ECLI:NL:RBUTR:2008:BD6002

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
2 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
232758/ HA ZA 07-1215 + 234624/ HA ZA 07-1434
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van koopovereenkomst door niet handelende echtgenoot met betrekking tot echtelijke woning

In deze zaak, die op 2 juli 2008 door de Rechtbank Utrecht is behandeld, gaat het om de vernietiging van een koopovereenkomst door een niet handelende echtgenoot. De eiser, [eiser], heeft een vordering ingesteld tegen de verweerders, [verweerder] en [verweerster], en de besloten vennootschap Olympiade B.V. De kern van het geschil betreft de vraag of de koopovereenkomst die op 25 mei 2007 tot stand zou zijn gekomen, rechtsgeldig is, gezien het feit dat de echtelijke woning van de verweerders betrokken is bij de transactie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtgenoot toestemming nodig heeft van de andere echtgenoot voor de vervreemding van de echtelijke woning, zoals bepaald in artikel 1:88 van het Burgerlijk Wetboek. De verweerders hebben aangevoerd dat de overeenkomst vernietigd moet worden omdat de toestemming van mevrouw [verweerster] ontbreekt. De rechtbank heeft de verweerders opgedragen bewijs te leveren dat zij op het moment van de overeenkomst met elkaar gehuwd waren en dat zij de woning bewoonden. De rechtbank heeft de verdere beslissing aangehouden in afwachting van dit bewijs. De vordering van Olympiade B.V. tot betaling van bemiddelingskosten is eveneens aan de orde, maar afhankelijk van de uitkomst van de bewijslevering door de verweerders. De rechtbank heeft de zaak naar de rolzitting verwezen voor de bewijslevering en verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
Vonnis van 2 juli 2008
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 232758 / HA ZA 07-1215 van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
procureur mr. P.C. van As,
tegen
1. [verweerder],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerster],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
procureur mr. M.C. Franken-Schoemaker,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 234624 / HA ZA 07-1434 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OLYMPIADE BV,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. P.E.J.M. Bartels,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procureur mr. M.C. Franken-Schoemaker.
Partijen zullen hierna [eiser], gezamenlijk [verweerders]. en afzonderlijk de heer [verweerder] en mevrouw [verweerster] en Olympiade B.V. genoemd worden.
1. De procedure in de zaak 07-1215
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 februari 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 25 maart 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De procedure in de zaak 07-1434
2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 februari 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 25 maart 2008.
2.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
3. De feiten
3.1. Op 10 november 2006 is tussen [verweerders]. en Olympiade B.V. een overeenkomst tot stand gekomen ter zake de bemiddeling door Olympiade B.V. bij de verkoop van een aan [verweerders]. toebehorende onroerende zaak aan de Baambrugse Zuwe 198-2000 te Vinkenveen, bestaande uit een woonhuis en bedrijfsruimte met daarbij behorende inventaris en goodwill (hierna: het pand). In de bedrijfsruimte werd door [verweerders]. een horecaonderneming onder de naam “Visserslust” geëxploiteerd.
3.2. De overeenkomst vermeldt, voor zover relevant, het volgende:
BEMIDDELINGSOVEREENKOMST BIJ AAN- EN VERKOOP VAN ZAKEN EN BEDRIJVEN
(..)
B. Bedrijfsgegevens
Bedrijfsnaam: Visserslust
Vestigingspl. & Adres: Vinkeveen Baambrugse Zuwe 200
Type bedrijf: Bar/restaurant(..)
Huiseigenaar: [verweerders]
Bedrijfswoning: Ja
(..)
C. Financiële gegevens
Vraagprijs bedrijf: € 525.000,-- Uiterste prijs € 450.000,-
(..)
Vraagprijs O.G.: € 350.000,-
D. Voorwaarden
Opdrachtsduur minimaal 6 maanden. (..)
