ECLI:NL:RBUTR:2008:BD7262

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
10 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/602550-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodsbedreiging en openlijk geweld tijdens vechtpartij op straat

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 10 juli 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een vechtpartij op straat. De verdachte heeft op 14 maart 2008 te Veenendaal, samen met anderen, openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer B]. Dit geweld bestond uit duwen, schoppen en slaan, waarbij [slachtoffer B] op de grond lag en niet meer in staat was om zich te verdedigen. Tijdens deze vechtpartij heeft de verdachte ook [slachtoffer A], een vriend van [slachtoffer B], met een mes bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer A] dreigend heeft toegesproken met de woorden: "Je moet van hem afblijven. Ik snij je helemaal open. Ik snij je keel door." De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen, waarbij rekening is gehouden met zijn leeftijd en eerdere contacten met justitie. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, wettig en overtuigend schuldig is aan de bedreiging en het openlijk geweld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een derde ten laste gelegd feit, namelijk de poging tot diefstal van een auto, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij hierbij betrokken was. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank ook heeft gekeken naar rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming en andere relevante documenten.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/602550-08
Datum uitspraak: 10 juli 2008 (bij vervroeging)
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats]
thans verblijvende te Rijksinrichting De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist.
Raadsman: mr. H.W.M. van den Heiligenberg, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 juli 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 maart 2008 te Veenendaal, althans in het arrondissement Utrecht, [slachtoffer A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend aan die [slachtoffer A] een mes, althans een (scherp) steekvoorwerp getoond en/of (vervolgens) dat mes, althans dat (scherpe) steekvoorwerp onder de keel van die [slachtoffer A] gehouden en / of (daarbij) voornoemde [slachtoffer A] dreigend de woorden toegevoegd : "Je moet van hem afblijven. Ik snij je helemaal open. Ik snij je keel door", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 14 maart 2008 te Veenendaal, althans in het arrondissement Utrecht, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Duivenwal, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer B], welk geweld bestond uit het
- duwen tegen die [slachtoffer B] en/of
- pakken bij de keel van die [slachtoffer B] en/of
- van achteren trappen / schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer B] en/of
- slaan / stompen tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer B] en/of
- laten struikelen, althans het tackelen van die [slachtoffer B] en/of
- slaan / stompen en/of trappen / schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer B], terwijl die [slachtoffer B] op de grond lag;
3.
Primair
hij op of omstreeks 23 maart 2008 te Veenendaal, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een personenauto (merk Toyota, type Corolla, kenteken [kenteken]) weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar auto], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde auto te verschaffen en / of die / dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn / hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) de/een ruit(en) van de/een voorportier(en) vernield/verbroken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 23 maart 2008 te Veenendaal, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk de/een ruit(en) van de voorportier(en) van een personenauto (merk Toyota, type Corolla, kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar auto], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk voornoemde ruit(en) in te slaan / te schoppen.
De in dit vonnis voorkomende vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de paginanummering van het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, met bijlagen, genummerd PL 0950/08-004825 en PL 0950/08-004825A, B, en C, tenzij anders vermeld.
Vrijspraak
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 3 ten laste is gelegd.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte bij de diefstal uit, dan wel de vernieling van de auto van
[eigenaar auto] betrokken is geweest. De verdachte droeg, overeenkomstig het door een getuige opgegeven signalement van de dader, een lichte broek en een zwarte jas, bevond zich in de omgeving van een wegrennende groep jongeren , zweette erg bij zijn aanhouding en had glassplinters onder zijn schoenen . Een en ander sluit evenwel niet uit dat de verdachte, zoals hij heeft aangevoerd, die avond naar de sporthal is gegaan om te voetballen en , toen die sporthal dicht bleek te zijn, in de omgeving heeft rondgelopen, zonder betrokken te zijn geweest bij de ten laste gelegde diefstal dan wel vernieling.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze zoals hieronder is vermeld, namelijk dat
1.
