ECLI:NL:RBUTR:2008:BD4443

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
2 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
228527/ FA RK 07-1818
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning van vaderschap en de rol van de bijzondere curator in het familierecht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht, betreft het een verzoek tot vernietiging van de erkenning van een minderjarige door de juridische vader. De zaak is gestart met een verzoekschrift dat op 13 juni 2007 is ingediend, waarbij mr. E.J.A.A. van Dal is benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige. De kinderrechter heeft op 8 oktober 2007 een zitting gehouden, waarbij besloten is om een raadsonderzoek te gelasten in plaats van een eindbeschikking. Dit besluit is genomen om de belangen van de minderjarige te waarborgen, aangezien er twijfels bestonden over de biologische afstamming van de minderjarige en de rol van de juridische vader.

De kinderrechter heeft in haar beoordeling benadrukt dat er geen belangenafweging plaatsvindt, maar dat het gaat om de vraag of de ontkenning van het vaderschap aanvaardbaar is. De kinderrechter heeft hierbij het belang van de minderjarige vooropgesteld en verwezen naar eerdere jurisprudentie. De juridische vader heeft aangegeven dat hij zowel financieel als emotioneel een belangrijke rol in het leven van de minderjarige wil blijven spelen, en dat hij niet uitsluit in de toekomst opnieuw tot erkenning over te gaan.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ontkenning van het vaderschap verstrekkende gevolgen heeft voor de minderjarige en dat er grote zorgvuldigheid geboden is. Daarom is besloten om de zaak aan te houden in afwachting van het raadsonderzoek, dat noodzakelijk wordt geacht om de belangen van de minderjarige goed te kunnen beoordelen. De rechtbank heeft de zaak pro forma aangehouden tot de terechtzitting van 7 februari 2008, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rekestnummer: 228527 / FA RK 07-1818
aanvullende beschikking vernietiging erkenning
Beschikking van 2 januari 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
de man,
procureur mr. L.H. van der Schaaf,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
nader te noemen de vrouw,
met als overige belanghebbenden:
MR. E.J.A.A. VAN DAL,
kantoorhoudende te Utrecht,
in zijn hoedanigheid van bijzondere curator
over de minderjarige [minderjarige belanghebbende],
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
vestiging Utrecht.
1. Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van het ter griffie ingediende verzoekschrift tot vernietiging van erkenning.
Bij beschikking van 13 juni 2007 heeft deze rechtbank mr. Van Dal benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de nadien ingekomen stukken, waaronder een verslag d.d. 4 juli 2007 van mr. Van Dal en de reactie hierop van mr. Van der Schaaf
d.d. 9 juli 2007.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 8 oktober 2007.
Op 20 november 2007 heeft de rechtbank een brief ontvangen van mr. Van der Schaaf en op 3 december 2007 van mr. Van Dal.
Vervolgens heeft de rechtbank op 7 december 2007 een brief van de Raad voor de Kinderbescherming ontvangen.
2. Vaststaande feiten
- Op [geboortedatum] is te [geboorteplaats] uit de vrouw gebo¬ren de minderjarige [minderjarige belanghebbende].
- Voormelde minderjarige is op [datum] erkend door de man, waarvan op
[datum] een latere vermelding is opgemaakt.
- De man, de vrouw en de minderjarige hebben de Nederlandse nationaliteit.
3. Beoordeling van het verzochte
Kinderrechter heeft naar aanleiding van de zitting op 8 oktober 2007 besloten in de onderhavige zaak geen eindbeschikking te wijzen, maar een raadsonderzoek te gelasten. Hierbij wordt verwezen naar het proces-verbaal van 8 oktober 2007. Vervolgens heeft de kinderrechter een brief van mr. Van der Schaaf ontvangen met daarin een verzoek tot heroverweging. Volgens de raadsvrouwe van de man biedt artikel 1:205 BW geen ruimte voor een belangenafweging. De bijzondere curator heeft de rechtbank bij brief van 29 november 2007 bericht dat hij een raadsonderzoek niet opportuun acht. Een eventueel raadsonderzoek in het kader van een belangenafweging doet niets af aan het feit dat [minderjarige] geïnformeerd zal worden dat de heer [eiser] niet zijn biologische vader is, aldus
mr. Van Dal.
De kinderrechter ziet, gelet op de reacties van de procureur van de man en de bijzondere curator, aanleiding een aanvullende beschikking te wijzen als toelichting op de gelasting van het raadsonderzoek. De kinderrechter merkt als eerste op dat er geen sprake is van een belangenafweging, maar een onderzoek naar de vraag of ontkenning van het vaderschap naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid aanvaardbaar is, waarbij het belang van [minderjarige] voorop staat. De kinderrechter verwijst hierbij naar de bespreking bij de uitspraak van deze rechtbank van 8 september 1999 (NJ 2000,286) in de losbladige personen- en familierecht. In de onderhavige zaak gaat het om een juridische vader, die weliswaar naar partijen aannemen niet de verwekker van [minderjarige] is, maar wel tot nu toe wel de belangrijke rol van vader inneemt in leven van [minderjarige]. Los van het feit dat [minderjarige] zo snel mogelijk op de hoogte dient te worden gebracht dat zijn juridische vader niet zijn biologische vader is, is het de vraag of de ontkenning in het belang van [minderjarige] is. Zeker nu de man heeft aangegeven zowel financieel (door middel van verkeringspolissen) als emotioneel (via een omgangsregeling) een centrale rol in het leven van [minderjarige] wenst te blijven spelen en hij het niet uitsluit in de toekomst wederom tot erkenning van [minderjarige] over te zullen gaan, maar nu volgens de voor hem juiste (emotionele) reden. Ten aanzien van deze laatste redenering wenst de kinderrechter op te merken dat het nog maar de vraag is of een tweede erkenning tot de mogelijkheden behoort, nu de verwekker van [minderjarige] bekend is en niet uitgesloten kan worden dat hij vroeg of later alsnog het juridische vaderschap opeist. De mogelijkheid van de man om zowel biologisch als juridisch als de vader van [minderjarige] te boek te staan, en daarmee uitdrukking te geven aan de belangrijke rol die hij in het leven van [minderjarige] inneemt, is daarmee dan verkeken.
De kinderechter wenst voorts op te merken dat artikel 1:200 BW niet vereist dat de juridische vader ook de biologische vader is. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de Hoge Raad van 31 oktober 2003. Uit deze uitspraak kan worden opgemaakt dat over de ontkenning van het vaderschap niet wordt beslist voordat het kind zich daarover een weloverwogen oordeel kan vormen, ook al is uit DNA-onderzoek gebleken dat de juridische vader niet de biologische vader is. Gelet op de zeer verstrekkende gevolgen die toewijzing van het verzoek van de man tot gevolg hebben en het feit dat de ontkenning van het vaderschap met name [minderjarige] rechtsreeks raakt, acht de kinderrechter grote zorgvuldigheid geboden. De kinderrechter blijft bij haar beslissing dat een onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming gewenst is en komt dan ook niet terug op haar beslissing. De kinderrechter zal de zaak - onder verwijzing van het proces-verbaal van 8 oktober 2007 - wederom aanhouden.
4. Beslissing
4.1. De rechtbank houdt de zaak in afwachting van het raadsonderzoek PRO FORMA aan tot de terechtzitting van 7 februari 2008.
4.2. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. drs. S. Verhoeven, griffier, en in het openbaar uitgesproken op
2 januari 2008.?