ECLI:NL:RBUTR:2008:BD6471

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
572454 UE VERZ 08-510
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst op verzoek van vakbond wegens verstoring arbeidsrelatie met gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer

In deze zaak heeft de vakbond FNV Bondgenoten verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer, hierna aangeduid als [verweerder]. De verzoekende partij baseert haar verzoek op een verstoring van de arbeidsrelatie, die volgens haar is ontstaan door een verslechterde verstandhouding tussen [verweerder] en zijn leidinggevende, de heer [x]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerder] sinds 1 oktober 1994 in dienst is bij FNV Bondgenoten en dat hij op 17 juli 2007 wegens rugklachten ziek is gemeld. De CAO voor FNV-Organisaties bevat een ontslagverbod bij ziekte, dat inhoudt dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet kan beëindigen gedurende de eerste drie jaren van arbeidsongeschiktheid.

De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het verzoek van FNV Bondgenoten is afgewezen, omdat de kantonrechter van oordeel is dat het ontbindingsverzoek in strijd is met het ontslagverbod zoals vastgelegd in de CAO. De rechter heeft geoordeeld dat de verstoring van de arbeidsrelatie en de problemen in de samenwerking met [verweerder] voortvloeien uit de omstandigheden rondom zijn ziekte en reïntegratie. De kantonrechter heeft benadrukt dat [verweerder] niet onterecht een beroep heeft gedaan op het ontslagverbod en dat de werkgever meer begrip had moeten tonen voor de situatie van de werknemer.

De rechter heeft ook opgemerkt dat, hoewel er problemen waren in de samenwerking, deze niet voldoende waren om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, vooral gezien de lange diensttijd van [verweerder] en het feit dat hij zijn werk had hervat. De kantonrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen. De beslissing is op 6 juni 2008 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Utrecht
zaaknummer: 572454 UE VERZ 08-510 lh
beschikking d.d. 6 juni 2008
inzake
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid FNV BONDGENOTEN, gevestigd te Amsterdam, verder ook te noemen FNV Bondgenoten,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. M. Stevens,
tegen:
[verweerder], wonende te [woonplaats], verder ook te noemen [verweerder],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. K.F.J. Machielsen.
Verloop van de procedure
FNV Bondgenoten heeft op 21 april 2008 een verzoekschrift ingediend. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is ter zitting van 22 mei 2008 behandeld. Daarvan is aantekening gehouden. Hierna is uitspraak bepaald.
De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.
1.1. [verweerder] (geboren op [geboortedatum]) is sinds 1 oktober 1994 in dienst van (de rechtsvoorgangster van) FNV Bondgenoten, laatstelijk in de functie van districtsbestuurder tegen een bruto loon van € 4.305,18 per maand. Op de arbeidsovereenkomst is van toepassing de CAO voor FNV-Organisaties, die onder de kop ‘Opzeggingsverboden tijdens arbeidsongeschiktheid’ in artikel 10 aanhef en sub a bepaalt: ‘Onverminderd het bepaalde in de wet kan de werkgever de arbeidsovereenkomst niet beëindigen: a. gedurende de tijd dat de werknemer wegens ziekte geheel of gedeeltelijk ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, tenzij deze gehele of gedeeltelijke ongeschiktheid ten minste drie jaren ononderbroken heeft voortgeduurd (-)’.
1.2. [verweerder] heeft op verschillende plaatsen in de FNV-organisatie gewerkt. In 1996 is hij overgeplaatst, nadat ‘fricties’ waren ontstaan met zijn toenmalige leidinggevende. In 2005 is [verweerder] naar Utrecht overgeplaatst in verband met problemen tussen hem en het Amsterdamse team waarin hij toen werkte. [verweerder] heeft sindsdien, en tot voor kort, als ‘bestuurder Metaal’ gewerkt in en vanuit het kantoor van FNV Bondgenoten te Utrecht. Hij maakte daar, samen met drie andere districtsbestuurders, deel uit van een team dat sinds september 2007 onder leiding staat van de heer [x], die als teamleider ressorteert onder de heer [y], de divisiemanager Metaal. [verweerder] en [x] waren tevoren collega-vakbondsbestuurders. Het functioneren van [verweerder] is in februari 2007 door [y] (zijn toenmalige leidinggevende) als goed beoordeeld.