hij op 14 maart 2008 te Veenendaal [slachtoffer A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend aan die [slachtoffer A] een mes getoond en dat mes onder de keel van die [slachtoffer A] gehouden en daarbij voornoemde [slachtoffer A] dreigend de woorden toegevoegd : "Je moet van hem afblijven. Ik snij je helemaal open. Ik snij je keel door", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op 14 maart 2008 te Veenendaal met anderen, op de openbare weg, te weten de Duivenwal, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer B], welk geweld bestond uit het
- duwen tegen die [slachtoffer B] en
- pakken bij de keel van die [slachtoffer B] en
- van achteren trappen / schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer B] en
- slaan / stompen tegen het hoofd en tegen het lichaam van die [slachtoffer B] en
- het tackelen van die [slachtoffer B] en
- slaan / stompen en trappen / schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer B], terwijl die [slachtoffer B] op de grond lag.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Overwegingen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit:
Uit zowel de aangifte van [slachtoffer B], als de verklaringen van de getuigen, volgt dat [slachtoffer B] op 14 maart 2008 met zijn vrienden, aangever [slachtoffer A] en de getuigen [getuige I], [getuige II] en [getuige III], op het parkeerterrein naast Theater Lampegiet te Veenendaal was, toen daar een vechtpartij met drie andere jongens ontstond. [slachtoffer B] noemt deze jongens [betrokkene K], [betrokkene J] en [verdachte].
[slachtoffer B] heeft verklaard dat [betrokkene K] steeds opmerkingen over zijn oorbellen maakte. [betrokkene K] duwde met zijn vlakke handen tegen de schouders van [slachtoffer B], waarop [slachtoffer B] hem weg heeft geduwd. Vervolgens pakte [betrokkene K] [slachtoffer B] met één hand bij de keel en ontstond er duw- en trekwerk tussen [betrokkene K] en [slachtoffer B]. [betrokkene K] haalde uit met zijn gebalde vuist en sloeg tegen de rechterzijkant van het hoofd van [slachtoffer B], hetgeen hem heel veel pijn deed. [verdachte] en [betrokkene J] kwamen in de richting van [betrokkene K] en [slachtoffer B] lopen. [slachtoffer B] werd getackeld, waardoor hij ten val kwam. Vervolgens werd [slachtoffer B] geslagen en getrapt en verloor hij het bewustzijn.
Ook toen [slachtoffer B] als gevolg van de klappen en trappen op de grond viel, voelde hij dat [betrokkene K], [betrokkene J] en [verdachte] door gingen met slaan en trappen, aldus [slachtoffer B].
Deze verklaring van [slachtoffer B] wordt ondersteund door de verklaringen van [slachtoffer A], [getuige I], [getuige III] en [getuige II].
[slachtoffer A] heeft verklaard dat [betrokkene K] [slachtoffer B] met een tot vuist gebalde hand een slag tegen de rechterkant van zijn hoofd gaf waarop zij begonnen te vechten. [betrokkene J] en [verdachte] begonnen mee te doen. [getuige I] heeft verklaard dat [betrokkene K] met zijn platte handen tegen de borst van [slachtoffer B] duwde en dat [slachtoffer B] terug duwde. [betrokkene K] sloeg met gebalde vuist tegen de borst van [slachtoffer B] en tegen de rechterkant van zijn hoofd, waarop [slachtoffer B] viel.
[getuige III] heeft verklaard dat er wat geduwd en getrokken werd aan [slachtoffer B] door [betrokkene K] en dat [betrokkene K] [slachtoffer B] bij zijn nek pakte. [slachtoffer B] liep weg, waarop [betrokkene K], [betrokkene J] en [verdachte] achter [slachtoffer B] aangingen. [betrokkene K] tackelde [slachtoffer B], waardoor hij viel en op zijn buik terecht kwam. [betrokkene K] en [betrokkene J] doken bovenop [slachtoffer B] en begonnen [slachtoffer B] met gebalde vuisten te slaan op zijn gezicht. [verdachte] schopte op een kickbokswijze in zijn zij en eenmaal in zijn gezicht met zijn rechter geschoeide voet en ook [betrokkene J] schopte [slachtoffer B]. [betrokkene K] zat op de rug van [slachtoffer B] en sloeg met zijn beide vuisten krachtig op zijn gezicht. [slachtoffer B] reageerde niet. [betrokkene K] zat dusdanig op zijn rug, dat hij niets kon uitrichten. Toen sloeg [slachtoffer A] [betrokkene K] van de rug van [slachtoffer B].
[slachtoffer A] heeft hierover verklaard dat hij zich met de vechtpartij ging bemoeien omdat het drie tegen één was. [slachtoffer A] verklaart vervolgens te hebben gezien dat [slachtoffer B] op de grond lag bij het grindpad en dat [betrokkene K] en [betrokkene J] [slachtoffer B] tegen het hoofd, de rug en de buik trapten.
Ook [getuige I] en [getuige II] hebben verklaard dat [slachtoffer B], toen hij op de grond lag, werd getrapt. Volgens [getuige I] trapten [betrokkene K] en [betrokkene J] tegen het hoofd en de buik van [slachtoffer B]. [getuige II] heeft verklaard gezien te hebben dat [verdachte] en [betrokkene K] [slachtoffer B] schopten.
