Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 232871 / HA ZA 07-1234
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. J. Ran,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procureur mr. N.J. Hos.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 oktober 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 4 januari 2008
- de akte tot wijziging van eis in reconventie van [gedaagde]
- de antwoordakte van [eiseres].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
in conventie en in reconventie
2.1. [eiseres] en [gedaagde] zijn op 8 maart 1994 in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Bij beschikking van 18 maart 2004 heeft de rechtbank Arnhem de echtscheiding uitgesproken. Het huwelijk is op 23 maart 2004 ontbonden.
2.2. Partijen hebben in een echtscheidingsconvenant onder meer vastgelegd dat alle roerende zaken aan [eiseres] worden toebedeeld, met dien verstande dat [gedaagde] gebruik mag blijven maken van de auto. Ten aanzien van de schulden is in het convenant bepaald dat partijen elkaar over en weer vrijwaren voor aanspraken terzake van schulden en andere verplichtingen die [eiseres] respectievelijk [gedaagde] krachtens het convenant voor haar of zijn rekening neemt.
2.3. Over de volledige afwikkeling van de schulden van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap bestaat tussen partijen geen overeenstemming.
3.1. [eiseres] vordert – samengevat – verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap volgens het in de dagvaarding opgenomen voorstel, alsmede veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan haar van EUR 6.821,75, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [eiseres] stelt dat partijen verdeeld zijn over de wijze waarop de betaling van de huwelijkse schulden dient te worden verrekend. [gedaagde] heeft een aantal schulden betaald en [eiseres] kan ermee instemmen de helft van die betalingen aan hem te vergoeden. Echter, [eiseres] heeft ook een aantal schulden voor haar rekening genomen en heeft terzake recht op een vergoeding door [gedaagde] aan haar. Het gaat dan om een lening van EUR 5.000,00, verstrekt door haar broer, en schulden aan het OM, Centraal Beheer, Wehkamp en Vodafone. De vóór het einde van het huwelijk afbetaalde schulden, zoals aan Autofier dienen, anders dan [gedaagde] wil, niet te worden meegenomen bij de verdeling.
3.3. [gedaagde] voert als verweer aan dat er meer schulden in de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap zitten dan [eiseres] stelt. Hij lost op een aantal van die schulden nog steeds af. De schuld bij Autofier is pas na 23 maart 2004 geheel voldaan door betaling door hem van EUR 1.050,23. De lening van EUR 5.000,00 is al voor het einde van het huwelijk afgelost en [eiseres] heeft geen bewijsstukken in het geding gebracht die een aflossing na 23 maart 2004 laten zien. De omvang en het ontstaan van de schuld aan het OM zijn door de vrouw niet duidelijk gemaakt.
3.4. [gedaagde] vordert – samengevat –, na wijziging van eis, verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap, zo dat ieder der partijen de helft van de van die gemeenschap deel uitmakende goederen en schulden zal worden toegedeeld, alsmede veroordeling van [eiseres] tot betaling aan [gedaagde] van EUR 769,44, vermeerderd met rente en kosten.
3.5. [gedaagde] stelt dat hij een vordering van EUR 524,44 op [eiseres] heeft. Hij heeft dit bedrag ten behoeve van haar betaald aan mr. Zegelink, voormalig advocaat van [eiseres], in verband met een onder hem ten laste van [eiseres] gelegd executoriaal derdenbeslag op de kinderalimentatie. [gedaagde] heeft echter over dezelfde periode ook de kinderalimentatie aan [eiseres] zelf betaald, zodat er een dubbele betaling heeft plaatsgevonden. [eiseres] dient hem het teveel betaalde terug te betalen. Daarnaast stelt [gedaagde] dat de betaling over de maand februari 2007 van EUR 245,00 een dubbele betaling van kinderalimentatie betreft, omdat dit bedrag tevens door een deurwaarder is geïnd.
3.6. [eiseres] voert als verweer aan primair dat [gedaagde] in zijn reconventionele vordering wat betreft de wijziging niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat hij zijn eis te laat heeft verhoogd. Subsidiair voert zij aan dat er geen dubbele inning heeft plaatsgevonden omdat verrekening van kinderalimentatie op grond van de wet niet mag. Het betaalde bedrag van EUR 524,44 heeft betrekking op de maanden januari tot en met maart 2006. [gedaagde] had zelf het door hem betaalde bedrag moeten terugvorderen van de deurwaarder van mr. Zegelink.
in conventie en in reconventie
4.1. Nu de vorderingen in conventie en reconventie strekken tot verdeling en toedeling in verband met het einde van het huwelijk van partijen zal de rechtbank deze hieronder gezamenlijk beoordelen. Gezien het echtscheidingsconvenant en de stellingen van partijen gaat de rechtbank er met betrekking tot de tot de inboedel behorende zaken alsmede de auto vanuit dat de verdeling daarvan reeds feitelijk heeft plaatsgevonden, en dat het thans gaat over de onverdeeld gebleven schulden.