Commissie Olympiade B.V., bij ver- en/of huurkoop/verpachting of anderszins door Olympiade en/of opdrachtgever, tijdens de opdrachtsduur e.e.a. conform onze Algemene Voorwaarden:
Bij verkoop bedrijf… : goodwill/inventaris
Bij verkoop onroerend goed : inkl. Bedrijf 5% exkl. BTW
Bij verkoop onroerend goed :
Opdrachtgever verklaart bovenstaande gegevens naar waarheid te hebben verstrekt en op de hoogte te zijn van en akkoord te gaan met de Algemene Voorwaarden, waaronder Olympiade B.V. deze opdracht zal aanvaarden en uitvoeren. Een exemplaar van de Algemene Voorwaarden, gedeponeerd bij de K.v.K. te Amsterdam onder nr. 2701 is aan opdrachtgever ter hand gesteld en in ontvangst genomen. Voor ontvangst van de Alg. Voorw:
(..)
3.3. De algemene voorwaarden van Olympiade B.V. bepalen onder meer het volgende:
(..)
Artikel 5
3. De opdrachtgever is tevens commissie verschuldigd, indien de overeenkomst weliswaar na het einde van de opdracht tot stand komt, maar het gevolg is van bemiddeling, die gedurende de looptijd van de opdracht door de opdrachtnemer is verleend. Dit gevolg zal reeds genoegzaam zijn aangetoond, indien opdrachtnemer een gegadigde, die een overeenkomst heeft gesloten met de opdrachtgever, met de opdrachtgever in verbinding heeft gesteld of op een andere wijze op de gegadigde heeft geattendeerd.
(..)
3.4. Olympiade B.V. heeft [verweerders]. in contact gebracht met [eiser]. Op of omstreeks 17 april 2007 heeft er een bezichtiging van het pand plaatsgevonden, waarbij aanwezig waren [verweerders]., de heer [medewerker] van Olympiade B.V., [eiser] en mevrouw [partij], een relatie van [eiser].
3.5. Op 25 april 2007 heeft [eiser] een bod gedaan aan [verweerders]. middels een faxbericht aan Olympiade B.V. van die datum inhoudende :
“Bij deze willen wij u een bod uit brengen voor het pand incl. restaurant aan de Baambrugsezuwe 200.
Van 420,000 € kk. Onder voorbehoud Hypotheek.
Dit bod geld voor de periode van 14 dagen na heden”
3.6. Bij brief d.d. 4 mei 2007 heeft [verweerders]. Olympiade B.V. als volgt bericht.
“Wij hebben met u een verkoopovereenkomst in zake de verkoop van Restaurant Visserslust getekent 10 november 2006. De opdrachtsduur is 6 maanden en loopt af op 10 mei 2007. (zie copy contract).
Evt. verlenging bespreekbaar”
3.7. Op 1 juni 2007 heeft [verweerders]. een koopovereenkomst ter zake het pand gesloten met de heer [partij2] tegen een verkoopprijs van € 475.000,00 k.k.
3.8. Na verkregen verlof tot beslaglegging van voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht van 1 juni 2007 heeft [eiser] op die datum conservatoir verhaalsbeslag gelegd op het pand.
3.9. Bij brief d.d. 8 juni 2007 heeft de notaris F.W. in den Bosch [verweerders]. als volgt bericht:
“Bij deze bevestig ik dat de heer [verweerder] conservatoir beslag heeft doen leggen op uw perceel. Uit het bij het kadaster ingeschreven exploot van beslaglegging blijkt niet wat de exacte eis is van de heer [eiser]. U deelde mij telefonisch mede, dat hij van u de levering van gemeld perceel verlangt tegen een door hem gedaan bod.
Ik bevestig u dat u zich jegens de heer [partij2] heeft verbonden tot levering van het perceel en de onderneming tegen de op 1 juni 2007 vastgestelde koopprijs en bepalingen, vrij van hypotheek en beslag.
Ik adviseer u derhalve nogmaals, om de heer [eiser] ertoe te bewegen om het beslag door te halen, bijvoorbeeld door het aanspannen van een kort geding tegen hem”
3.10. Middels brief d.d. 8 juni 2007 heeft Olympiade B.V. [verweerders]. als volgt bericht:
“Per 17 april 2007 is er een afspraak geweest ten kantore van Olympiade B.V. met aspirant-koper, de Geachte heer [ver[eiser] en onze heer [medewerker] ter bespreking van zijn interesse voor Uw bedrijf; alsmede het onroerend goed.
(..)
In aansluiting daarop is er op 19 april 2007 een afspraak gemaakt met de heer [eiser] in Uw bedrijf, ter algehele bezichtiging, aanwezig waren hierbij de heer en mev[verweerders] en onze heer [medewerker] en een medewerkster van de heer [eiser].
