RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
zaaknummer: 577335 UV EXPL 08-192 lh
kort geding vonnis d.d. 7 juli 2008
[eiseres], wonende te [woonplaats], verder ook te noemen [eiseres],
eisende partij,
gemachtigde: mr. J.J.C. Kraan,
de naamloze vennootschap GTI N.V., gevestigd te Bunnik, verder ook te noemen GTI,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. F.H.W. Verberne.
[eiseres] heeft GTI in kort geding doen dagvaarden. De zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2008. Daarvan is aantekening gehouden. Hierna is uitspraak bepaald.
1. In dit kort geding gaat het om het volgende.
a. [eiseres], geboren op [geboortedatum] en nu derhalve 28 jaar, is sinds 1 november 2007 in dienst van GTI, in de functie van debiteurenbeheerder tegen een bruto loon van € 2.147,04 per maand. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de duur van een jaar en eindigt van rechtswege op 1 november 2008.
b. Op 18 februari 2008 heeft [eiseres] zich ziek gemeld. Een dag later is zij wegens een verhoogde bloeddruk in het ziekenhuis opgenomen. Daarna was zij enkele weken ter detoxificatie in Centrum Maliebaan te Utrecht. Aansluitend is zij (op 9 april 2008) opgenomen in een behandelinstelling te Zeist, waar zij ingevolge het aldaar opgestelde behandelplan tot eind januari 2009 intramuraal zal worden behandeld. [eiseres] is sinds omstreeks haar 20e jaar cocaïneverslaafd en kampt met psychische problematiek.
c. De bedrijfsarts van GTI heeft op 2 april 2008 geoordeeld dat [eiseres] wegens haar opname en intensieve behandeling niet in staat is het eigen of aangepast werk te verrichten en dat haar herstel naar verwachting nog zeker enkele maanden zal duren. GTI heeft zich bij dit oordeel neergelegd.
d. GTI heeft vanaf 1 april 2008 aan [eiseres] geen loon meer betaald, daartoe aanvoerende dat zij haar verslaving zelf in de hand heeft gewerkt en haar ziekte daarom door een aan opzet gelijk te stellen mate van eigen schuld is veroorzaakt.
e. Bij brief van haar gemachtigde van 24 april 2008 heeft [eiseres] GTI tot loondoorbetaling aangemaand. Dat heeft er niet toe geleid dat GTI van standpunt is veranderd.
De vordering en het daartegen gevoerde verweer
2.1. [eiseres] vordert in dit kort geding de veroordeling van GTI om aan haar te voldoen het overeengekomen loon vanaf 1 april 2008 en totdat de arbeidsovereenkomst zal zijn geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging wegens te late betaling, met de wettelijke rente over dit loon en deze verhoging, met veroordeling van GTI in de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
2.2. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij sinds 18 februari 2008 in verband met ziekte onverminderd verhinderd is geweest de bedongen werkzaamheden voor GTI te verrichten. Zij bestrijdt dat haar, inmiddels reeds ongeveer 8 jaar durende, verslaving door haar opzet is veroorzaakt.
3. GTI betwist de vordering. Aan [eiseres] komt vanaf 1 april 2008 geen loon toe, omdat haar ziekte, gezien de aard, ernst en duur daarvan, door opzet althans een daaraan gelijk te stellen ernstige mate van schuld is veroorzaakt. [eiseres] heeft er bewust voor gekozen om langdurig cocaïne te gebruiken. Dat zij daaraan verslaafd is geraakt, kan daarom niet, via de loondoorbetaling bij ziekte, voor rekening van GTI worden gebracht. Ter zitting heeft de heer [x], leidinggevende van [eiseres], er nog op gewezen dat zij bij haar sollicitatie heeft verzwegen reeds langdurig verslaafd te zijn. GTI voelt zich door haar misleid. Voorts wijst GTI erop dat de vordering niet toewijsbaar is voor zover deze ziet op toekomstige loontermijnen, nu niet kan worden vastgesteld dat [eiseres] tot 1 november 2008 volledig arbeidsongeschikt zal blijven.
De beoordeling van het geschil
4.1. Voor toewijzing van een voorziening in kort geding, zoals door [eiseres] gevorderd, moet het waarschijnlijk zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen. Beoordeeld dient dus te worden of al dan niet waarschijnlijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat GTI ten onrechte per 1 april 2008 de loonbetaling heeft gestaakt.
4.2. Niet in geschil is dat [eiseres] sinds 18 februari 2008 wegens ziekte verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten. Partijen twisten over de vraag of de ziekte door haar opzet is veroorzaakt. Zou die vraag bevestigend moeten worden beantwoord, dan heeft [eiseres] ingevolge het in artikel 7:629 lid 3, aanhef en onder a Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalde niet het recht op loondoorbetaling dat het eerste lid van dat artikel aan de zieke werknemer verleent. De kantonrechter verwerpt het verweer van GTI en overweegt daartoe het volgende.
4.3. Vooropgesteld wordt dat de vraag of de ziekte, gedurende welke aanspraak op doorbetaling van het loon wordt gemaakt, door de opzet van de werknemer is veroorzaakt, niet in zijn algemeenheid kan worden beantwoord, maar dat dit antwoord afhangt van de concrete feiten en omstandigheden van het geval. De zinsnede in artikel 7:629 lid 3 sub a BW ‘door (-) opzet (-) veroorzaakt’ brengt mee dat de werknemer zijn aanspraak op loondoorbetaling eerst dan verliest, indien hij het oogmerk heeft gehad om met zijn gedragingen of nalaten arbeidsongeschiktheid teweeg te brengen.