4.2. De schulden waar partijen het over eens zijn dat [gedaagde] deze voor zijn rekening heeft genomen na 23 maart 2004, en terzake waarvan [eiseres] een vordering van de helft hiervan op [eiseres] heeft, zijn de volgende:
Skala EUR 268,74
Amicon Zorgverzekeraar 1.152,05
Amico Zorgverzekeraar 307,39
Orange 1.532,86
Orange 100,00
totaal EUR 3.361,04
4.3. Wat de door [eiseres] opgevoerde schulden betreft, waartegen [gedaagde] verweer voert, oordeelt de rechtbank, per schuld, als volgt.
lening broer
4.3.1. Dat [eiseres] en [gedaagde] van de broer van [eiseres] EUR 5.000,00 hebben geleend, volgt uit de door [eiseres] in het geding gebrachte overeenkomst van geldlening van 23 maart 2003, waarin staat vermeld dat dit bedrag op verschillende data aan [gedaagde] is geleend. [gedaagde] betwist deze lening op zich niet, echter wel dat [eiseres] deze lening pas na 23 maart 2004 heeft afgelost. Hij voert aan dat de lening al tijdens het huwelijk, vanaf april 2003, contant door [eiseres] is afbetaald. Hij wijst er in dit verband op dat [eiseres] niet eerder in de uitvoerige correspondentie deze geldlening heeft opgevoerd en dat door haar geen bewijsstukken zijn overgelegd waaruit van de aflossingen na 23 maart 2004 blijkt. Ter comparitie, waar [eiseres] niet is verschenen, heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat wat partijen maandelijks overhielden op de lening aflosten en dat dit soms EUR 200,00 was.
[eiseres] heeft haar stelling niet nader onderbouwd. Nu uit de stukken waar [eiseres] zich op beroept niet blijkt dat zij pas na de ontbinding van het huwelijk de geleende bedragen heeft terugbetaald, is in deze procedure niet komen vast te staan dat de schuld tot de te verdelen vermogensbestanddelen behoorde en dat [eiseres] uit dien hoofde aanspraak heeft op vergoeding van de helft van de betaalde bedragen.
schuld aan Centraal Beheer
4.3.2. Wat betreft de schuld aan Centraal Beheer stelt [eiseres] dat deze
EUR 1.709,89 bedroeg en dat zij hierop een bedrag van EUR 936,38 heeft betaald. Ter onderbouwing van haar stelling heeft [eiseres] een vonnis van de kantonrechter te Nijmegen van 19 mei 2000 in het geding gebracht, waarin zij is veroordeeld tot betaling aan Centraal Beheer van f. 1.112,34, vermeerderd met de wettelijke rente en de proceskosten van f. 518,08 (omgerekend totaal EUR 739,86). Verder heeft zij een aan haar gerichte brief van 17 januari 2006 van de incasserende deurwaarder in het geding gebracht, waarin de totale schuld van EUR 1.709,89 staat vermeld, de gedane betalingen van
EUR 936,39 en het nog resterende bedrag van EUR 773,51. Met name gelet op die brief
– waarvan [gedaagde] de inhoud niet heeft weersproken – passeert de rechtbank het verweer dat niet duidelijk is wat er is afgelost en dat de schuld tijdens het huwelijk kan zijn afgelost gezien de datum van het vonnis. Deze schuld en de door [eiseres] gedane betalingen daarop zullen dan ook bij de verdeling in aanmerking worden genomen.
schuld aan Wehkamp
4.3.3. Terzake van de schuld bij Wehkamp volgt uit de door [eiseres] in het geding gebrachte stukken dat in de periode van 14 januari 1999 tot 22 januari 2001 een schuld is ontstaan in verband met door Wehkamp aan [eiseres] verkochte zaken, alsmede dat hierover in de periode van januari 1999 tot en met november 2001 rente verschuldigd is geworden. Uit de brief van de incasserende deurwaarder van 21 februari 2006 aan [eiseres] blijkt dat de hoofdsom EUR 3.323,67 bedraagt en dat met (proces- en executie)kosten alsmede rente, de schuld in totaal EUR 5.593,13 bedraagt. Tegenover deze voldoende onderbouwde stelling dat de huwelijkse schuld aan Wehkamp nog niet is betaald, heeft [gedaagde] ter comparitie slechts het bestaan van die schuld betwist, zonder deze betwisting nader te motiveren. Bij de verdeling zal deze schuld dan ook worden meegenomen.