De verdachte heeft ontkend die dag in de buurt van Theater Lampegiet te zijn geweest en bij de vechtpartij betrokken te zijn geweest.
Zowel de aangevers [slachtoffer B] en [slachtoffer A] als de getuigen hebben evenwel verklaard dat zij degene die zij [verdachte] of [andere schrijfwijze naam verdachte] noemen, kennen als de ex-vriend van [getuige II]. [getuige II] heeft verklaard dat dit haar ex-vriendje [verdachte] betreft en heeft de politie een foto van hem gegeven. De rechtbank herkent de verdachte op die foto.
Ter terechtzitting heeft de verdachte bovendien erkend een relatie met [getuige II] te hebben gehad.
Uit het bovenstaande concludeert de rechtbank het volgende.
Vast staat dat op 14 maart 2008 te Utrecht tussen [betrokkene K] (in de verklaring ook wel [andere schrijfwijze naam betrokkene K] genoemd) en [slachtoffer B] een vechtpartij is ontstaan, die door [betrokkene K] met treiteren, duwen en het geven van een klap aan [slachtoffer B] werd uitgelokt. Vervolgens hebben enerzijds [betrokkene J] en de verdachte en anderzijds aangever [slachtoffer A] en getuige [getuige III] zich bij die vechtpartij gevoegd.
Bij die vechtpartij is [slachtoffer B] geduwd, bij de keel gepakt, getrapt/geschopt tegen zijn lichaam, geslagen/gestompt tegen zijn hoofd en lichaam en getackeld. Bovendien is hij, terwijl hij op de grond lag geslagen/gestompt en getrapt/geschopt tegen zijn lichaam.
Het aandeel van de verdachte in die vechtpartij heeft er in ieder geval uit bestaan dat de verdachte [slachtoffer B] heeft geschopt, zo blijkt uit voormelde verklaringen van zowel [getuige III] als [getuige II]. Uit hetgeen hierna ten aanzien van het onder 2 ten last gelegde wordt overwogen, volgt bovendien dat de verdachte [slachtoffer A] met een mes heeft bedreigd, nadat deze [slachtoffer B] trachtte te helpen toen [slachtoffer B] op de grond lag.
Gelet op deze feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is, dat de verdachte met anderen openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer B], op de wijze zoals hiervoor in de bewezenverklaring is omschreven.
Overwegingen ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit:
[slachtoffer A] heeft in zijn aangifte verklaard dat, toen hij zich wilde bemoeien met de vechtpartij, de verdachte naar [slachtoffer A] toe kwam, een mes uit zijn broekzak haalde, deze uitklapte en onder de keel van [slachtoffer A] bracht. [slachtoffer A] hoorde de verdachte daarbij gillen: “Je moet van hem afblijven. Ik snij je helemaal open, ik snij je keel door.”
Deze verklaring wordt bevestigd door de verklaringen van de getuigen [getuige I], [getuige III] en [getuige II] dat de verdachte een mes tegen de keel van [slachtoffer A] hield. De verklaringen over de exacte daarbij door de verdachte geuite tekst lopen uiteen. [getuige III] heeft verklaard dat de verdachte zei: “Ik snij je open. Ik vermoord je!” en [getuige II] heeft verklaard te hebben gehoord: “Ik snij je naar de kanker”. De strekking van de woorden die de verdachte volgens [getuige III] en [getuige II] zou hebben gebruikt, komt evenwel overeen met de strekking van de woorden van de verdachte zoals die in de verklaring van de aangever zijn neergelegd.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
T.a.v. feit 1:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
T.a.v. feit 2:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte voor feit 3 wordt vrijgesproken en ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot
jeugddetentie voor de duur van 120 dagen met aftrek van het voorarrest.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is betrokken geweest bij een vechtpartij op straat, waarvan verschillende mensen getuige zijn geweest. Het slachtoffer [slachtoffer B] is daarbij geslagen en geschopt, ook nadat hij op de grond terecht was gekomen en zelf niets meer kon uitrichten. Toen [slachtoffer A], de vriend van [slachtoffer B], [slachtoffer B] op dat moment te hulp schoot, heeft de verdachte [slachtoffer A] met een mes en met de dood bedreigd.