Op 25 april 2007 heeft Olympiade B.V. een schriftelijk bod ontvangen van de heer [eiser] ten bedrage van
€ 420.000 k.k. voor het restaurant en het onroerend goed.
Aangezien het bod wel serieus genoeg was, doch nog niet hoog genoeg is in aansluiting hierop per 27 april 2007 een afspraak gemaakt ten kantore van Olympiade B.V., om tot een financieel vergelijk te komen met de heer [eiser]. Weer aanwezig waren hierbij de heer en mev[verweerders] en onze heer [medewerker].
De onderhandelingen stokten op dat moment met een hoger bod van de heer [eiser] van € 435.000,-- k.k.
In dat gesprek is toen ook ter sprake gekomen, met Uw instemming, dat de minimumprijs van het object € 450.000,-- k.k. zou zijn.
In de dagen daarop is er intensief telefonisch overleg geweest tussen verkoper, koper en Olympiade B.V. ten aanzien van het verschil tussen het bod van koper en de minimumprijs van verkoper. In deze gesprekken is er toen een modus bereikt tussen partijen voor een finale prijs van € 442.500,-- k.k.
Deze finale prijs overeenstemming kan door verschillende getuigen worden bevestigd.
Op verzoek van de hr. [eiser] heeft Olympiade een aantal bescheiden gefaxt naar Notaris mr J. de Groot per 31-05-2007, waaruit natuurlijk het definitieve accoord en interesse blijkt.
Vervolgens dacht U Olympiade B.V. buitenspel te kunnen zetten door middel van het opzeggen van de bemiddelingsovereenkomst, d.d. 04-05-2007, om op die manier alsnog tot een voor U bevredigende verkoopprijs te kunnen komen, immers in Uw gedachte zou U Olympiade met een schijntje kunnen afkopen (wat U overigens ook telefonisch heeft geprobeerd!) of misschien wel helemaal niets te hoeven betalen.
(..) Immers conform de bemiddelingsovereenkomst en onze algemene voorwaarden, in het bijzonder art. 5 lid 3 bent U verplicht Olympiade de gehele commissie te moeten betalen.
(..)”
3.11. Bij brief d.d. 21 juni 2007 is [verweerders]. door de heer [partij2] aansprakelijk gesteld voor de door hem te lijden schade ten gevolge van eventuele vertraging in de levering van het pand.
3.12. Bij vonnis in kort geding d.d. 13 juli 2007 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht op verzoek van [verweerders]. [eiser] bevolen om het gelegde conservatoire beslag binnen 3 werkdagen na betekening van het vonnis door te halen. De voorzieningenrechter heeft het door [verweerders]. gevorderde verbod om gedurende een jaar na betekening van het vonnis beslag te laten leggen afgewezen en [verweerders]. veroordeeld in de proceskosten. [eiser] heeft het beslag op 14 juli 2007 doorgehaald en vervolgens krachtens een daartoe op 2 juli 2007 door de voorzieningenrechter te Utrecht gegeven verlof op 16 juli 2007 een conservatoir beslag doen leggen op het pand, gevolgd door conservatoir beslag op 16 juli 2007 op alle roerende zaken die zich in het pand bevinden (krachtens verlof van de voorzieningenrechter te Utrecht d.d. 1 juli 2007) en door een op 18 juli 2007 onder notariskantoor Akkermans Meuleman Notariskantoor gelegd conservatoir derdenbeslag (krachtens verlof van de voorzieningenrechter te Utrecht d.d. 18 juli 2007).
3.13. Olympiade B.V. heeft krachtens een daartoe op 9 juli 2007 door de Voorzieningenrechter te Utrecht gegeven verlof op 13 juli 2007 conservatoir verhaalsbeslag gelegd op het pand van [verweerders].
3.14. Bij brief van 24 juli 2007 is [verweerders]. door de heer [partij2] in gebreke gesteld ter zake de nakoming van de koopovereenkomst, gevolg door een brief van 31 juli 2007 waarin aan [verweerders]. tot 9 augustus 2007 de gelegenheid werd geboden de koopovereenkomst na te komen en de levering te doen plaatsvinden. Levering van het pand heeft op die datum noch nadien plaatsgehad.