1.3. Op 17 juli 2007 heeft [verweerder] zich wegens rugklachten ziek gemeld. Op 27 juli 2007 heeft de bedrijfsarts van Arbo Unie hem arbeidsongeschikt bevonden. Op 17 september 2007 heeft [verweerder] zijn werkzaamheden voor de helft van de bedongen arbeidsduur hervat. In zijn reïntegratieadvies van 1 november 2007 heeft de bedrijfsarts [verweerder] vooralsnog in staat geacht dagelijks gedurende 2 tot 2 ½ uur per dag te werken. FNV Bondgenoten heeft dit advies overgenomen. Bij het plan van aanpak van 19 november 2007 hebben partijen afgesproken dat [x] (als casemanager) en [verweerder] wekelijks met elkaar contact hebben over de voortgang van het werk en de door [verweerder] te verrichten werkzaamheden. Deze contacten zijn veelal moeizaam verlopen, waarbij over en weer verwijten zijn geuit.
1.4. In oktober 2007 heeft [verweerder] zich kandidaat gesteld voor de ondernemingsraad van FNV Bondgenoten. Sinds 13 december 2007 is hij lid van die ondernemingsraad.
1.5. Bij brief van 5 februari 2008 heeft [x] [verweerder] officieel gewaarschuwd, omdat hij zich op 24 januari 2008 in het contact met een secretaresse op een door haar als onplezierig ervaren wijze heeft opgesteld en zich vervolgens niet heeft willen richten naar de hem door [x] gegeven aanwijzingen. Deze maakte daaruit op dat [verweerder] een ‘niet professionele houding’ heeft en dat hij ‘geen leiding accepteert’.
1.6. Op 18 en 25 februari 2008 is de verslechterde verstandhouding tussen [verweerder] en [x] tussen partijen besproken. Aan het eind van eerstbedoeld gesprek is een vervolgafspraak gemaakt; volgens de heer [y] zou de ‘insteek’ van een volgend gesprek zijn dat invulling wordt gegeven aan de reïntegratie van [verweerder] buiten het team Metaal. In het gesprek van 25 februari 2008 heeft [verweerder] vastgehouden aan reïntegratie binnen zijn eigen team en heeft FNV Bondgenoten een ‘afkoelingsperiode’ voorgesteld, waarin naar een oplossing kon worden gezocht. Op 25 februari althans op 11 maart 2008 heeft FNV Bondgenoten [verweerder] op non-actief gesteld. Op 12 maart 2008 heeft FNV Bondgenoten [verweerder], die werkzaamheden als districtsbestuurder was blijven verrichten, de toegang tot het kantoor ontzegd. Tegen de op non-actief stelling heeft [verweerder] geprotesteerd.
1.7. Op 17 maart 2008 is een gesprek tussen partijen, waarin [verweerder] zich onder meer beklaagde over discriminerend en intimiderend gedrag van leidinggevenden, zodanig geëscaleerd dat [verweerder] aankondigde in hongerstaking te gaan en pamfletten ophing. Na interventie van mevrouw [z], algemeen directeur, heeft FNV Bondgenoten besloten de op non-actief stelling van [verweerder] in te trekken, hem in afwachting van een onderzoek naar en het overleg over de mogelijkheden van reïntegratie vrij te stellen van zijn werkzaamheden als vakbondsbestuurder. Dit werd [verweerder] op 18 maart 2008 bevestigd.
1.8. Bij brief van 27 maart 2008 heeft [z] [verweerder] meegedeeld dat hij zijn werk in de FNV-organisatie niet kon hervatten. [verweerder] werd aangeboden hem te doen begeleiden bij zijn reïntegratie in het bedrijf van een andere werkgever. [verweerder] heeft hier niet mee ingestemd en op toelating tot het eigen werk aangedrongen. Toen FNV Bondgenoten hiertoe niet bereid bleek, heeft hij haar in kort geding doen dagvaarden, onder meer tot wedertewerkstelling. Bij vonnis van 6 mei 2008 (zaaknummer 571535 UV EXPL 08-144) heeft de kantonrechter te Utrecht FNV Bondgenoten veroordeeld om [verweerder] tewerk te stellen in de functie van bestuurder in Utrecht, in een ander team dan het team Metaal.
