ECLI:NL:RBUTR:2008:BD4307
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.G. Bakker
- L.E. Verschoor-Bergsma
- S. Bouwman
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wegens termijnoverschrijding in jeugdzaken
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 17 juni 2008, stond de verdachte terecht voor poging doodslag en poging zware mishandeling. De verdachte was op 18 september 2005 in verzekering gesteld en werd op 21 juni 2006 gedagvaard voor een zitting op 4 juli 2006. Tijdens deze zitting bleek dat het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) over bloedsporen niet in het dossier aanwezig was, wat leidde tot een aanhouding van de zaak. Het rapport van het NFI kwam pas op 9 maart 2007 binnen, waarna de zaak pas op 3 juni 2008 opnieuw werd behandeld. De rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn voor de behandeling van jeugdzaken, die 16 maanden bedraagt, met 17 maanden was overschreden. Deze overschrijding was voornamelijk te wijten aan de lange tijd die het openbaar ministerie nodig had om de zaak te behandelen, zonder dat er bijzondere omstandigheden waren die deze vertraging rechtvaardigden.
De rechtbank overwoog dat de verdachte ten tijde van het feit minderjarig was en dat hij sindsdien een andere veroordeling had ondergaan, maar dat het pedagogische element van de berechting door het tijdsverloop grotendeels was vervallen. De rechtbank concludeerde dat de behandeling van de zaak niet binnen een redelijke termijn had plaatsgevonden, zoals vereist door artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Daarom verklaarde de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging voor het onder 1 ten laste gelegde feit, waarmee de zaak werd afgesloten zonder verdere strafoplegging.