3.15. Op het pand rusten thans nog diverse door [eiser] en Olympiade B.V. ten laste van [verweerders]. gelegde conservatoire beslagen.
3.16. Mevrouw [verweerster] heeft de koopovereenkomst bij conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie in de door [eiser] geëntameerde procedure vernietigd, vanwege het ontbreken van haar toestemming in de zin van artikel 1:88 lid 1 sub a Burgerlijk Wetboek (BW).
4. Het geschil
in de zaak 07-1215
in conventie
4.1. [eiser] vordert, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut, veroordeling van [verweerders]. primair tot nakoming van de tussen hen en [eiser] gesloten overeenkomst op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag dat [verweerders]. in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, subsidiair tot vergoeding van de door [eiser] geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, kosten rechtens.
4.2. [verweerders]. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
4.3. [verweerders]. vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat [eiser] aansprakelijk is voor de schade die [verweerders]. heeft geleden en nog zal lijden doordat de levering aan [partij] inzake de koopovereenkomst op 9 augustus 2007 niet kan plaatsvinden, welke schade nader zal worden opgemaakt bij staat;
II. [eiser] te veroordelen tot vergoeding aan [verweerders]. binnen 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis van een voorschot op de nog te begroten schade welk voorschot wordt bepaald op € 50.000,--;
III. [eiser] te veroordelen aan [verweerders]. te betalen alle schade die [verweerders]. heeft geleden door de gedragingen van [eiser], tot op heden begroot op € 40.000,-- en voorts te verklaren dat [eiser] aansprakelijk is voor alle overige door [verweerders]. hierdoor geleden schade nader op te maken bij staat;
IV. [eiser] te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente vanaf de dag dat [eiser] in verzuim is met de betaling van voornoemde schade. [eiser] is in ieder geval in verzuim vanaf de dag van het indienen van deze eis in reconventie.
V. met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4.4. [eiser] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de zaak 07-1434
in conventie
4.5. Olympiade B.V. vordert na wijziging van eis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verweerders]. te veroordelen om:
I. aan Olympiade B.V. te betalen € 26.328,75 inclusief BTW wegens factuur commissiekosten;
II. aan Olympiade B.V. te betalen € 1.912,-- wegens buitengerechtelijke kosten;
III. aan Olympiade B.V. te betalen € 127,51 wegens rente, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der voldoening over de hoofdsom ad € 26.328,75;
IV. in de kosten van deze procedure alsmede de beslagprocedure.
4.6. [verweerder] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
[verweerders]. vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- te verklaren voor recht dat Olympiade B.V. onrechtmatig heeft gehandeld door de beslagen te leggen en te handhaven zoals zij heeft gedaan, althans;
- te verklaren voor recht dat Olympiade B.V. in strijd heeft gehandeld met de bestaande overeenkomst door de beslagen te leggen en te handhaven zoals zij heeft gedaan;
- Olympiade B.V. te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding nader op te maken bij staat;
- Olympiade B.V. te veroordelen in de kosten van het geding.
5. De beoordeling
in de zaak 07-1215
in conventie
5.1. [eiser] heeft aan zijn eis ten grondslag gelegd dat tussen hem en [verweerders]. op 25 mei 2007 een mondelinge koopovereenkomst tot stand in gekomen ter zake het pand tegen een koopsom van € 442.500,-- kosten koper. [eiser] vordert thans primair nakoming en subsidiair schadevergoeding.
5.2. [verweerders]. heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vorderingen. [verweerders]. betwist dat er een koopovereenkomst tot stand gekomen is tussen hem en [eiser]. Er is geen sprake geweest van wilsovereenstemming. Voorts staat het bepaalde in artikel 7:2 BW aan totstandkoming van een overeenkomst in de weg nu het pand mede bestaat uit een woning, waar [verweerders]. woonachtig is en [verweerders]. een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf zodat het schriftelijkheidsvereiste voor de totstandkoming van een koopovereenkomst geldt. Voor het geval geoordeeld zou moeten worden dat er wel een koopovereenkomst tot stand is gekomen heeft [eiser] [verweerders]. nimmer in gebreke gesteld. Voorts heeft mevrouw [verweerster] deze overeenkomst vernietigd vanwege het ontbreken van haar toestemming als bedoeld in artikel 1:88 BW aangezien het pand mede bestaat uit de echtelijke woning, aldus [verweerders].