schuld aan het OM
4.3.4. [eiseres] voert een schuld op aan het OM van EUR 3.220,00, terzake waarvan zij stelt na 23 maart 2004 EUR 700,00 te hebben afbetaald en maandelijks EUR 50,00 af te lossen. Zij heeft daartoe een brief in het geding gebracht van 7 januari 2007, waarin slechts wordt vermeld dat er betaling zal worden toegestaan van maandelijkse termijnen van EUR 50,00. Niet vermeld wordt het totaal verschuldigde bedrag of de datum waarop de schuld is ontstaan. In het licht van het verweer van [gedaagde], dat hij stukken wil zien waaruit blijkt wanneer de schuld is ontstaan en welk bedrag [eiseres] al heeft betaald, heeft [eiseres], nu zij niet ter comparitie is verschenen en geen nadere inlichtingen heeft verstrekt, haar stellingen onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. Dit brengt mee dat ook deze schuld niet bij de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap kan worden meegenomen.
schuld aan Vodafone/Libertel
4.3.5. Terzake van de door [eiseres] opgevoerde schuld aan Vodafone/Libertel van EUR 1.481,62 stelt zij dat zij hierop na 23 maart 2004 een bedrag van EUR 100,00 heeft betaald. [gedaagde] heeft het bestaan en de hoogte van deze huwelijkse schuld niet betwist en deze schuld zal dan ook worden meegenomen bij de verdeling.
4.4. Wat de door [gedaagde] opgevoerde schulden betreft, waartegen [eiseres] verweer voert, oordeelt de rechtbank als volgt.
schuld bij de Postbank en schuld aan Garage Schuiling
4.4.1. De door [gedaagde] genoemde schuld bij de Postbank van EUR 1.087,30, waarop hij al EUR 200,00 heeft afgelost, alsmede de schuld aan Garage Schuiling van EUR 1.421,45, terzake waarvan hij stelt dat hij hierop inmiddels EUR 700,00 heeft afbetaald, zijn door [eiseres] niet betwist en zullen dan ook bij de verdeling worden meegenomen.
schuld aan Autofier
4.4.2. [gedaagde] heeft gesteld dat er een huwelijkse schuld is aan Autofier, en dat hij op die schuld na 23 maart 2004 nog EUR 1.050,23 heeft afbetaald. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft hij brieven van de incasserende deurwaarder in het geding gebracht, waaronder een brief van 11 mei 2004, waarin een restschuld van EUR 1.050,23 staat vermeld, alsmede bankafschriften waaruit de maandelijkse betalingen aan de deurwaarder blijken. [gedaagde] heeft hiermee en bij gebreke van een gemotiveerde betwisting door [eiseres] zijn stelling voldoende onderbouwd en deze schuld dient dan ook bij de verdeling te worden meegenomen.
4.5. Hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen leidt tot de volgende slotsom ten aanzien van de toedeling en de waarde van de passiva.
4.6.
Aan [eiseres] wordt toegedeeld:
passiva:
- Centraal Beheer EUR 1.709,89
- Wehkamp 5.593,13
- Vodafone/Libertel 1.481,62
Totaal EUR 8.784,64
Aan [gedaagde] wordt toegedeeld:
passiva:
- Skala EUR 268,74
- Amicon Zorgverzekeraar 1.152,05
- Amico Zorgverzekeraar 307,39
- Orange 1.532,86
- Orange 100,00
- Postbank 1.087,30
- Garage Schuiling 1.421,45
- Autofier 1.050,23
Totaal EUR 6.920,02
4.7. Aangezien [eiseres] vermogensbestanddelen met in totaal een groter negatief saldo voor haar rekening neemt dan [gedaagde], dient hij haar per saldo te vergoeden EUR 932,31. Hij zal daartoe worden veroordeeld.
De door [eiseres] medegevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang van de dag van dit vonnis. Voordien waren immers de omvang en verdeling van de gemeenschap noch de (hoogte van de) te verrekenen bedragen vastgesteld, zodat geen sprake was van een vordering tot betaling van een geldsom waarvan [gedaagde] in verzuim was.