Openlijk geweld draagt bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Met het geweld en de bedreiging heeft de verdachte bovendien gevoelens van angst en onveiligheid bij de twee slachtoffers veroorzaakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk geweld en dergelijke bedreigingen, of personen die hebben gezien dat dergelijk geweld werd uitgeoefend, nog lang de lichamelijke en/of psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
• de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 26 maart 2008, waaruit blijkt dat de verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, maar niet eerder vanwege een geweldsdelict is veroordeeld;
• een omtrent de verdachte opgemaakt rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 27 maart 2008, door M.G. van Achterberg-Ertekin, raadsonderzoeker, met als bijlage het rapport raadsonderzoek civiele zaken d.d. 1 november 2007;
• een omtrent de verdachte opgemaakt rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 29 april 2008, door M.G. van Achterberg-Ertekin;
• een observatieverslag betreffende de verdachte d.d. 13 mei 2008 van Ton Peek, rapporteur Eikenstein;
• een omtrent verdachte opgemaakt psychologisch rapport d.d. 26 mei 2008 van C.M.A. van Laarhoven, GZ-psycholoog, inhoudende de conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten -indien bewezen- lijdende was aan een oppositioneel opstandige gedragsstoornis. Tevens is een identiteitsprobleem en een ouder-kind relatieprobleem geconstateerd, zodat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare;
• een brief van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 23 juni 2008, opgesteld door M.G. van Achterberg-Ertekin, raadsonderzoeker.
Uit voormelde rapportages en hetgeen ter terechtzitting is verhandeld is de rechtbank gebleken dat de Raad voor de Kinderbescherming in het verleden op het punt heeft gestaan een uithuisplaatsing van de verdachte te doen bewerkstelligen, hetgeen echter niet is doorgezet nu het met de verdachte nog wel goed ging op school. De verdachte is toen bij zijn opa en oma gaan wonen. Een poging om het gezin van de verdachte te begeleiden door middel van pleegzorg, is mislukt, omdat onvoldoende medewerking werd verleend door het (pleeg-)gezin van de verdachte. Vervolgens is een intensieve ambulante begeleiding niet van de grond gekomen omdat de verdachte werd opgepakt. De ouders van de verdachte hebben toegezegd hun medewerking te zullen verlenen aan de hulpverlenende instanties, doch tot op heden heeft dit geen vruchten afgeworpen. De grootouders van de verdachte bieden hem weliswaar voldoende dagelijkse verzorging, doch gebleken is dat zij de verdachte, mogelijk mede vanwege hun gebrekkige kennis omtrent de Nederlandse samenleving en de bij de verdachte gediagnosticeerde problematiek, niet de begeleiding en sturing kunnen bieden die hij nodig heeft. Inmiddels is de verdachte ook op school steeds slechter gaan functioneren.
De verdachte heeft zich, ook nadat hij het ITB-plusplan heeft getekend, in Eikenstein tot zes keer toe niet aan de regels gehouden.
A.C.J.M. Konings, jeugdreclasseerder, heeft ter terechtzitting verklaard dat hij mogelijkheden ziet voor een ITB-traject in combinatie met een MST-traject. Zowel A.P. van den Maagdenberg, gezinsvoogd bij Bureau Jeugdzorg Utrecht als M.G. van Achterberg-Ertekin, raadsonderzoeker, hebben ter terechtzitting verklaard geen mogelijkheden meer te zien in een ambulant traject. Zij adviseren een gesloten plaatsing van de verdachte en geven er derhalve de voorkeur aan dat de rechtbank het civielrechtelijke traject voorrang zal geven.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank, mede gelet op de leeftijd van de verdachte en de wijze waarop hij zich tot op heden in de thuissituatie heeft ontwikkeld, een ambulant begeleidingskader, ook in intensieve vorm, niet haalbaar. De rechtbank acht het, alles afwegende, dan ook niet opportuun in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke op te leggen straf, een ambulant behandelings- en/of begeleidingstraject van de verdachte op te leggen. De oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur is passend en geboden.
Teruggave in beslag genomen goederen:
Met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen, te weten de
• zwarte, stoffen jas;
• zwarte, wollen das;
• zwarte schoenen;
• beige, lange broek;
zal de rechtbank de teruggave gelasten aan verdachte, bij wie deze voorwerpen in beslag zijn genomen.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77gg, 141 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot JEUGDDETENTIE voor de duur van 120 dagen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte:
• zwarte, stoffen jas;
• zwarte, wollen das;
• zwarte schoenen;
• beige, lange broek.
Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J.G. van Osta, kinderrechter en mrs L.E. Verschoor en
J.M. Bruins, bijgestaan door mr. A. Emmens als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juli 2008.