Artikel 1:88 BW
5.3. De rechtbank zal eerst het beroep van [verweerders]. op artikel 1:88 BW behandelen als het meest verstrekkende verweer, in die zin dat indien komt vast te staan dat mevrouw [verweerster] met recht een beroep op vernietiging heeft gedaan de overeenkomst geacht moet worden nooit te zijn gesloten. In die situatie kan in het midden blijven of tussen de heer [verweerder] en [eiser] wilsovereenstemming is bereikt met betrekking tot de (ver)koop van het pand en of daarvoor al dan niet het schriftelijkheidsvereiste als bedoeld in artikel 7:2 BW zou hebben gegolden.
5.4. De rechtbank stelt voorop dat op de voet van artikel 1:88 BW een echtgenoot toestemming behoeft van de andere echtgenoot voor de overeenkomst strekkende tot vervreemding van een door de echtgenoten tezamen of door de andere echtgenoot alleen bewoonde woning. Indien een echtgenoot zonder toestemming van de andere echtgenoot toch een dergelijke, met artikel 1:88 BW strijdige koopovereenkomst is aangegaan, kan de andere echtgenoot de overeenkomst overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:89 BW vernietigen.
5.5. [eiser] heeft betwist dat de heer en mevrouw [verweerster] met elkaar gehuwd zijn. [eiser] heeft voorts betwist dat toestemming ex artikel 1:88 BW noodzakelijk was alsmede dat er sprake is van een door [verweerders]. gezamenlijk bewoonde woning stellende dat [verweerders]. in november 2006 een andere woning hebben gekocht. Ten slotte heeft [eiser] zich op het standpunt gesteld dat het bepaalde in artikel 1:88 BW niet bedoeld is voor de onderhavige situatie waarbij het gaat om een verschil in koopprijs tussen € 442.500,-- en € 450.000,--, zodat toepassing daarvan in strijd met de redelijkheid en billijkheid zou zijn.
5.6. Door [eiser] is niet betwist dat mevrouw [verweerster] geen toestemming heeft gegeven voor de verkoop van de echtelijke woning als bedoeld in artikel 1:88 BW. De rechtbank zal dit dan ook als vaststaand aannemen. Vast staat voorts dat mevrouw [verweerster] de overeenkomst bij conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie heeft vernietigd.
5.7. De rechtbank zal thans dienen te beoordelen of toestemming noodzakelijk was, in het bijzonder of er sprake is van (de verkoop van) een woning in de zin van artikel 1:88 BW en derhalve of het beroep op vernietiging van de koopovereenkomst overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:89 BW slaagt.
5.8. Het begrip woning in artikel 1:88 BW betreft een door de echtgenoten tezamen of door de andere echtgenoot alleen bewoonde woning of van zaken die bij een zodanige woning behoren. Dit begrip zal in overeenstemming met de strekking van de bepaling ruim moeten worden uitgelegd, zodat er mede onder wordt gerekend het woongedeelte van een bedrijfspand. De vraag of ingevolge art. 1:88 BW toestemming is vereist voor de verkoop de woning moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden ten tijde van het aangaan van de rechtshandeling waarvan de rechtsgeldigheid wordt betwist (vgl. Hoge Raad 4 juni 2004, NJ 2004/397).
5.9. Voor een geslaagd beroep op artikel 1:89 BW zal derhalve eerst moeten komen vast te staan dat de heer [verweerder] en mevrouw [verweerster] - zoals zij stellen - ten tijde van de door [eiser] gestelde koop met elkaar gehuwd waren en dat zij de woning in het pand bewoonden, op de wijze als bedoeld in artikel 1:88 BW. Nu [verweerders]. zich op de rechtsgevolgen van zijn stelling beroept dat het de verkoop van de door de echtgenoten gezamenlijk bewoonde woning betreft en [eiser] deze stelling gemotiveerd heeft betwist, rust ingevolge artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op [verweerders]. de last zijn stelling te bewijzen. [verweerders]. zal derhalve worden toegelaten te bewijzen dat de heer en mevrou[verweerders] op het moment dat de door [eiser] gestelde overeenkomst tot stand zou zijn gekomen, te weten 25 mei 2007 met elkaar gehuwd waren en dat de woning in het pand op dat moment door hen werd bewoond in de zin van artikel 1:88 BW. De vraag waar echtgenoten wonen moet worden beantwoord aan de hand van artikel 1:10 e.v. BW.