4.4. GTI heeft zich voor haar standpunt beroepen op de aard, ernst en duur van de verslaving van [eiseres]. Zij is sinds omstreeks haar 20e jaar aan cocaïne verslaafd. Na een periode van ontgifting in en omstreeks maart 2008, is zij sinds begin april 2008 opgenomen in een behandelinstelling, waar zij naar verwachting tot eind januari 2009 zal worden behandeld. Reeds de voorziene duur van deze klinische behandeling, in aansluiting op de detoxificatie, maakt dat het voorshands voldoende aannemelijk is dat, zoals [eiseres] stelt, naast haar drugsafhankelijkheid sprake is van psychische problematiek. Deze is kennelijk van zodanige ernst dat haar behandelaars een langdurige intramurale behandeling aangewezen hebben geacht. Dat het opzet van [eiseres] op het veroorzaken van ziekte gericht is geweest, ligt reeds vanwege deze psychische problematiek niet in de rede. Op dit punt deelt de kantonrechter derhalve niet het oordeel van haar ambtgenoot te Gouda, die bij vonnis van 23 augustus 2007 (JAR 2007,237), op welke uitspraak GTI zich heeft beroepen, heeft overwogen dat psychische problemen, hoe ernstig ook, er niet aan kunnen afdoen dat bij vol bewustzijn wordt gekozen voor een zodanig middelengebruik dat daaruit een verslaving ontstaat. Als er andere beweegredenen zijn om drugs te (gaan en blijven) gebruiken, brengt dat in de regel mee dat het oogmerk niet - althans niet uitsluitend - gericht was op het veroorzaken van arbeidsongeschiktheid.
4.5. Daarenboven is het bestaan van bedoelde opzet bij [eiseres] niet aannemelijk, nu het begin van haar verslaving dateert van ver voordat zij bij GTI in dienst trad. Daarom kan voorshands niet worden aangenomen dat haar opzet gericht was op het veroorzaken van haar huidige arbeidsongeschiktheid.
4.6. Voor zover de ter zitting door de heer [x] gemaakte opmerking over de eerdere verzwijging door [eiseres] van haar cocaïneverslaving aldus moet worden verstaan dat GTI er een beroep op wil doen dat zij, in de sollicitatieprocedure die tot haar indiensttreding heeft geleid, valse informatie over haar gezondheidstoestand heeft verstrekt, kan dit niet tot de gevolgtrekking leiden dat de aanspraak op loondoorbetaling is vervallen. Artikel 7:629 lid 3 aanhef en onder a BW beperkt de daar bedoelde uitsluitingsgrond immers tot valse informatie die in het kader van een aanstellingskeuring is verstrekt. Dat [eiseres] een dergelijke keuring heeft ondergaan, is niet gesteld.
4.7. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering tot loondoorbetaling toewijsbaar is voor de periode dat [eiseres] wegens ziekte niet tot werken in staat was of zal zijn, en zolang zich geen geldige andere reden voordoet om de loondoorbetaling te staken of op te schorten. GTI heeft niet weersproken dat haar werknemers bij ziekte recht hebben op doorbetaling van het volledige loon. De kantonrechter gaat er voorshands vanuit dat de arbeidsovereenkomst van partijen op en na 1 november 2008 niet wordt voortgezet en het recht op loon daarom dan eindigt. Het komt de kantonrechter met het oog op de omstandigheden, daaronder de korte tijd die [eiseres] voor GTI werkzaam is geweest en de te verwachten duur van haar ziekteverzuim, billijk voor dat de wettelijke verhoging wordt beperkt tot nihil. De wettelijke rente wordt, nu deze niet specifiek is betwist, toegewezen, zoals hierna omschreven.
4.8. [eiseres] heeft een vergoeding van buitengerechtelijke kosten gevorderd.
Niet aangetoond is dat de door haar (gemachtigde) verrichte incassowerkzaamheden meer hebben omvat dan een sommatie, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van een dossier. De daarop betrekking hebbende kosten moeten daarom worden aangemerkt als betrekking hebbende op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen.
4.9. GTI wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten.
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
veroordeelt GTI om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen € 6.441,12 aan bruto loon over de periode van 1 april tot 1 juli 2008, met de wettelijke rente vanaf de data van respectievelijke opeisbaarheid van de betreffende loontermijnen tot de dag der voldoening;
veroordeelt GTI om aan [eiseres], telkens op de in de arbeidsovereenkomst voor de respectievelijke maandelijkse loonbetaling bepaalde dag, tegen bewijs van kwijting te betalen het overeengekomen bruto loon van € 2.147,04 per maand, vanaf 1 juli tot 1 november 2008, althans zolang [eiseres] in die periode door ziekte verhinderd blijft te werken of in dienst van GTI de bedongen arbeid of - aan haar arbeidsongeschiktheid aangepast - ander werk verricht;
veroordeelt GTI tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op
€ 686,44, waarin begrepen € 400,-- aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2008.