1.9. Op 13 mei 2008 heeft [verweerder] zijn werk als bestuurder, in het team Handel van FNV Bondgenoten, onder leiding van mevrouw [a], hervat voor het gedeelte dat hij daartoe in verband met zijn gezondheidstoestand in staat is. In dat verband zijn tussen partijen werkafspraken gemaakt.
1.10. Ondanks herhaald verzoek van FNV Bondgenoten heeft [verweerder] zijn beschuldiging dat in de FNV-organisatie sprake is van discriminatie en intimidatie van medewerkers niet nader onderbouwd of gedocumenteerd. FNV Bondgenoten heeft die beschuldiging daarom vooralsnog niet kunnen onderzoeken. [verweerder] heeft gesteld dat hij in maart 2008 een klacht heeft ingediend bij de Commissie Gelijke Behandeling, maar de behandeling daarvan is volgens hem uitgesteld in afwachting van de beslissing in deze ontbindingsprocedure.
Het verzoek
2.1. FNV Bondgenoten verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] per 1 mei 2008 althans dadelijk dan wel na korte tijd te ontbinden op grond van gewichtige redenen, bestaande in veranderingen in de omstandigheden.
2.2. FNV Bondgenoten legt aan haar verzoek ten grondslag dat de verstandhouding tussen partijen sinds de zomer van 2007 zodanig is verslechterd en de problemen in de samenwerking met [verweerder] op 17 maart 2008 dermate zijn toegenomen, dat van haar niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst met hem te laten voortbestaan. Door toedoen van [verweerder] zijn de reïntegratiegesprekken die vanaf oktober 2007 met hem zijn gevoerd geëscaleerd. [verweerder] heeft met name geen leiding willen accepteren van de heer [x], die in september 2007 zijn leidinggevende was geworden. Daardoor was de terugkeer van [verweerder] als districtsbestuurder in het team Metaal op den duur niet meer verantwoord. Op 17 maart 2008 heeft [verweerder], door de (dreiging met een) hongerstaking en het ophangen van pamfletten, met gebruikmaking van niet geëigende middelen uiting aan zijn onvrede gegeven. Hierdoor is onder het personeel van het FNV-kantoor veel onrust ontstaan. Daarna heeft [verweerder] zijn beschuldiging van discriminatie en intimidatie niet geconcretiseerd, maar is hij blijven schermen met het ‘dossier’ dat hij dienaangaande zou hebben opgebouwd. FNV Bondgenoten heeft daardoor geen gelegenheid gekregen om deze vergaande beschuldiging te onderzoeken. Hierdoor heeft zich het arbeidsconflict verbreed, van (aanvankelijk alleen) een verstoring van de verhouding tussen [verweerder] en [x], naar de organisatie als geheel. Aan het kort geding vonnis van 6 mei 2008 heeft FNV Bondgenoten uitvoering gegeven door [verweerder] met ingang van 13 mei 2008 als bestuurder tewerk te stellen in het team Handel te Utrecht. [verweerder] heeft toen opnieuw uitlatingen over vermeende discriminatie en intimidatie gedaan en heeft het ‘dossier’ daarover als drukmiddel aangewend. Ook is gebleken dat [verweerder] eerder heimelijk en in strijd met interne regels telefoongesprekken met medewerkers van FNV Bondgenoten heeft opgenomen. Ook dit wekt onrust bij het personeel. Dit alles maakt dat het vertrouwen in een vruchtbare samenwerking is komen te ontbreken en een ontbinding van de arbeidsovereenkomst onvermijdelijk is geworden. Van een verband tussen de verzochte ontbinding en de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van [verweerder] of zijn lidmaatschap van de ondernemingsraad is geen sprake en voor een ontbindingsvergoeding is geen plaats, aldus FNV Bondgenoten.