5.10. Indien [verweerders]. slaagt in het hem opgedragen bewijs, zal vast komen te staan dat er sprake is van een door de echtgenoten bewoonde woning in de zin van artikel 1:88 BW zodat voor vervreemding daarvan toestemming van de andere echtgenoot noodzakelijk is. In dat geval zal het beroep van [verweerders]. op vernietiging van de koopovereenkomst ex artikel 1:89 BW in beginsel slagen.
5.11. In het onderhavige geval betreft het een koopovereenkomst die niet alleen ziet op een woning maar tevens op bedrijfsruimte en daarbij behorende goodwill en inventaris. In dit verband zijn er twee vragen aan de orde. Ten eerste de vraag of aan de niet handelende echtgenoot ook een beroep op vernietiging ex artikel 1:89 BW toekomt indien er, zoals in het onderhavige geval, sprake is van een koopovereenkomst die méér omvat dan de woning in de zin van artikel 1:88 BW. Een tweede vraag is of de koopovereenkomst voor zover die ziet op de bedrijfsruimte het lot van de echtelijke woning volgt, in die zin dat vernietiging van de koopovereenkomst ex artikel 1:89 BW met zich brengt dat de gehele koopovereenkomst - dus ook voor zover die niet ziet op de woning als bedoeld in artikel 1:88 BW - rechtsgeldig is vernietigd.
5.12. De rechtbank is van oordeel dat beide vragen - behoudens in geval van bijzondere feiten en omstandigheden die in het onderhavige geval zijn gesteld noch anderszins gebleken - bevestigend moeten worden beantwoord. Zij stelt hierbij voorop dat de ratio van artikel 1:88 BW is de niet handelende echtgenoot te beschermen ten opzichte van de handelende echtgenoot. Het gaat daarbij om bescherming van het woonmilieu van de echtelieden, en indien daarvan sprake is, het gezin. Ook voor onroerende zaken die deels voor wonen en deels voor de bedrijfsuitoefening gebruikt worden vallen onder het toestemmingsvereiste van artikel 1:88 BW. Een rechtshandeling met betrekking tot een dergelijke zaak zal dan immers mede gevolgen hebben voor het woongedeelte van die zaak. Dit brengt met zich dat indien het - zoals in het onderhavige geval - gaat om een overeenkomst die meer omvat dan de vervreemding van de echtelijke woning in de zin van artikel 1:88 BW, maar waarvan het meerdere onlosmakelijk verbonden is met laatstbedoelde woning waardoor de overeenkomst in die zin niet deelbaar is, aan de niet handelende echtgenoot een beroep op vernietiging van die overeenkomst toekomt en vernietiging op grond van artikel 1:89 BW de nietigheid van de gehele overeenkomst met zich zal brengen. Een andere lezing zou in strijd zijn met de ratio van deze wetsbepaling aangezien dat ertoe zou leiden dat aan een niet handelende echtgenoot geen beroep op vernietiging toekomt zodra het betreft een overeenkomst waarbij in één overeenkomst naast de echtelijke woning andere (on)roerende zaken worden verkocht. Een dergelijke uitleg zou afbreuk doen aan de bescherming die artikel 1:88 BW juist beoogt te bieden. Voor het oordeel dat het vernietigingsberoep ex artikel 1:89 BW tot gevolg heeft dat de gehele overeenkomst wordt vernietigd vindt de rechtbank steun in het arrest van de Hoge Raad d.d. 23 maart 2008, LJN: BC2837.
5.13. In dit kader overweegt de rechtbank ten overvloede dat [eiser] geen feiten en omstandigheden heeft gesteld die kunnen leiden tot het oordeel dat er in casu sprake is van een overeenkomst die deelbaar is of waarvan de echtelijke woning slechts een ondergeschikt onderdeel uitmaakt, zodat het beroep op vernietiging door [verweerders]. niet of niet volledig zou slagen. [eiser] heeft zich, met een verwijzing naar de uitspraak van de voorzieningenrechter te Utrecht d.d. 13 juli 2007, beperkt tot de enkele stelling dat van een toestemmingsvereiste niet is gebleken. Hiermee heeft [eiser] niet kunnen volstaan.
