855-04 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 2 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Blijkens een kennisgeving als bedoeld in artikel 366a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is de proeftijd ingegaan op 6 mei 2005.
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 11 oktober 2006 met parketnummer 16/501096-05, is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 2 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Blijkens een kennisgeving als bedoeld in artikel 366a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is de proeftijd ingegaan op 26 oktober 2006.
De officier van justitie vordert thans dat de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraffen wordt gelast en omzetting naar twee werkstraffen, elk voor de duur 120 uur, te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Nu de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, te weten het hiervoor bewezen verklaarde feit, heeft de veroordeelde voornoemde voorwaarde overtreden.
De rechtbank zal, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf te geven, een werkstraf gelasten.
De rechtbank heeft acht geslagen op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 45, 63, 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 8 (ACHT) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (ZES) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde de bijzondere voorwaarde niet naleeft:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd van drie jaren gedraagt naar de door of namens Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, ook als dit inhoudt ambulante behandeling door een forensische kliniek; ook indien dit inhoudt behandeling door De Waag,
met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van parketnummer 16/300855-04:
Gelast, in plaats van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden opgelegd bij voornoemd vonnis d.d. 21 april 2005, een taakstraf, bestaande deze straf uit:
een werkstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Ten aanzien van parketnummer 16/501096-05 :
Gelast, in plaats van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden opgelegd bij voornoemd vonnis d.d. 11 oktober 2006, een taakstraf, bestaande deze straf uit:
een werkstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.K.J. van den Boom, W. Foppen en C.E.M. Nootenboom - Lock, bijgestaan door mr. L.G.A. Linssen als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 juli 2008.
Mrs. J.K.J. van den Boom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.