4.8. De rechtbank oordeelt ten aanzien van het gevorderde bedrag van EUR 524,44 als volgt. Nu [eiseres] op zichzelf niet heeft betwist dat [gedaagde] tweemaal over dezelfde periode kinderalimentatie heeft voldaan, eenmaal aan mr. Zegelink onder het derdenbeslag en eenmaal aan [eiseres], dient hiervan te worden uitgegaan. Met die dubbele betaling door [gedaagde] is echter, anders dan door [eiseres] is aangevoerd, geen sprake van een verrekening met kinderalimentatie die niet zou zijn toegestaan. Immers, door de betaling heeft [gedaagde] niet een vordering van zichzelf op [eiseres] verrekend, maar heeft hij een schuld van [eiseres] aan mr. Zegelink voor haar betaald, door middel van de door hem aan haar verschuldigde kinderalimentatie. Als zij dan nogmaals de kinderalimentatie over dezelfde periode bij [gedaagde] int, kan hij aanspraak maken op (terug)betaling van het bedrag van EUR 524,44 van haar. Niet valt in te zien waarom [gedaagde] zich dan tot mr. Zegelink zou moeten wenden, te minder nu [eiseres] de vordering van mr. Zegelink op haar (inhoudelijk) niet heeft betwist. Dit gedeelte van de vordering is dan ook toewijsbaar.
4.9. Wat betreft het primaire verweer van [eiseres] ten aanzien van de vordering van EUR 245,00, dat [gedaagde] niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat hij in strijd met de goede procesorde handelt door pas na de comparitie de eis te wijzigen, oordeelt de rechtbank als volgt. Een wijziging van eis is ingevolge artikel 130 Rv mogelijk zolang de rechtbank nog geen eindvonnis heeft gewezen. De enkele omstandigheid dat [gedaagde] zijn eis heeft gewijzigd na de comparitie maakt dan ook niet dat gesproken kan worden van strijd met een goede procesorde. De rechtbank heeft [gedaagde] na de comparitie, waar [eiseres] niet aanwezig was, in de gelegenheid gesteld bij akte zijn eis te wijzigen. Vervolgens heeft [eiseres] de gelegenheid gekregen en ook genomen om op die wijziging bij akte te reageren. Andere omstandigheden dan het enkele tijdstip van de eiswijziging die maken dat er sprake zou zijn van strijd met de goede procesorde zijn niet gesteld of gebleken. Het beroep op niet-ontvankelijkheid kan dan ook niet slagen.
4.10. Over de gestelde dubbele betaling van EUR 245,00 over februari 2007 oordeelt de rechtbank als volgt. Uit een door [gedaagde] in het geding gebracht bankafschrift blijkt dat op 30 januari 2007 een bedrag van EUR 245,00 van zijn bankrekening is afgeschreven ten behoeve van [eiseres], onder vermelding van ‘alimentatie februari’. [eiseres] heeft een brief van de deurwaarder van 30 januari 2008 in het geding gebracht, waarin is opgenomen een bedrag van EUR 2.763,68 als zijnde verschuldigd door [gedaagde], een bedrag van EUR 1.111,20 ontvangen door de deurwaarder en een bedrag van
EUR 1.652,48 ontvangen door [eiseres]. Uit deze brief kan – mede gelet op een eerdere brief van 12 maart 2007 van diezelfde deurwaarder aan [gedaagde], waarin een achterstand van [gedaagde] is opgenomen van EUR 821,82 – niet de conclusie worden getrokken dat [gedaagde] EUR 245,00 over de maand februari 2007 dubbel zou hebben betaald. Dit gedeelte van de vordering dient dan ook te worden afgewezen.
in conventie en in reconventie
4.11. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.12. De rechter, ten overstaan van wie de comparitie van partijen op 4 januari 2008 is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen.
in conventie en in reconventie
5.1. stelt de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap vast als overwogen in 4.6.,
5.2. veroordeelt [gedaagde] wegens overbedeling tot betaling aan [eiseres] van EUR 932,31 (negenhonderd tweeëndertig euro en eenendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 juli 2008 tot de dag der voldoening,
5.3. bepaalt dat partijen elk gehouden zijn om de helft van de kosten, verbonden aan de uitvoering van deze verdeling, te voldoen,
5.4. veroordeelt [eiseres] aan [gedaagde] te betalen EUR 524,44 (vijfhonderd vierentwintig euro en vierenveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2007 tot aan de dag der voldoening,
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A. Krenning en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2008.