5.14. [eiser] heeft ten slotte gesteld dat een beroep op artikel 1:88 BW in het onderhavige geval in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Het had op de weg van [eiser] gelegen om concrete feiten en omstandigheden te stellen die tot het oordeel kunnen leiden dat een beroep op artikel 1:88 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Nu hij dat heeft nagelaten kan deze stelling niet tot enig ander oordeel leiden.
5.15. Uit het vorenstaande volgt dat indien [verweerders]. slaagt in het leveren van het opgedragen bewijs, het beroep van mevrouw [verweerster] op vernietiging van de koopovereenkomst doel zal treffen. In dat geval zal de toewijzing van de vordering van [eiser], gesteld dat er ondanks de betwisting daarvan geoordeeld zou worden dat tussen [verweerders]. en [eiser] een koopovereenkomst tot stand is gekomen, alleen al daarop afstuiten.
5.16. In afwachting van de uitkomst van de aan [verweerders]. opgedragen bewijslevering zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden.
in reconventie
5.17. De rechtbank houdt iedere beslissing aan.
in de zaak 07-1434
in conventie
5.18. De rechtbank zal iedere beslissing in deze zaak in afwachting van de hiervoor in r.o. 5.9 genoemde bewijslevering door [verweerders]. aanhouden. Olympiade B.V. heeft haar vordering immers gebaseerd op de tussen haar en [verweerders]. bestaand hebbende bemiddelingsovereenkomst op grond waarvan haar een (bemiddelings)vergoeding zou toekomen vanwege het tot stand komen van de koopovereenkomst tussen [eiser] en [verweerders]. Indien het beroep op vernietiging van mevrouw [verweerster] slaagt brengt dit ingevolge artikel 3:53 BW met zich dat de koopovereenkomst nietig is geweest vanaf het moment waarop zij werd gesloten. Dit betekent in dat geval dat de grondslag aan de vordering van Olympiade B.V. zal komen te ontvallen. Dit is voor de rechtbank aanleiding iedere beslissing in deze procedure aan te houden.
in reconventie
5.19. De rechtbank houdt iedere beslissing aan.
6. De beslissing
De rechtbank
De procedure in de zaak 07-1215
in conventie en reconventie:
6.1. draagt [verweerders]. op te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat de heer [verweerder] en mevrouw [verweerster] op 25 mei 2007 met elkaar gehuwd waren. De rechtbank neemt vooralsnog aan dat [verweerders]. bovenbedoeld bewijs zal willen leveren door middel van geschrift, zoals door overlegging van een uittreksel uit de burgerlijke stand of afschrift van een huwelijksakte. [verweerders]. zal dat bij akte in het geding kunnen brengen. De rechtbank verwijst de zaak hiertoe (met in achtneming van een termijn van 4 weken) naar de rolzitting van 30 juli 2008. [eiser] zal met inachtneming van een termijn van 4 weken in de gelegenheid worden gesteld om daarop bij antwoordakte te reageren,
6.2. draagt [verweerders]. op te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat de heer [verweerder] en mevrouw [verweerster] de zich in de onroerende zaak aan de Baambrugse Zuwe 198-200 te Vinkeveen bevindende woning op 25 mei 2007 bewoonden, zoals hiervoor in r.o. 5.9 omschreven.
6.3. bepaalt dat, indien [verweerders]. het bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. G.V.M. Veldhoen in het gerechtsgebouw te Utrecht aan Vrouwe Justitiaplein 1 op 11 november 2008 van 9.00 uur tot 12.30 uur,
6.4. bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank ter attentie van de secretaresse (mevrouw H. Alberts kamer A.2.16) - om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op genoemde datum,
6.5. bepaalt dat, indien [verweerders]. het bewijs niet door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en / of door een ander bewijsmiddel, dit binnen twee weken na de datum van deze uitspraak schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van de secretaresse (mevrouw H. Alberts kamer A.2.16) - en aan de wederpartij moet opgeven,
6.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
6.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
De procedure in de zaak 07-1434
In conventie en reconventie:
6.8. houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, mr. J.P.H. van Driel van Wageningen en mr. G.V.M. Veldhoen en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2008.