Het verweer
3. [verweerder] verweert zich tegen toewijzing van het verzoek, in het bijzonder door een beroep te doen op het ontslagverbod tijdens ziekte, zoals omschreven in artikel 10 aanhef en onder a van de toepasselijke CAO en als bedoeld in artikel 7:670 lid 1 aanhef en onder a Burgerlijk Wetboek. Voorts meent [verweerder] dat het ontbindingsverzoek prematuur is, omdat FNV Bondgenoten [verweerder] op 13 mei 2008 weer tot zijn werk als districtsbestuurder heeft toegelaten en zich in het team Handel sindsdien geen problemen voordoen.
De beoordeling
4.1. Het meest vergaande verweer dat [verweerder] heeft gevoerd, luidt dat artikel 10 aanhef en onder a van de toepasselijke CAO, inhoudende dat het de werkgever verboden is om de arbeidsovereenkomst te beëindigen gedurende de eerste drie jaren van de (gehele of gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid van de werknemer, aan toewijzing van het verzoek tot ontbinding in de weg staat. Partijen verschillen van mening over de uitleg van deze CAO-bepaling, in welk kader enerzijds [verweerder] zich heeft beroepen op de ruime strekking die daaraan gelet op het gebruik van de term ‘beëindigen’ moet worden gehecht en ten aanzien waarvan anderzijds FNV Bondgenoten zich, met verwijzing naar de titel ‘Opzeggings-verboden tijdens arbeidsongeschiktheid’ waarin deze bepaling is opgenomen, zich op het standpunt heeft gesteld dat het als een (bovenwettelijk) opzegverbod dient te worden opgevat, waaraan slechts (reflex)werking toekomt indien een verband bestaat tussen het ontbindingsverzoek en de arbeidsongeschiktheid. Naar de mening van FNV Bondgenoten heeft (de grondslag van) haar verzoek niet van doen met de ziekte van [verweerder].
4.2. Voor de beantwoording van de vraag of artikel 10 aanhef en onder a van de CAO een beletsel voor toewijzing van het verzoek vormt - zoals [verweerder] bepleit - of deze CAO-bepaling in de ontbindingsprocedure slechts (indirecte) reflexwerking heeft - zoals FNV Bondgenoten meent -, komt het aan op de uitleg die aan die bepaling moet worden gegeven. Deze uitleg dient te geschieden naar objectieve maatstaven, waarbij in dit geval aan de taalkundige betekenis van de daarin gebruikte bewoordingen doorslaggevende betekenis toekomt. Nu - voor zover van belang - in deze procedure (nagenoeg) alleen de (gedeeltelijke) tekst van artikel 10 van de CAO is overgelegd, kunnen mogelijk elders in de CAO gebruikte formuleringen bij de uitleg van deze bepaling geen rol spelen. Onder het begrip ‘beëindigen’ van een arbeidsovereenkomst pleegt niet alleen de opzegging door een der partijen, maar tevens de ontbinding door de rechter te worden begrepen. Dat in de titel waarin de bepaling is opgenomen de engere term ‘opzeggingsverboden’ is gebruikt, brengt niet mee dat in dit geval aan het begrip ‘beëindigen’ in de tekst van de bepaling zelf een beperktere betekenis moet worden toegekend, temeer niet nu aan de tekst van een CAO de eis mag worden gesteld dat deze duidelijk en begrijpelijk is en de onduidelijkheid die het uiteenlopen van de bewoordingen van deze titel en die bepaling in het leven roept niet ten nadele van de werknemer mag strekken, ook niet als hij voor een vakbond als bestuurder werkzaam is. [verweerder] mocht er daarom vanuit gaan dat FNV Bondgenoten gedurende de eerste drie jaren van zijn arbeidsongeschiktheid niet om ontbinding van de arbeidsovereenkomst mag verzoeken.
4.3. Ten overvloede wijst de kantonrechter erop dat, ook indien dit anders zou zijn, het ontbindingsverzoek niet zou zijn toegewezen, omdat het verzoek verband houdt met het bestaan van het opzegverbod van artikel 7:670 Burgerlijk Wetboek. Weliswaar heeft FNV Bondgenoten betoogd dat [verweerder] reeds lang vóór hij zich op 17 juli 2007 ziek meldde problemen had met het accepteren van het gezag van zijn leidinggevenden, doch dit doet er - wat daarvan zij - niet aan af dat [verweerder], wiens functioneren in februari 2007 nog als goed was aangemerkt, eerst na zijn ziekmelding in conflict is geraakt met de heer [x] en dat de bron van dat conflict was gelegen in de wijze waarop FNV Bondgenoten invulling wenste te geven aan de begeleiding gedurende de reïntegratie van [verweerder] en de manier waarop hij daarop reageerde. Ook de gebeurtenissen van 17 maart 2008 kunnen niet worden losgezien van de verwikkelingen waartoe de reïntegratie van [verweerder] voordien aanleiding had gegeven. Ook op de reflexwerking van het wettelijk opzegverbod zou het verzoek daarom zijn afgestuit.
4.4. Dat [verweerder] op het ontslagverbod een beroep heeft gedaan acht de kantonrechter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar. Uit het door partijen gestelde is niet aannemelijk geworden dat het uitsluitend aan [verweerder] zou zijn te wijten dat zijn reïntegratie tot nu toe moeizaam is verlopen. Ofschoon van zijn kant in de verhouding tot zijn leidinggevende meer inschikkelijkheid had mogen worden verwacht, had FNV Bondgenoten harerzijds meer begrip dienen op te brengen voor de moeite die [verweerder] had met de aanpassing van zijn werkzaamheden aan de door zijn ziekte veroorzaakte beperking van zijn belastbaarheid, zeker toen daar op den duur ook nog het medezeggenschapswerk bijkwam. Waar [verweerder] zich op 17 maart 2008 terughoudender had moeten opstellen, had het FNV Bondgenoten gepast als zij aan zijn actie minder zwaar zou hebben getild toen hij zich in de daarop gevolgde bemiddeling van mevrouw [z] bereid had getoond van zijn voornemen af te zien.
4.5. Van FNV Bondgenoten mocht gevergd worden dat zij de in het kort geding afgedwongen werkhervatting van [verweerder] meer kans had gegeven en hem vanaf 13 mei 2008 gedurende een langere tijd dan de anderhalve week die thans tot aan de zitting zijn verstreken, in de gelegenheid had gesteld zich een plaats in het team Handel te verwerven. Deze kans heeft [verweerder] niet gekregen doordat FNV Bondgenoten het eerder ingediende ontbindingsverzoek niet heeft willen intrekken of de behandeling ervan doen aanhouden. Dat in die periode is gebleken dat [verweerder] heimelijk telefoongesprekken met collega’s of leidinggevenden heeft opgenomen, doet hieraan niet af, omdat hij - daarmee geconfronteerd - heeft toegezegd zich daar voortaan van te zullen onthouden. Aan FNV Bondgenoten kan weliswaar worden toegegeven dat [verweerder] op onjuiste wijze uiting heeft gegeven aan zijn klacht omtrent discriminatie en intimidatie en - door zijn ‘dossier’ daarover niet ter beschikking te stellen - de verdenking op zich laadt dat hij de kwestie ten voordele van zichzelf aanwendt, doch dit rechtvaardigt thans - na een dienstverband van ruim 13 jaar - geen ontbinding van de arbeidsovereenkomst, nu [verweerder] ervoor heeft gekozen de Commissie Gelijke Behandeling te adiëren en het te billijken valt dat hij de behandeling van die klacht heeft doen opschorten tot na de ontbindingsprocedure. Dat [verweerder] sinds zijn werkhervatting bij anderen dan zijn leidinggevenden opnieuw over de vermeende discriminatie en intimidatie is begonnen, is niet gesteld of gebleken.
4.6. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het verzoek wordt afgewezen. In de aard van de onderhavige procedure ziet de kantonrechter reden de proceskosten te compenseren.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Sap, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2008.